Beginselen voor uw bediening
Hoe we iemand kunnen helpen die naar antwoorden op evangelievragen zoekt
De zoektocht naar antwoorden is persoonlijk, maar we staan er niet alleen voor.
Iedereen heeft vragen. Vragen maken deel uit van de manier waarop we de wereld om ons heen interpreteren. God moedigt ons aan om vragen te stellen en naar antwoorden te zoeken (zie Mattheüs 7:7). Dat proces is een essentieel onderdeel van onze levensreis om te leren en meer op Hem te gaan lijken (zie Leer en Verbonden 93:36). Als onderdeel van die groei worden we allemaal met vragen geconfronteerd die ons aan het denken zetten. Als dat gebeurt, kan het nuttig zijn om hulp van anderen te krijgen.
Een kerklid uit Texas (VS) heeft over deze ervaring verteld:
‘Op een dag tijdens de ZHV vertelde een zuster die ik nog nooit in de kerk had gezien, dat ze het gevoel had dat de vrouwen in de ZHV hypocriet en gereserveerd waren. Na de bijeenkomst ging ze zo snel weg dat ik haar niet te pakken kon krijgen.
‘Na de kerk ging ik naar haar huis toe. Ik stelde mezelf voor en zei dat ik haar opmerkingen in de ZHV op prijs stelde en graag meer over haar mening te weten wilde komen. Zij sprak, en ik luisterde. Ik sprak mijn liefde voor haar en haar gezin uit en vroeg of ik nog een keer langs mocht komen.
‘Ik aanvaardde de opdracht om haar huisbezoekster te zijn. Na verloop van tijd, toen ik haar standpunt begon te begrijpen, begonnen we over haar leerstellige vragen te praten. Haar kinderen begonnen naar de kerk te komen. Toen kwam ze met hen mee. Ik bewonder haar moed en volharding. Ze is een van mijn beste vriendinnen geworden.’
Hier zijn vier mogelijkheden waarop u iemand kunt helpen die met vragen worstelt.
Ideeën om mensen met vragen te helpen
1. Liefde vóór alles. Als iemand met een vraag worstelt of tot een andere conclusie komt dan wij, heeft hij of zij nog steeds behoefte aan liefde (zie Lukas 10:25–37).
Mensen die het moeilijk hebben, wenden zich tot iemand die ze vertrouwen. Als we anderen liefhebben en waardevolle relaties opbouwen, kunnen we de kans krijgen om ze te dienen wanneer zij ons nodig hebben. Het opent ook de deur voor iemand die wel wil terugkeren, maar zich misschien niet op zijn of haar gemak voelt (zie Lukas 15:11–24).
(Lees ‘Hechte banden smeden’, Liahona, augustus 2018, 6–9 voor ideeën om relaties te versterken.)
2. Luister nederig en met medeleven. Wij beperken ons vermogen om anderen met hun vragen te helpen als wij te snel veronderstellen dat we het wel begrijpen, in plaats van geduldig te luisteren om het echt te begrijpen. Er zijn veel redenen waarom iemand het moeilijk kan hebben. Sommige mensen hebben vragen over de leer. Anderen hebben vragen over het beleid of de geschiedenis. Sommigen vragen zich af of ze wel in de kerk thuishoren.
Als we nederig luisteren en vragen stellen, kunnen we de bijzonderheden van hun situatie beter begrijpen, zodat we betere antwoorden kunnen geven. En als ze het gevoel hebben dat we hen echt gehoord hebben, zullen ze meer ontvankelijk voor onze antwoorden zijn.
(Lees ‘Vijf dingen die goede luisteraars doen’, Liahona, juni 2018, 6–9 om beter te leren luisteren.)
3. Volhard in geloof en besef dat het tijd kan kosten. De vragen die ons echt op de proef stellen, worden zelden in één dag beantwoord. Daarom moeten we onszelf of degenen die we willen helpen niet extra onder druk zetten met het gevoel dat we iets moeten ‘oplossen’ zodra we van hun problemen op de hoogte zijn.
Als we echt willen helpen, is het belangrijk dat we bereid zijn een lange weg met hen af te leggen, zodat ze beseffen dat als ze aan het einde van die weg komen, wat dat einde ook mag zijn, wij nog steeds bij hen zullen zijn (zie Hebreeën 12:12–13).
4. Moedig ze aan op hun reis. Zij moeten weten dat wij vertrouwen in hen hebben en geloven dat God hun gebeden zal verhoren als ze zijn koers volgen. Maar uiteindelijk is het hun levensreis. Wij kunnen ze liefhebben en steunen, maar het groeiproces om op God te vertrouwen en Hem om antwoord te vragen, is een proces dat ieder van ons zelf moet doormaken en niet voor een ander kan doen (zie Mormon 9:27).