‘29 april–5 mei. Johannes 7–10: “Ik ben de goede Herder”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘29 april–5 mei. Johannes 7–10’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019
29 april–5 mei
Johannes 7–10
‘Ik ben de goede Herder’
Uw klasleden en u gaan deze week inzichten verwerven door Johannes 7–10 te lezen. Bedenk dat de ideeën in dit lesschema de ingevingen die u hebt ontvangen bij het bestuderen van de Schriften horen aan te vullen en niet te vervangen.
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
Wijs de deelnemers aan de les er nogmaals op dat hun evangeliestudie vooral thuis dient te gebeuren. Welke passages uit Johannes 7–10 hebben de mensen in de les tijdens de week in gezinsverband besproken? Aan welke boodschappen hadden zij het meeste?
In de leer onderwijzen
Jezus Christus is de Heiland van de wereld.
-
In heel Johannes 7–10 doet de Heiland verschillende uitspraken waardoor de leden van de klas zijn zending beter kunnen begrijpen en dichter tot Hem kunnen komen. Vraag de mensen in de klas de volgende Schriftteksten te lezen en te vertellen wat we eruit leren over de goddelijke zending van de Heiland. Hoe vervult Christus deze rollen voor ons?
-
Johannes 7:37–39: ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.’
-
Johannes 8:12; 9:4–5: ‘het Licht der wereld’
-
Johannes 8:58: ‘Vóór Abraham geboren was, ben Ik.’ (Zie het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen voor inzichten over dit vers.)
-
Johannes 9:8–10, 35–38: ‘de Zoon van God’
-
Johannes 10:7–9: ‘de Deur’
-
Johannes 10:11–14: ‘ de goede Herder’
-
Als we de leringen van Jezus Christus naleven, ontdekken we dat ze waar zijn.
-
De leden in de les begrijpen misschien beter hoe een gebod naleven een getuigenis opbouwt, als ze dit model vergelijken met een vaardigheid aanleren door persoonlijke ervaring. U kunt bijvoorbeeld aan de leden die kunnen jongleren of een muziekinstrument kunnen bespelen vragen uit te leggen hoe ze deze vaardigheden hebben ontwikkeld. Hoe leerden ze meer van zelfstandig oefenen dan van iemand anders het zien doen? Bespreek klassikaal hoe de inspanning om een vaardigheid te verwerven vergelijkbaar is met het geestelijke model dat de Heiland in Johannes 7:14–17 beschrijft. Kunnen de deelnemers aan de les vertellen wat hun ervaring was, toen ze op die manier geestelijke kennis verkregen?
-
Hoe kunt u de leringen uit Johannes 7:14–17 illustreren? U kunt de klas bijvoorbeeld vragen naar ervaringen waarbij ze een getuigenis van een evangeliewaarheid verkregen door die na te leven. Het verhaal van Zuster Bonnie L. Oscarson in de ‘Bijkomende leermiddelen’ is ook een goed voorbeeld. Geef de mensen in de klas tijd om te bedenken van welk evangeliebeginsel ze een sterker getuigenis willen opbouwen en moedig ze dan aan specifieke doelen te stellen om dat beginsel beter na te leven.
Als we Jezus Christus leren kennen, leren we ook de Vader kennen.
-
Ouderling Jeffrey R. Holland heeft gezegd: ‘Sommigen in onze huidige wereld lijden aan een zorgelijk onbegrip van [God de Vader]. […] Ze voelen zich misschien wel op hun gemak in de armen van Jezus, maar [ze] vrezen een meedogenloze confrontatie met God.’ (‘The Grandeur of God’, Ensign, november 2003, 71.) Wat leren we uit de woorden van de Heiland in Johannes 8:18–19, 26–29 over de verbinding tussen zijn Vader en Hem? Nadat de klasleden deze verzen gelezen en besproken hebben, kunnen ze enkele dingen op het bord schrijven die Jezus heeft gedaan, gezegd of onderwezen. Wat komen we hierdoor over God de Vader te weten?
De barmhartigheid van de Heiland is er voor allen die zich bekeren.
-
Het verhaal van de Heiland die genade en bekering biedt aan de overspelige vrouw kan een bron van bemoediging zijn voor wie zich vanwege van hun zonden veroordeeld voelen. Of, als leden van de klas zich geneigd voelen anderen vanwege hun zonden te veroordelen, kan het verhaal tot waarschuwing dienen. Vraag ze eventueel Johannes 8:1–11 te lezen en daarbij te zoeken naar antwoorden op dit soort vragen: Wat kunnen we uit dit verhaal over de barmhartigheid van de Heiland leren? Waarom is het nuttig dat we zijn barmhartigheid ontvangen wanneer wij zondigen, als we ons geneigd voelen anderen te oordelen (zie Alma 29:9–10)? U kunt ook de video ‘Go and Sin No More’ (LDS.org) tonen.
-
Om te zorgen dat de boodschap in Johannes 8:1–11 persoonlijke betekenis voor de mensen in de les krijgt, kunt u de klas in drie groepen verdelen. Een groep bestudeert de woorden en handelingen van de Farizeeën, de volgende groep de woorden en handelingen van de Heiland en de laatste groep de woorden en handelingen van de vrouw. Laat iedere groep een lijst met geestelijke beginselen maken die ze ontdekken door elk deel van het verhaal te lezen.
-
Soms zijn we ons niet bewust hoe we anderen oordelen. U kunt de mensen in de klas als volgt deze neiging leren weerstaan: vraag de klas een lijst met u op te stellen van manieren waarop we mensen oordelen (op hun uiterlijk, hun gedrag, hun achtergrond enzovoort). Geef ze allemaal stukjes papier in de vorm van een steen en vraag ze een manier te kiezen van anderen oordelen waaraan ze zichzelf schuldig achten en het op een steen van papier te schrijven. Wat leren we uit de woorden van de Heiland tot de Farizeeën in Johannes 8:1–11? Laat de aanwezigen daarna aan de andere kant van hun steen iets schrijven waardoor ze eraan worden herinnerd dat ze anderen niet moeten oordelen (misschien een zin uit Johannes 8).
Thuisstudie stimuleren
Vraag de deelnemers aan de les om aan een keer te denken dat ze iets waardevols waren verloren. In de hoofdstukken van volgende week ontdekken ze hoe onze hemelse Vader en Jezus Christus Zich voelen over wie verloren is.
Bijkomende leermiddelen
Een beginsel naleven zorgt dat we er een getuigenis van krijgen.
Zuster Bonnie L. Oscarson heeft gezegd:
‘De Heiland heeft gezegd: “Als iemand de wil heeft om Zijn wil te doen, zal hij van dit onderricht weten of het uit God is, of dat Ik vanuit Mijzelf spreek” (Johannes 7:17). Soms proberen we het andersom. We proberen bijvoorbeeld deze aanpak: “Ik zal de wet van tiende met plezier naleven, maar ik wil eerst weten of het een waar beginsel is.” Misschien bidden we zelfs om een getuigenis van de wet van tiende en hopen we dat de Heer ons dat getuigenis geeft voor we ooit een tiendeblaadje hebben ingevuld. Zo werkt het gewoon niet. De Heer verwacht van ons dat we geloof oefenen. We moeten consequent een volledige, eerlijke tiende betalen om er een getuigenis van te krijgen. […]
‘Ik wil jullie graag aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe het naleven van een beginsel ertoe leidt dat je je tot dat beginsel bekeert. […] Mijn ouders en kerkleerkrachten hadden me geleerd mijn lichaam met eerbied te behandelen, mijn verstand helder te houden en vooral op de geboden van de Heer te vertrouwen. Ik had besloten om situaties waarvan ik wist dat er alcohol zou zijn te mijden, en om tabak en drugs te mijden. Dat betekende vaak dat ik niet uitgenodigd werd voor feestjes en dat ik zelden op afspraakjes ging. Steeds meer jongeren namen drugs en de gevaren waren toen nog niet zo bekend als nu. Veel van mijn leeftijdgenoten hebben blijvende schade door drugs opgelopen of zijn in ernstige verslavingen verstrikt geraakt. Ik was dankbaar dat ik thuis het woord van wijsheid had geleerd en ik kreeg een sterk getuigenis van dat beginsel door geloof te oefenen en het na te leven. Door dit ware evangeliebeginsel na te leven, kreeg ik een goed gevoel. Dat was de Heilige Geest die aan me bevestigde dat het beginsel waar was.’ (‘Ware bekering’, Liahona, november 2013, 77.)