2021
Van de vroege heiligen leren: wereldse zorgen naast ons neerleggen
April 2021


Digitaal thema-artikel: hulp bij Kom dan en volg Mij

Van de vroege heiligen leren: wereldse zorgen naast ons neerleggen

Enkele eerste heiligen zijn een geweldig voorbeeld van de beginselen in Leer en Verbonden 37–40.

Afbeelding
beeldhouwwerk van moeder en twee kinderen op Temple Square

Toen James Covel in 1831 belangstelling voor de kerk kreeg, zei de Heer tegen hem dat hij in zijn leven ‘grote smart ondervonden’ had ‘wegens hoogmoed en de zorgen van de wereld’ (Leer en Verbonden 39:9). James beloofde zijn leven te beteren, maar diezelfde ‘zorgen van de wereld’ deden hem uiteindelijk de kerk weer verlaten (zie Leer en Verbonden 40:2).

Hoe voorkomen we dat de zorgen van de wereld ons van de zegeningen van het evangelie en de verzoening van de Heiland wegleiden? Wat dat betreft, kunnen we aan Mary ‘Polly’ Vose (1780–1866), een alleenstaande zuster uit Massachusetts (VS), een voorbeeld nemen!

Een gulle bijdrage

Polly liet zich op 29 juli 1832 als 52-jarige in Boston (Massachusetts, VS) dopen.1 Polly bleef weliswaar ongehuwd, maar was niet alleen. Ze ging niet alleen om met haar medeleden in Boston, maar genoot ook het gezelschap van haar 26-jarige nichtje, Ruth Vose. Ze werkten allebei voor een stoffeerderij in Boston.2 En ze vonden allebei zingeving en vervulling in het evangelie.

In 1834 hoorde Polly over de benarde toestand van de heiligen die met geweld door bendes uit Jackson County (Missouri, VS) verdreven waren. De Heer riep de kerkleden in een openbaring aan Joseph Smith op geld te schenken om de lijdende heiligen bij de bevrijding van Zion te helpen (zie Leer en Verbonden 103:22–23). Polly had niet veel, maar ze had wel geloof in de belofte van de Heer dat er grote zegeningen in het verschiet lagen als de heiligen het lijden van anderen zouden verlichten (zie Leer en Verbonden 38:35; 39:8–9). Met die overtuiging stuurde Polly in 1834 honderdvijftig dollar naar Kirtland (Ohio, VS) ter bevoorrading van de expeditie door het kamp van Israël (later Zionskamp genoemd).3

Honderdvijftig dollar was een fors bedrag voor wie dan ook, maar zeker voor Polly, die toen 54 jaar was. De best betaalde arbeidsters in de textielindustrie van Lowell (Massachusetts) verdienden slechts zo’n drie dollar per week. Honderdvijftig dollar zou dus min of meer de waarde van een heel jaarloon voor Polly zijn geweest.4

De dag voordat Joseph Smith het geld van Polly ontving, had hij Wilford Woodruff en anderen verteld dat de kerk niet genoeg middelen had voor de expeditie van het Zionskamp. Maar Joseph maakte zich geen zorgen. ‘Ik zal binnenkort wat geld krijgen’, zei hij tegen de groep. En warempel, de volgende ochtend kwam Polly’s bijdrage binnen. Met haar honderdvijftig dollar kon men spullen en proviand voor het Zionskamp aanschaffen.5

Wij kunnen het evangelie ook voorop stellen

Polly’s verlangen om de zorgen van de wereld naast zich neer te leggen en het evangelie van Jezus Christus voorop te stellen, heeft ze haar hele verdere leven in daden omgezet. Toen de heiligen de Kirtlandtempel aan het bouwen waren, besloten zij en Ruth dat het ‘juist en noodzakelijk was om gul te geven’ als bijdrage voor de bouw. De twee vrouwen gaven ‘alle middelen die ze hadden’. Joseph Smith moest uiteindelijk zelfs tegen ze zeggen: ‘Het is genoeg.’ Hun ‘grenzeloze gulheid’ kwam ook ten goede aan zendelingen die in de oostelijke Verenigde Staten dienden.6

Polly en Ruth werden gezegend voor hun bijdragen. Hun wederzijdse vrijgevigheid schiep een band die hun hele leven duurde. Toen Polly 77 was, woonde ze nog steeds in Boston, maar wilde ze met de heiligen in het territorium Utah vergaderen. Ruth reisde daarom naar Boston en begeleidde Polly naar de Salt Lake Valley in 1857. ‘Tante Polly’ was tot haar dood in 1866 geliefd onder de heiligen in Utah. Toen Ruth in 1884 overleed, werd ze naast Polly begraven.7

Polly’s leven is een goed voorbeeld van hoe we het evangelie boven de dingen van de wereld kunnen stellen. En net als Polly kunnen wij:

  • Op verschillende manieren aan de zaak van het evangelie bijdragen, ongeacht onze omstandigheden.

  • Anderen over de waarheid vertellen.

  • De aanwijzingen van onze hemelse Vader bij monde van zijn profeten en apostelen opvolgen.

  • Vrijgevig met onze middelen zijn om het koninkrijk te helpen opbouwen.

  • Regelmatig naar de tempel gaan of aan onze familiegeschiedenis werken.

  • Familieleden en vrienden steunen gedurende onze levensreis.

Als we doen wat we kunnen om de dingen van de wereld naast ons neer te leggen en het evangelie op de eerste plaats te stellen, versterken we ons getuigenis van het heilsplan, de liefde van onze Vader in de hemel en de verzoening van de Heiland. ‘Gaat u aan de slag met dit levenslange proces van toewijding aan de Heer, en volhardt u daarin,’ heeft president Russell M. Nelson gezegd, ‘dan zult u versteld staan van de veranderingen in uw perspectief, gevoelens en geestelijke kracht!’8 We zullen dan net als Polly een rijk en zinvol leven vinden, ongeacht onze omstandigheden.

Noten

  1. Samuel H. Smith, Dagboek, 29 juli 1832, 14, typoscript, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  2. ‘Ruth Sayers’, Woman’s Exponent, 15 september 1884, 61.

  3. ‘Account with the Church of Christ, circa 11–29 August 1834’, josephsmithpapers.org; Wilford Woodruff, in Journal of Discourses, 10 januari 1858, 101.

  4. Cynthia Shelton, ‘The Role of Labor in Early Industrialization: Philadelphia, 1787–1837’, Journal of the Early Republic, vol. 4, nr. 4 (Winter 1984): 386–387.

  5. Wilford Woodruff, ‘The History and Travels of Zion’s Camp’, 3, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City.

  6. ‘Ruth Sayers’, 61.

  7. ‘Ruth Sayers’, 62.

  8. Russell M. Nelson, ‘Geestelijke schatten’, Liahona, november 2019, 77.

Afdrukken