2012
De kracht van ons erfgoed
juli 2012


De kracht van ons erfgoed

Naar een toespraak, gehouden tijdens een haardvuuravond aan de Brigham Young University op 3 augustus 1980. Voor de volledige Engelstalige tekst van de toespraak zie speeches.byu.edu.

Ouderling L. Tom Perry

We hebben tegenwoordig net zozeer pioniersgeloof nodig als voorheen.

Ik heb altijd graag naar pioniersverhalen geluisterd. In mijn jeugd woonde mijn oma naast ons. Ze was acht jaar toen ze grotendeels te voet de vlakten overstak. Ze had zoveel herinneringen aan de pionierstijd dat ik urenlang geboeid naar haar kon zitten luisteren.

President Brigham Young (1801–1877) is altijd een van mijn grote helden geweest. Zijn antwoorden op problemen waren eenvoudig en fundamenteel, en de mensen hadden er veel aan. Ik verbaas me over zijn geestdrift en enthousiasme toen hij de heiligen naar het westen leidde.

Toen duidelijk werd dat de emigratiekosten voor nieuwe bekeerlingen van Europa naar Utah te hoog waren, werd aan president Young het idee voorgelegd om de prairies met handkarren over te trekken. President Young zag er meteen het voordeel van in — niet alleen de kostenbesparing, maar ook het fysieke voordeel voor de mensen die zo ver zouden lopen en na die ervaring fit en vitaal in de Salt Lake Valley aan zouden komen. Hij zei:

‘Wij vertrouwen erop dat zo’n karavaan sneller zal reizen dan elke ossenkaravaan die we kunnen organiseren. Ze moeten enkele goede melkkoeien hebben en een paar vleesrunderen om mee te drijven en naar behoefte te slachten. Op die manier vermijden we de kosten, het risico, het verlies en de complicaties van trekdieren en ontsnappen de heiligen effectiever aan de taferelen van smart, leed en dood die onze broeders en zusters zo vaak tot stof hebben doen vergaan.

‘Wij stellen voor om ervaren en gelovige mannen met de juiste instructies naar een geschikt uitrustingspunt te sturen en de bovenstaande instructies uit te voeren. Laat de heiligen die het daaropvolgende jaar willen immigreren daarom begrijpen dat er van hen verwacht wordt dat zij lopen en hun bagage over de vlakten trekken, en dat zij op geen andere wijze hulp van het [permanent emigratie]fonds ontvangen.’1

Tussen 1856 en 1860 volbrachten enkele duizenden heiligen met succes de handkarreis van 2.090 kilometer. Het succes van hun reizen werd uitsluitend bedorven door slechts twee noodlottige reizen, van de handkargroepen van Willie en Martin, die te laat in het jaar vertrokken om de vroege wintersneeuwval te vermijden. Maar let eens op de geniale reactie van president Young. Hij wijdde de hele algemene oktoberconferentie van 1856 aan het organiseren van een hulpactie voor de heiligen in nood. En hij gaf de broeders instructie om geen week of maand te wachten met hun vertrek. Hij wilde de daaropvolgende maandag enkele vierspannen klaar hebben staan om het lijden te verlichten van de heiligen die in de sneeuw vastzaten. En dat is precies wat er gebeurde.

De eerste hulpploegen gingen die maandag op weg. De beschrijving van de vreugde onder de leden van de Willlie-groep toen de eerste hulpploeg arriveerde, is ontroerend. Kapitein Willie had zijn groep achtergelaten en was met één metgezel op zoek gegaan naar de hulpkaravaan.

In de geschiedenis staat: ‘Op de avond van de derde dag na het vertrek van kapitein Willie zagen we, net toen de zon prachtig achter de heuvels in de verte wegzonk, op een heuvel ten westen van ons kamp enkele huifkarren getrokken door vier paarden op ons afkomen. Het nieuws ging als een lopend vuurtje door het kamp en allen die in staat waren om op te staan, kwamen massaal uit bed om naar ze te kijken. Na enkele minuten waren ze dichtbij genoeg om te zien dat onze trouwe kapitein iets voor de karavaan uit reed. Er klonken vreugdekreten; sterke mannen huilden tot de tranen vrijelijk over hun gerimpelde en zonverbrande wangen liepen, en kleine kinderen namen met een vreugdedansje deel aan de blijdschap die sommigen van hen nauwelijks begrepen. In de algemene opgetogenheid werd ingetogenheid opzij gezet en toen de broeders [het] kamp in gingen, vielen de zusters hen om de hals en overstelpten hen met kussen. De broeders waren zo overweldigd dat ze enige tijd geen woord konden uitbrengen maar in een smorende stilte alle blijken van (…) emotie verdrongen. (…) Al gauw nam dat gevoel af, en zelden is iemand getuige geweest van zo’n handenschudden, zulke woorden van welkom, en zulk afroepen van Gods zegen!’2

Sterke families

Uit die robuuste pioniers zijn tradities en een erfgoed ontstaan waar sterke families uit zijn voortgekomen die veel hebben bijgedragen aan het westen van de Verenigde Staten en de rest van de wereld.

Jaren geleden was ik uitgenodigd voor een lunch georganiseerd door een detailhandelsbedrijf dat de opening van vier winkels in de omgeving van Salt Lake City aankondigde. Vanwege mijn ervaring in de detailhandel vroeg ik de president van het bedrijf die bij mij aan tafel zat hoe het kwam dat hij moedig genoeg was om in een hele nieuwe markt tegelijkertijd vier winkels te openen. Zijn antwoord luidde ongeveer zoals ik had verwacht. Hij zei dat zijn firma een demografisch onderzoek had gedaan naar alle grote stedelijke gebieden in de Verenigde Staten. De firma wilde erachter komen welk gebied het grootste potentieel bood aan een warenhuis dat jonge gezinnen als doelgroep had. En het gebied rond Salt Lake City, de bestemming van die eerste pioniers, kwam van alle streken in het hele land op de eerste plaats.

De firma kwam er in dat onderzoek ook achter dat de arbeidskrachten in dat gebied bekend stonden om hun eerlijkheid en ijver. U ziet dus dat er in de derde en vierde generaties in het gebied nog steeds duidelijk een pionierserfgoed is.

Maar een statistisch cijfer dat onlangs op mijn bureau belandde, vond ik schokkend. Er stond dat slechts zeven procent van de kinderen die tegenwoordig in de Verenigde Staten opgroeien deel uitmaakt van een traditioneel gezin met een werkende vader, een moeder die thuisblijft, en een of meer andere kinderen.3 We zien dagelijks dat het traditionele gezin uiteenvalt. Er is een alarmerende toename in het aantal mishandelde echtgenotes, seksueel misbruikte en fysiek mishandelde kinderen, vandalisme op scholen, tienermisdaad, zwangerschappen onder ongehuwde tieners, en bejaarden die oud worden zonder de troost van familieleden.

De profeten hebben ons gewaarschuwd dat thuis de plek is om de samenleving te redden.4 Uiteraard ontstaat er niet automatisch een goed gezin als een jongen en een meisje verliefd worden en trouwen. Daar zijn diezelfde deugden voor nodig die men in pioniersgezinnen leerde: geloof, moed, discipline en toewijding. Dat zijn de deugden waarmee een huwelijk slaagt. Net zoals de pioniers de woestijn als een narcis lieten bloeien, bloeien ons leven en ons gezin ook op als we hun voorbeeld en tradities volgen. Ja, we hebben tegenwoordig net zozeer pioniersgeloof nodig als voorheen. Nogmaals, wij moeten dat erfgoed kennen. We moeten erin onderwijzen, we moeten er trots op zijn, en we moeten het in stand houden.

Wat zijn wij gezegend. Wat een verantwoordelijkheid brengen onze kennis en ons begrip met zich mee. Arnold Palmer, een vooraanstaand golfspeler uit Amerika, zou eens hebben gezegd: ‘Winnen is niet alles, maar willen winnen wél.’ Wat een geweldige uitspraak: ‘Willen winnen wél.’

God geve ons het verlangen om de grootste van zijn gaven aan zijn kinderen te willen winnen: de gave van het eeuwig leven. Moge God ons zegenen zodat we ons potentieel zullen begrijpen, zullen leren en groeien, begrip zullen krijgen van ons erfgoed en zullen besluiten om die grote gaven te behouden die ons als zijn kinderen zijn gegeven. Ik getuig plechtig dat God leeft, dat Jezus de Christus is, en dat zijn weg ons naar het eeuwig leven voert.

Noten

  1. Brigham Young, aangehaald door B. H. Roberts in A Comprehensive History of the Church, deel 4, p. 85.

  2. John Chislett, aangehaald in A Comprehensive History of the Church, deel 4, pp. 93–94.

  3. Zie Population Reference Bureau, www.prb.org/Articles/2003/TraditionalFamiliesAccountforOnly7PercentofUSHouseholds.aspx. In 1980, toen deze toespraak werd gehouden, was dit percentage 13 percent.

  4. Zie bijvoorbeeld Thomas S. Monson, ‘Een hemels huis, een hemels gezin’, Liahona, juni 2006, pp. 66–71; Spencer W. Kimball, ‘Home: The Place to Save Society’, Ensign, januari 1975, pp. 3–10.

Handkarpioniers, Minerva Teichert © IRI, geplaatst met toestemming van het museum voor kerkgeschiedenis

Ephraim Hanks arriveert bij de handkargroep van Martin, Clark Kelley Price, kopiëren niet toegestaan; foto-illustraties Craig Dimond en Cody Bell