2018
Een erfgoed van liefde en dienstbetoon
In memoriam: president Thomas S. Monson


Een erfgoed van liefde en dienstbetoon

Afbeelding
funeral for Thomas S. Monson

Op 11 januari 2018 hebben kerkleden in het Conferentiecentrum afscheid genomen van president Thomas S. Monson. De volgende dag is er, eveneens in het Conferentiecentrum, een herdenkingsdienst gehouden. ’s Middags is president Monson op de begraafplaats in Salt Lake City in besloten kring begraven.

Ik ben dankbaar dat ik hier voor u mag staan en iets mag zeggen ter nagedachtenis aan mijn vader, president Thomas Spencer Monson, zestiende president van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik voel uw liefde en gebeden in dit Conferentiecentrum. Dank u voor uw aanwezigheid en steun.

Als familie willen wij allen bedanken die mijn vader met hun dienstbaarheid en zorg tot zegen zijn geweest. Onze oprechte dank aan president Henry B. Eyring en president Dieter F. Uchtdorf. Wij danken ieder lid van het Quorum der Twaalf Apostelen. We danken ook de vele andere algemene autoriteiten en functionarissen van de kerk. President Monsons kantoorpersoneel en andere medewerkers zijn fantastisch. Het beveiligingsteam van mijn vader, met name Tracy Monson en Dan Stephens, hebben hem met hun professionele zorg uitzonderlijke diensten bewezen. Onze bijzondere dank aan de verpleegkundigen, en vooral zuster Aleese Walker. Wij zijn de therapeuten, tandartsen en doktoren, onder wie zijn internist, dokter Russell Maxwell, erg dankbaar. U hebt allen mijn vader trouw en liefdevol verzorgd.

Ik wil mijn man, Roger, en onze kinderen bedanken voor hun steun terwijl ik mijn vader en hun grootvader diende.

Lieve vader, het was mij een heilige zegen en een eer om voor je te zorgen, zoals mijn toegewijde moeder me had gevraagd. Ik weet dat er engelen rondom ons waren om ons te schragen.1

Tenslotte wil ik u, de leden van de kerk, danken. U hebt 54 jaar voor mijn vader gebeden; eerst toen hij apostel was en daarna toen hij president van de kerk was.

Ik ben innig dankbaar voor mijn vader en voor het erfgoed dat hij heeft nagelaten: een erfgoed van liefde en dienstbetoon. Mijn vader wist dat hij niet volmaakt was, al was hij profeet. Hij leunde nederig en met heel zijn hart op onze Heer en Heiland, Jezus Christus, en deed zijn best om zoals Hij te zijn. Ongeveer een jaar geleden werkte hij in zijn kantoor. Er lag een exemplaar van de Ensign open op een pagina met zijn foto. Mijn vader wees naar de foto en zei: ‘Ik ken die man. Hij heeft zijn best gedaan.’

Een erfgoed van liefde

President Monson heeft door gewoon ‘zijn best’ te doen een onvergetelijk erfgoed van liefde nagelaten. Hij hield van de Heer en hij hield van mensen. Hij zag ons potentieel en geloofde oprecht dat wij door de verzoening van Jezus Christus kunnen veranderen en groeien.

Hij hield van zijn ouders, broers en zussen, en verdere familie. Hij hield van zijn lieve, eeuwige partner – zijn mooie, rustige, getrouwe steun en toeverlaat, Frances. Hij hield van zijn gezin en van al zijn zendelingen in Oost-Canada. Hij hield heel veel van zijn kleinkinderen. Ondanks zijn drukke leven creëerde hij talloze herinneringen met hen. Hij had oprechte interesse in ieder van hen.

Volslagen vreemden hebben president Monsons liefde ook ervaren. Toen we eens een verpleegtehuis in de buurt bezochten, gaf hij een man in een rolstoel een hand. De man keek hem aan en zei bedeesd: ‘President Monson, u hebt mij de hand gedrukt, maar ik heb een knuffel nodig.’ Zonder aarzeling boog papa voorover en omarmde de man liefdevol.

Mijn vader haalde vaak het grote gebod van de Heiland aan:

‘U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand.

‘Dit is het eerste en het grote gebod.

‘En het tweede, hieraan gelijk, is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.’2

Hij leefde echt elke dag naar dat gebod.

Een erfgoed van dienstbetoon

In The Two Gentlemen of Verona, schreef William Shakespeare wijs: ‘Wie hun liefde niet tonen, hebben geen liefde.’3 Mijn vader begreep dit goed en toonde zijn liefde voor anderen door het voorbeeld van de Heiland te volgen: ‘Hij [ging] het land door […], terwijl [hij] goeddeed, […] want God was met [hem].’4 Mijn vader heeft zijn hele leven anderen gediend.

Ik mocht vaak met mijn vader mee op zijn persoonlijke bezoekjes. We gingen regelmatig op bezoek bij een levenslange vriend, de 98-jarige ouderling Glen Rudd. Eens ging er teveel tijd voorbij tussen onze bezoekjes. En op een dag nam een secretaris in het kantoor van mijn vader de telefoon aan. Het was ouderling Rudd. Hij vroeg: ‘Is president Monson de zieken, lijdenden en bejaarden aan het bezoeken? Als dat zo is, dan kom ik ook in aanmerking voor een bezoekje!’ Wij brachten hem al gauw een bezoekje. Na afloop keek papa mij met een glimlach aan en zei: ‘Ann, ik denk dat we vandaag iets goeds hebben gedaan.’

Het verlangen van mijn vader om anderen te dienen, overtrof vaak zijn vermogen om dat te doen, vanwege zijn vele taken. Maar onversaagd vond hij daar een oplossing voor: hij riep de hulp in van anderen om het gewenste dienstbetoon in zijn naam te doen. Hij koos zorgvuldig iemand uit, belde hem op en zei: ‘Is dit mijn vriend Mac? Dit is Tom. Hoe zou je het vinden om vandaag je ziel wat te verfraaien?’ Vertaald betekende het dat president Monson om een dienstbetoongunst vroeg. En ‘Mac’ deed dat dan graag.

We hoeven geen president van de kerk te zijn om de noden van anderen te zien en ‘onze ziel te verfraaien’. Mijn vader gaf gehoor aan een gevoel dat hij vaak had: dat het vriendelijk zou zijn om dit of dat te doen. Later hoorde hij dan dat het een antwoord op iemands gebed was. Als wij naar de ingevingen van de Geest luisteren, zijn onze eenvoudige diensten ook vaak een antwoord op gebed. Zo kunnen we zijn erfgoed door dienstbetoon voortzetten.

Ruim een jaar geleden gingen mijn vader en ik op bezoek bij een andere oude vriend, die 94 jaar en ernstig ziek was. Met bulderende stem zei mijn vader: ‘Is dat mijn vriend Brent Goates?’ Broeder Goates deed zijn ogen open en zei moeizaam en geroerd: ‘Tom, je bent gekomen. Wat fijn. Wat fijn.’

Mijn vader zei: ‘Brent, ik zou nergens liever willen zijn dan hier bij jou. De Heer wil dat ik hier ben.’ Mijn vader sprak met hem alsof ze allebei weer jong waren en alsof Brent een levenslustige, sterke man was. Daarna gaf hij broeder Goates een zegen. Toen we teruggingen naar de auto, zei mijn vader: ‘De Heer heeft ons het priesterschap gegeven om anderen te dienen. Ik vond het heel bijzonder om mijn vriend te bezoeken en hem te laten weten dat we aan hem denken. Ik denk dat we vandaag iets goeds gedaan hebben, Ann.’ Die dag bleef mijn vader glimlachen. Hij floot. Hij was blij.

Toen ik naar hem keek, besefte ik dat mijn vader wist hoe hij ware vreugde kon ervaren. Door zijn toegewijde dienstbetoon had hij ontdekt dat je vreugde krijgt door de Heer lief te hebben en je naaste te dienen. Die vreugde staat ieder van ons ter beschikking. Er is geen betere manier om mijn vader, de profeet en onze Heiland Jezus Christus te eren, dan door zo te leven dat we aan het eind van elke dag kunnen zeggen: ‘Ik denk dat ik vandaag iets goeds heb gedaan.’

Ik heb een getuigenis. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is waar. Ik weet dat God leeft en van al zijn kinderen houdt. Mijn dank gaat uit naar allen die mijn vader, president Thomas S. Monson, hebben liefgehad en geëerd. Mogen wij allen de profeet van de Heer blijven volgen. Mogen wij Christus, onze volmaakte Heer en Verlosser, als ons eeuwige voorbeeld zien. Het is mijn oprechte gebed dat mijn lieve vader, en eens wij allen, deze woorden mogen horen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, […] ga in, in de vreugde van uw heer.’5

Dat zeg ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken