Dienen in de kerk
De les zit in de leerling
Als we het magnifieke potentieel van elke leerling erkennen, krijgen we hetzelfde inzicht als God.
Ik was eens met mijn vrouw voor een kerkopdracht in Cuzco (Peru) en woonde een gecombineerde ZHV- en MP-klas bij. De leerkracht van de klas Evangelieleer in de zondagsschool gaf die dag de les. Omdat de eerste twee bijeenkomsten waren uitgelopen, had hij nog maar zo’n twintig minuten over voor de les die hij had voorbereid.
Hij begon met alle leden die de afgelopen twee jaar bij de kerk waren gekomen te vragen om op te staan. Er stonden vijf leden op. Hij schreef het cijfer 5 op het bord en zei toen: ‘Broeders en zusters, het is fantastisch dat we deze vijf leden onder ons hebben die kort geleden lid van de kerk zijn geworden. Het enige probleem is dat we in de afgelopen twee jaar zestien bekeerlingen hebben gedoopt in deze wijk.’
Hij schreef het cijfer 16 naast het cijfer 5 en vroeg toen in alle oprechtheid: ‘Dus, broeders en zusters, wat gaan we daar aan doen?’
Een zuster stak haar hand op en zei: ‘We moeten ze opzoeken en terugbrengen.’
Daar stemde de leraar mee in en hij schreef het woord redden op het bord. ‘We hebben elf nieuwe leden om terug te brengen’, zei hij.
Hij las een uitspraak van president Thomas S. Monson voor over het belang van anderen redden. Hij las ook de gelijkenis van de Heiland over het verloren schaap voor uit het Nieuwe Testament (zie Lucas 15:6). Toen vroeg hij: ‘Hoe gaan we ze terugbrengen?’
Er gingen handen de lucht in en hij liet het ene na het andere lid antwoord geven. De klasleden hadden ideeën om als wijkfamilie of als individu samen recente bekeerlingen terug naar de kerk te brengen. Toen vroeg de leraar: ‘Als u over straat liep en u aan de overkant een man zag die u herkende als een van deze recente bekeerlingen, wat zou u dan doen?’ Een van de leden zei: ‘Ik zou oversteken en hem groeten. Ik zou hem zeggen dat we graag willen dat hij terugkomt en dat we ernaar verlangen om hem weer onder ons te hebben.’
De anderen in de klas waren het daarmee eens en deden nog andere concrete suggesties om deze leden te helpen. Er was enthousiasme in de zaal, een vastberadenheid om te doen wat er nodig was om deze pasgedoopte leden te helpen weer helemaal actief te worden.
Mijn vrouw en ik hadden na deze les een hernieuwd verlangen om zelf iemand te helpen weer actief te worden in de kerk. En ik denk dat iedereen die les met zo’n gevoel verliet. Na deze ervaring vroeg ik me af: waardoor was die korte les zo doeltreffend? Waarom was iedereen na die les zo gemotiveerd om het evangelie beter na te leven?
Toen ik nadacht over die twee vragen, dacht ik aan vier beginselen waardoor die les een doeltreffende leer- en onderwijservaring werd:
-
Bekering is het doel.
-
Liefde is de motivatie.
-
Leerstellingen zijn de sleutel.
-
De Geest is de Leerkracht.
Bekering is het doel
In plaats van te proberen ‘“informatie te storten” in de gedachten van de klasleden’, iets waarvan president Monson heeft gewaarschuwd dat we het niet moeten doen, probeerde deze leraar ‘het individu te inspireren om na te denken, te voelen, en vervolgens iets te doen om evangeliebeginselen na te leven.’1
Kortom, het was de bedoeling van deze leraar om de klasleden te helpen iets te doen dat ze misschien niet hadden gedaan als ze de les niet hadden bijgewoond. En dat doen was bedoeld om elk individu te helpen om een waar discipel van de Heiland te worden.
Het doel van deze onderwijsmethode is bekering. Het woord bekering betekent eenvoudigweg een andere richting opgaan en nieuw gedrag vertonen. Bekering — een waar discipel worden — is geen eenmalige gebeurtenis maar een levenslang proces.2 In deze les was het doen door de klasleden niet alleen bedoeld om hen zelf te helpen, maar ook de recente bekeerlingen die ze zouden proberen te heractiveren. Altijd als we een evangeliebeginsel beter naleven, is dat iemand anders direct of indirect tot zegen. Daarom is het evangelie leren en erin onderwijzen uniek. Als iemand iets over het evangelie leert, verwerft hij niet alleen kennis, maar leidt dat ook tot zijn bekering.
Liefde is de motivatie
In die les in Peru kon ik de liefde van de leraar voelen voor de aanwezigen en voor de recente bekeerlingen die hij door de klasleden wilde laten heractiveren. De liefde leek het klaslokaal te vullen en leek van leraar tot leerling uit te gaan, van leerling tot leraar, van leerling tot leerling, en van leerling tot recente bekeerling.
Als wij lesgeven met liefde, kunnen we lesgeven zoals de Heiland het zou doen als Hij onze les bijwoonde. Het is inderdaad zo dat liefde ons aanzet tot een andere voorbereiding en onderwijsmethode.3
Als de drijfveer van de leerkracht het behandelen van de lesstof is, richt hij zich meer op de inhoud dan op de behoeften van elk klaslid. De leraar in Peru leek geen behoefte te hebben om iets te behandelen. Hij wilde gewoon de klasleden inspireren om hun broeders en zusters in liefde de hand te reiken. Liefde voor de Heer en liefde voor elkaar was de drijvende kracht. Liefde was de motivatie. Als liefde onze motivatie is, sterkt de Heer ons om zijn doelen te bereiken met betrekking tot het helpen van zijn kinderen. Hij zal ons ingeven wat we als leerkracht moeten zeggen en hoe we dat moeten zeggen.
Leerstellingen zijn de sleutel
De leraar in Peru las tijdens de les niet voor uit het lesboek. Ik ben ervan overtuigd dat hij zijn les had voorbereid met behulp van het lesboek of met conferentietoespraken, maar zijn onderricht kwam uit de Schriften. Hij vertelde het verhaal van het verloren schaap en haalde het volgende vers aan: ‘Als gij eenmaal tot bekering zijt gekomen, versterk dan uw broederen’ (Lucas 22:32). Hij herhaalde de uitnodiging van president Monson aan alle kerkleden om hen te redden die afgedwaald zijn. De leerstellingen die centraal stonden in zijn les, waren geloof en naastenliefde. De klasleden hadden genoeg geloof nodig om iets te doen, en ze moesten het uit liefde doen.
Als de leerstellingen van het herstelde evangelie van Jezus Christus duidelijk en vol overtuiging uiteengezet worden, sterkt de Heer zowel de leerling als de leerkracht. Hoe meer suggesties de klasleden deden om hun minderactieve broeders en zusters de hand te reiken, hoe dichter allen zich bij de Heiland voelden, die tijdens zijn aardse bediening voortdurend anderen hielp. De leerstellingen zijn de sleutel tot een doeltreffende manier om het evangelie te leren en erin te onderwijzen. Ze ontsluiten harten. Ze ontsluiten gedachten. Ze maken de weg vrij voor de Geest Gods om alle aanwezigen te inspireren en op te bouwen.
De Geest is de Leerkracht
Goede evangelieleerkrachten erkennen dat zij in werkelijkheid niet de leerkracht zijn. Het evangelie wordt door de Geest geleerd en onderwezen. Zonder de Geest kan onderricht in evangeliewaarheden niet tot leren leiden (zie LV 42:14). Hoe meer de leerkracht geïnspireerde uitnodigingen verstrekt om iets te doen, hoe meer de Geest in de les aanwezig is. De leerkracht in Peru deed een geïnspireerde uitnodiging. En toen de klasleden daarop reageerden met suggesties, was de Geest sterker te voelen en werd iedereen erdoor gesterkt.
De leerkracht probeerde geen lesstof te behandelen. In plaats daarvan probeerde hij de les te onthullen die al in de leerlingen zat. Door de klasleden met de kracht van de Geest uit te nodigen, hielp de leraar ze ontdekken dat ze een verlangen hadden om iets te doen, namelijk om hun broeders en zusters in liefde de hand te reiken. Toen de klasleden vertelden wat voor ideeën zij hadden, inspireerden ze elkaar omdat ze gezamenlijk gebruik maakten van de Geest.
Als we proberen het evangelie na te leven door de mensen om ons heen te helpen, geeft de Heer ons in wat wij moeten doen. Dus als wij als leerkracht willen dat de Geest duidelijker te voelen is in onze les, moeten we de klasleden uitnodigen om een evangeliebeginsel beter na te leven. Als we ons vast voornemen om een evangeliebeginsel beter na te leven, komen we dichter tot God en komt God dichter tot ons (zie LV 88:63).
Het potentieel van elke leerling
Het evangelie leren en erin onderwijzen is niet iets wat wij alleen maar doen om kennis op te doen. Wij doen het om de verhoging te bereiken. Het gaat niet om het beheersen van feiten, maar om het beheersen van het discipelschap. Of we nu thuis onze eigen kinderen onderwijzen of in de wijk of gemeente de leden onderwijzen, we moeten bedenken dat de les die we geven eigenlijk al in de leerling zit. Het is onze taak als ouder of leerkracht om de leerlingen te helpen die les in hun eigen hart en gedachten te ontdekken.
Als we het magnifieke potentieel van elke leerling erkennen, krijgen we hetzelfde inzicht als God. Dan kunnen we zeggen wat Hij wil dat wij zeggen, en kunnen we doen wat Hij wil dat we doen. Houden we deze onderwijs- en leermethode aan, dan is bekering ons doel, is liefde onze motivatie, zijn leerstellingen de sleutel en is de Geest de leerkracht. Leren en onderwijzen we op die manier, dan zegent de Heer zowel de leerling als de leerkracht ‘opdat […] allen door allen opgebouwd’ worden (LV 88:122).