Kan ik niet ook worden gedoopt?
‘Kinderen zullen worden gedoopt tot vergeving van hun zonden wanneer zij acht jaar oud zijn’ (LV 68:27).
‘Nuno en Miriam, willen jullie het voorbeeld van Jezus Christus volgen en je volgende week zaterdag laten dopen?’ vroeg zuster Silva.
Paulo kon zijn oren niet geloven. De zendelingzusters hadden net zijn broer en zus van tien gevraagd of ze zich wilden laten dopen!
‘Ja! Ja!’ had de tweeling blij gezegd.
Miriam bleef maar glimlachen. Nuno pakte de hand van zuster Lopes vast. Oma glunderde in haar grote rode stoel in de hoek.
De zendelingszusters hadden de laatste weken Paulo en zijn broer en zus bij oma thuis lesgegeven op het groene, winderige eiland São Miguel, zo’n 1.600 kilometer uit de kust van Portugal. Paulo opende altijd graag de bovenste helft van de voordeur van oma. Hij voelde de wind terwijl hij naar zuster Lopes en zuster Silva keek die naar hen toe kwamen om ze over het evangelie te vertellen.
De zendelingzusters zeiden dat ze vandaag een bijzondere les hadden. Nu wist Paulo waarom. Nuno en Miriam zouden zich laten dopen, zoals Jezus had gezegd! Paulo wilde ook het voorbeeld van de Heiland volgen.
‘Zusters, kan ik zaterdag ook gedoopt worden?’ vroeg hij vol verlangen, en hij hield zijn geïllustreerde Boek van Mormon stevig vast.
Zuster Silva glimlachte en schudde haar hoofd. ‘Het spijt me, Paulo. De Heer heeft gezegd dat we allemaal gedoopt moeten worden, maar we moeten minstens acht jaar oud zijn. Omdat jij zes oud bent, ben je nog niet verantwoordelijk voor je keuzes.’
‘Maar zusters,’ zei Paulo, ‘ik heb gebeden en we hebben als gezin het Boek van Mormon gelezen, zoals u had gezegd. Ik ga iedere week naar het jeugdwerk met oma en oom Mário. Ik weet dat de kerk waar is! Kan ik niet met Nuno and Miriam gedoopt worden?’
‘Je hebt zo goed je best gedaan om de geboden te onderhouden en meer over het evangelie te leren’, zei zuster Lopes. ‘Maar je moet toch nog twee jaar wachten voordat je gedoopt kunt worden.’
Paulo’s lip begon te trillen en hij kreeg tranen in zijn ogen. Hij sprong op en rende naar zijn kamer op zolder, waar hij met zijn broer en zus sliep.
Toen hij enkele minuten op zijn kussen had liggen huilen, hoorde Paulo iemand de trap op komen. Oom Mário kwam op de rand van zijn bed zitten.
‘Wat is er aan de hand, Paulo?’ vroeg oom Mário.
‘Zuster Silva en zuster Lopes zeiden dat ik niet gedoopt kan worden, maar Nuno en Miriam wel’, zei Paulo. ‘Ik wil ook lid van de kerk worden! Ik houd van de lofzangen in de avondmaalsdienst en leer over de Schriften in het jeugdwerk. Ik wil niet achterblijven.’
‘Paulo, je kunt gewoon bij de kerk horen, ook als je nog niet oud genoeg bent om gedoopt te worden’, zei oom Mário rustig.
‘Hoe dan?’ snifte Paulo in zijn kussen.
‘Nou, je weet dat het jeugdwerk een programma voor de avondmaalsdienst voorbereidt’, zei oom Mário. ‘Je jeugdwerkleerkracht heeft gezegd dat ze vrijwilligers nodig heeft om in het programma hun getuigenis te geven. Dat is een manier waarop je in de kerk kunt meedoen’, legde oom Mário uit.
‘Echt waar?’ Paulo kwam overeind en keek zijn oom aan. Hij dacht even na. ‘Misschien kan ik op de doopdienst van Nuno en Miriam ook mijn getuigenis geven!’
‘Dat is een supergaaf idee!’ zei oom Mário. ‘Hoewel je nog te jong bent om gedoopt te worden, kun je wel je getuigenis geven.’
Paulo sprong van zijn bed af en rende naar beneden.
‘Waar ga je naartoe, Paulo?’ riep oom Mário.
‘Ik ga mijn getuigenis aan de zendelingen geven, om te oefenen!’ riep Paulo blij terug. ‘Ik ga mijn getuigenis geven terwijl ik wacht om gedoopt te worden!’