‘Goed om in gedachten te houden: de tabernakel en offerande’, Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen: Oude Testament 2022 (2021)
‘Goed om in gedachten te houden: de tabernakel en offerande’, Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen: 2022
Goed om in gedachten te houden
De tabernakel en offerande
Bij het lezen in het Oude Testament komen we soms lange passages tegen over zaken die de Heer duidelijk belangrijk vond, maar waarvan we nu niet zo gauw menen dat die op ons van toepassing zijn. Exodus 25–30; 35–40; Leviticus 1–9; 16–17 zijn hier voorbeelden van. In deze hoofdstukken staat een uitgebreide beschrijving van Israëls tabernakel in de woestijn, en van de dierenoffers die daarin plaatsvonden.1 De tabernakel was een verplaatsbare tempel, de woonplek van de Heer onder zijn volk.
Onze hedendaagse tempels hebben overeenkomsten met Israëls tabernakel, maar ze voldoen niet aan de beschrijving in Exodus. En we doden geen dieren in onze tempels; met de verzoening van de Heiland kwam er ruim tweeduizend jaar geleden een eind aan dierenoffers. Maar ondanks die verschillen is het tegenwoordig heel waardevol om te lezen hoe het oude Israël aan erediensten deelnam, vooral als we het net zo beschouwen als Gods volk in het Boek van Mormon: als een manier om ‘hun geloof in Christus te versterken’ (Alma 25:16; zie ook Jakob 4:5; Jarom 1:11). Als we de symboliek van de tabernakel en van dierenoffers begrijpen, kunnen we geestelijke inzichten opdoen om ons geloof in Christus te versterken.
De tabernakel versterkt het geloof in Jezus Christus
Toen God Mozes gebood om in het kamp van Israël een tabernakel te bouwen, vertelde Hij wat daarvan het doel was: ‘zodat Ik in hun midden kan wonen’ (Exodus 25:8). Binnenin de tabernakel werd de tegenwoordigheid van God aangegeven met de ark van het verbond, een houten kist die met goud was afgewerkt en die de beschreven tafelen bevatte met het verbond dat God met zijn volk had gesloten (zie Exodus 25:10–22). De ark werd in de heiligste binnenkamer bewaard, en was door een voorhang van de rest van de tabernakel gescheiden. Die voorhang is een symbool van onze afscheiding van Gods tegenwoordigheid vanwege de zondeval.
Naast Mozes mocht slechts één andere persoon dat ‘heilige der heiligen’ (Exodus 26:34) betreden: de hogepriester. Net als de andere priesters moest hij eerst gewassen en gezalfd worden (zie Exodus 40:12–13), en in de heilige kleding worden gekleed die een symbool van zijn ambt was (zie Exodus 28). De hogepriester bracht op de jaarlijkse Grote Verzoendag namens het volk offers alvorens de tabernakel alleen te betreden. Bij de voorhang brandde hij wierook (zie Leviticus 16:12). De geurige rook die naar de hemel opsteeg, stelde de gebeden van de mensen voor die naar God opstegen (zie Psalmen 141:2). Daarna bracht de hogepriester het bloed van het dierenoffer naar de andere kant van de voorhang en naderde Gods troon, gesymboliseerd door de ark van het verbond (zie Leviticus 16:14–15).
Begrijpt u, met uw kennis van Jezus Christus’ rol in het plan van onze hemelse Vader, hoe de tabernakel ons de weg naar de Heiland wijst? Zoals de tabernakel en de ark Gods tegenwoordigheid onder zijn volk voorstelden, wás Jezus Christus Gods tegenwoordigheid onder zijn volk (zie Johannes 1:14). Net als de hogepriester is Jezus Christus de Middelaar tussen God de Vader en ons. Hij is door de voorhang gegaan om door het bloed van zijn eigen offerande voor ons te bemiddelen (zie Hebreeën 8–10).
Bepaalde aspecten van Israëls tabernakel komen u misschien bekend voor, met name als u voor uw eigen verordeningen naar de tempel bent geweest. Net als het heilige der heiligen in de tabernakel stelt de celestiale zaal in de tempel de tegenwoordigheid van God voor. Om die binnen te gaan, moeten we eerst gewassen en gezalfd worden. We dragen heilige kleding. We bidden aan een altaar vanwaar gebeden naar God opstijgen. En we gaan uiteindelijk door een voorhang Gods tegenwoordigheid in.
Misschien is de belangrijkste overeenkomst tussen moderne tempels en de tabernakel in de oudheid wel dat beide, mits ze goed begrepen worden, ons geloof in Jezus Christus versterken en ons met dankbaarheid voor zijn zoenoffer vervullen. God wil dat al zijn kinderen zijn tegenwoordigheid ingaan; Hij wil ‘een koninkrijk van priesters’ en priesteressen (Exodus 19:6). Maar onze zonden voorkomen dat wij die zegen verwerven, want ‘niets wat onrein is, kan bij God wonen’ (1 Nephi 10:21). Daarom stuurde God de Vader Jezus Christus, onze ‘Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen’ (Hebreeën 9:11). Hij scheidt de voorhang voor ons en geeft alle mensen in Gods volk de macht om ‘met vrijmoedigheid [te] naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen’ (Hebreeën 4:16).
Tegenwoordig gaat het doel van tempels verder dan alleen verhoging voor onszelf bewerkstelligen. Als we onze eigen verordeningen ontvangen hebben, kunnen we als plaatsvervanger voor onze voorouders optreden en namens hen verordeningen ontvangen. In zekere zin kunnen wij net als de hogepriester vanouds, en de grote Hogepriester, anderen toegang geven tot Gods tegenwoordigheid.
Offerande versterkt het geloof in Jezus Christus
Door het aloude gebruik van dierenoffers brengen, dat lang vóór de wet van Mozes bestond, dringen de beginselen van verzoening en hereniging tot ons door. Door het herstelde evangelie weten we dat Adam en Eva offers brachten, begrepen dat dit een zinnebeeld van het offer van de Heiland was, en dat ze dit hun kinderen leerden (zie Mozes 5:4–12; zie ook Genesis 4:4).
De symboliek van dierenoffers kan op Israëls Grote Verzoendag (Jom Kipoer in het Hebreeuws) met name betekenisvol zijn geweest. In Leviticus 16:30 staat waarom deze jaarlijkse ceremonie nodig was: ‘Want op deze dag wordt voor u verzoening gedaan om u te reinigen. Van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de Heere gereinigd.’ Zo kon Gods tegenwoordigheid onder het volk in stand worden gehouden. De verzoening werd door verschillende ceremonies tot stand gebracht. In een van die ceremonies werd een geit gedood als offer voor de zonden van de mensen, en de hogepriester bracht het bloed van de geit naar het heilige der heiligen. Later legde de hogepriester een levende geit zijn handen op en beleed de zonden van de kinderen van Israël, waarmee hij die zonden zinnebeeldig op de geit overbracht. Vervolgens werd de geit uit het kamp van Israël gedreven.
In dit ritueel stelden de geiten Jezus Christus voor die de plaats van zondaars innam. Zonde wordt in Gods tegenwoordigheid niet toegestaan. Maar in plaats van de zondaren te vernietigen of te verdrijven, bood God ze een andere oplossing: in plaats daarvan werd er een geit gedood of verdreven. ‘Zo draagt de bok al hun ongerechtigheden op zich’ (Leviticus 16:22).
De symboliek van deze rituelen wees op de manier waarop God ons terug in zijn tegenwoordigheid wil brengen: door Jezus Christus en zijn verzoening. De Heiland heeft ‘onze ziekten […] op Zich genomen, onze smarten […] gedragen’, zelfs ‘de ongerechtigheid van ons allen’ (Jesaja 53:4, 6). Hij nam onze plaats in, gaf zijn leven om de straf voor zonde te betalen, en overwon vervolgens met zijn herrijzenis de dood (zie Mosiah 15:8–9). Het offer van Jezus Christus was het ‘groot en laatste offer’, ‘ja, geen offer van een mens, noch van een dier’ maar ‘een oneindig en eeuwig offer’ (Alma 34:10). Hij was de vervulling van alles waar de offers in de oudheid naar verwezen.
Daarom zei Hij toen zijn offer volbracht was: ‘U zult Mij geen bloedvergieten meer offeren; ja, uw offeranden […] moeten worden afgeschaft. […] Maar u zult Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen’ (3 Nephi 9:19–20).
Dus als u in het Oude Testament passages over offeranden en de tabernakel (of later de tempel) tegenkomt – en dat zal vaak voorkomen – bedenk dan dat het voornaamste doel daarvan is om uw geloof in de Messias, Jezus Christus, te versterken. Richt uw gevoelens en uw gedachten op Hem. Overdenk wat Hij heeft gedaan om u terug in Gods tegenwoordigheid te brengen, en wat u gaat doen om Hem te volgen.