Het opmerkelijke contrast tussen de Heiland en de tegenstander
Als we de verschillen tussen Jezus Christus en Satan bestuderen, krijgen we meer waardering voor de zending en liefde van de Heiland.
Overweeg de grootsheid van de gave die onze Heiland al Gods kinderen gaf toen Hij bereidwillig aanbood om het plan van de Vader te vervullen. In de voorsterfelijke raadsvergadering, toen onze hemelse Vader vroeg: ‘Wie zal Ik zenden?’ antwoordde de Heiland nederig: ‘Hier ben ik, zend mij’ (Abraham 3:27). Ook zei Hij: ‘Vader, uw wil geschiede en de heerlijkheid zij de uwe voor eeuwig!’ (Mozes 4:2.)
Uit liefde voor ons bood Jezus Christus aan om onze Heiland te worden.1 Satans reactie op het plan van de Vader was echter zelfzuchtig. Hoewel hij beweerde dat hij ‘het gehele mensdom [zou] verlossen’ (zie Mozes 4:1), ‘bood hij niet aan om onze Heiland te worden. Hij had geen zin om voor wie dan ook te lijden of te sterven. Hij was niet van plan om zijn bloed te vergieten. Hij wilde de heerlijkheid, de eer en de kracht van God zonder daarvoor een prijs te moeten betalen. […] Hij zou over alles heersen en niemand anders kon vooruitgang maken.’2
In schril contrast wordt alles wat Christus doet en nog zal doen, gedreven door zijn liefde voor ons (zie 2 Nephi 26:24) en zijn verlangen om onze hemelse Vader te eren (zie Johannes 8:28–29). Het is verootmoedigend en inspirerend om te bedenken dat ‘Jezus Christus was vervuld met onmetelijk grote liefde terwijl Hij onbegrijpelijke pijn, wreedheid en onrechtvaardigheid verduurde. Door zijn liefde voor ons steeg Hij uit boven anderszins onoverkomelijke hindernissen […] zodat ook wij mogen uitstijgen boven de pijn, wreedheid en onrechtvaardigheid van deze wereld, en anderen mogen helpen, vergeven en tot zegen zijn.’3 Het is dan ook geen wonder dat we zingen: ‘O, het is wonderbaar dat Hij zo hield van mij dat Hij ’s ontzield voor mij.’4
In de Schriften staan talloze vergelijkingen tussen het karakter van Jezus Christus en dat van de tegenstander. Wanneer we die bestuderen, kunnen we de omvang van de volmaakte liefde van onze Heiland beter begrijpen.
Satan |
Jezus Christus |
‘De duivel gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden’ (1 Petrus 5:8). ‘En aldus gaat hij op aarde op en neer en heen en weer, en tracht hij de zielen van de mensen te vernietigen’ (Leer en Verbonden 10:27). |
‘Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. […] Ik geef mijn leven voor de schapen. […] Ik [geef] mijn leven om het opnieuw te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf’ (Johannes 10:11, 15, 17–18). |
‘Hij was tegen Mij opgestaan en had gezegd: Geef mij uw eer, hetgeen mijn macht is; en ook keerde hij een derde deel van de heerscharen van de hemel van Mij af wegens hun keuzevrijheid’ (Leer en Verbonden 29:36). |
‘Dat Ik vanuit Mijzelf niets doe, maar dat Ik die dingen spreek zoals Mijn Vader Mij heeft onderwezen. […] Omdat Ik altijd doe wat Hem welgevallig is. […] Ik eer Mijn Vader. […] Ik zoek Mijn eer niet’ (Johannes 8:28–29, 49–50). |
Hij verspreidde ‘de werken van duisternis en van gruwelen over het gehele oppervlak van het land […], totdat hij het volk neerhaalde tot algehele vernietiging en tot een eeuwige hel’ (Helaman 6:28). |
‘Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben’ (Johannes 8:12). |
Hij ‘trachtte de keuzevrijheid van de mens te vernietigen’ (Mozes 4:3) en ‘hij streeft ernaar dat alle mensen ongelukkig zullen zijn, net als hijzelf’ (2 Nephi 2:27). |
‘Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed hebben’ (Johannes 10:10) en ‘Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid’ (Lukas 4:18–19). |
‘Aldus zien wij dat de duivel zijn kinderen ten laatsten dage niet zal bijstaan’ (Alma 30:60). ‘En aldus vleit hij hen, en leidt hen verder totdat hij hun ziel meesleurt tot in de hel’ (Leer en Verbonden 10:26), ‘totdat hij hen grijpt met zijn verschrikkelijke ketenen’ (2 Nephi 28:22). |
‘Ik ben in uw midden en ben uw voorspraak bij de Vader’ (Leer en Verbonden 29:5), ‘ja, Jezus Christus, uw Voorspraak, die de zwakheid van de mens kent en weet hoe Hij degenen die verzocht worden, te hulp moet komen’ (Leer en Verbonden 62:1). |
‘Hij hitst het hart van de mensen op om in toorn te twisten, de een met de ander’ (3 Nephi 11:29), en ‘hij hitst hen op tot ongerechtigheid tegen hetgeen goed is’ (Leer en Verbonden 10:20). |
‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden’ (Johannes 14:27). |
Hij, die ‘hun gedachten heeft verblind’ (2 Korinthe 4:4), ‘denkt […] uw getuigenis […] te overweldigen’ (Leer en Verbonden 10:33), en ‘komt en neemt […] licht en waarheid […] weg’ (Leer en Verbonden 93:39). |
‘Indien u vraagt, zult u openbaring op openbaring, kennis op kennis ontvangen, opdat u de verborgenheden en de vredige dingen zult kennen – datgene wat vreugde brengt, datgene wat het eeuwige leven brengt. […] Welnu, laat wie in wijsheid tekortschiet, Mij erom vragen, en Ik zal hem overvloedig geven en hem geen verwijten maken’ (Leer en Verbonden 42:61, 68). |
Mogen wij consequent ‘de blijvende genade [van de Heiland] indachtig zijn, [Zijn] eeuwige liefde’ en de waarheid koesteren dat wij door Hem ‘voor eeuwig de gave van leven hebben ontvangen’.5