‘6–12 mei. Lukas 12–17; Johannes 11: “Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘6–12 mei. Lukas 12–17; Johannes 11’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019
6–12 mei
Lukas 12–17; Johannes 11
‘Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was’
Bereid u voor door Lukas 12–17 en Johannes 11 met een gebed in het hart te bestuderen. Aan welke ‘verloren schapen’ in uw klas denkt u? Gebruik Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen en dit lesschema, wanneer u naar de leiding van de Heer streeft om zo goed mogelijk aan de behoeften van uw klasleden te voldoen, zelfs als ze de lessen niet bijwonen.
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
Iets toepassen is een belangrijk deel van het leerproces, dus vraag de deelnemers aan de les hoe zij iets nageleefd hebben wat ze deze week uit de Schriften hebben geleerd.
In de leer onderwijzen
Er bestaat geen geldig excuus om het evangelie te verwerpen.
-
Om de gelijkenis van de grote maaltijd met de klas te bestuderen, kunt u de leden van de klas uitnodigen voor een denkbeeldig feestje dat u gaat geven. Laat ze enkele redenen opgeven waarom ze wel of niet kunnen komen. Lees Lukas 14:15–24 klassikaal en bespreek de uitvluchten die de mensen in de gelijkenis gebruikten, toen ze voor een feest werden uitgenodigd dat voor de zegeningen van het evangelie staat. Welke uitvluchten hebben mensen tegenwoordig om de uitnodiging van de Heiland om de zegeningen van onze hemelse Vader te ontvangen af te slaan? Misschien willen er enkele klasleden vertellen hoe zij werden gezegend doordat ze offers brachten om bepaalde evangeliebeginselen na te leven.
We kunnen wie verloren zijn opzoeken en ons samen met onze Vader verheugen als ze terugkeren.
-
Hoe kunt u uw cursisten motiveren om mensen op te zoeken die ‘verloren’ zijn omdat ze de zegeningen van het evangelie ontberen, en ze te vragen terug te komen? U kunt mensen in de les vragen om even over ‘verloren schapen’ te denken die ze kennen en dan Lukas 15:1–7 met die persoon in gedachten te lezen. Wat voor ingevingen krijgen ze om die persoon liefdevol de hand te reiken? Met het verhaal van president Thomas S. Monson in de ‘Bijkomende leermiddelen’ of de toespraak van ouderling Mervyn B. Arnold ‘De reddende hand bieden: we kunnen het’ (Liahona, mei 2016, 53–55) kunt u de bespreking op gang helpen.
-
Is het nuttig als de leden in de les inzien op welke manieren iemand verloren kan geraken? Stel eventueel groepen samen om een van de drie gelijkenissen in Lukas 15 te bestuderen. Hoe kunnen we volgens deze gelijkenissen wie verloren is proberen te vinden? Wat laten de woorden in Lukas 15 zien over de gevoelens van onze hemelse Vader over wie verloren is? Samen ‘Zielslief heeft ’t hart van de Herder’, Lofzangen,nummer 154, zingen kan een zinvolle aanvulling op de leringen in deze gelijkenissen zijn.
-
Het kan nuttig zijn voor de deelnemers zich op de woorden en daden van de oudere zoon in de gelijkenis van de verloren zoon te concentreren. Misschien kunnen ze een ander einde voor de gelijkenis schrijven waarin de oudere broer een andere houding ten opzichte van zijn broer aanneemt. Wat leren we uit de raadgeving van de vader in de gelijkenis? Hoe horen we ons te voelen over wie verloren zijn en over wie naar het evangelie terugkeren? (Bekijk ook de uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland in de ‘Bijkomende leermiddelen’.) Of u kunt enkele aanwezigen vragen zich in te beelden dat zij de vader in de gelijkenis zijn. Welke raad zouden zij hun oudere zoon nog geven, zodat hij zich in de vooruitgang of successen van anderen zou verheugen?
Jezus Christus is de opstanding en het leven.
-
De klas heeft deze week over de opwekking van Lazarus gelezen. Heeft iemand daarbij iets gevonden dat zijn of haar geloof in Jezus Christus als de Zoon van God en de beloofde Messias versterkte? Laat hen vertellen wat ze hebben gevonden. Welke andere ervaringen hebben hun geloof in Jezus Christus versterkt? U wilt er wellicht op wijzen dat Lazarus ten tijde van dit wonder niet herrezen was, maar weer tot het sterfelijk leven was opgewekt.
-
Om Johannes 11:1–46 samen te onderzoeken kunt u de deelnemers aan de les vragen beurtelings een vers te lezen en te stoppen zodra ze een bewijs van geloof in Jezus Christus vinden. Vraag de cursisten hun bevindingen te bespreken. Hoe kunnen beproevingen en zwakheden ons geloof in Hem versterken?
-
Of u kunt dit verhaal lezen door enkele leden aan te wijzen om over de zienswijzen van de betrokken personen na te denken; de Heiland, de apostelen, Martha, Maria en Lazarus. Wat kunnen we van ieder van hen leren? Wat komen we in Johannes 11:33–35 over de Heiland te weten? Waarom is het belangrijk om dat over Hem te weten?
Thuisstudie stimuleren
Spoor de klasleden aan Mattheüs 19–20; Markus 10; en Lukas 18 te lezen door een vraag te stellen als ‘Hoe zou u het vinden als u een hele dag had gewerkt en evenveel betaald werd als iemand die maar een uurtje had gewerkt?’ Vertel ze dat er in de hoofdstukken van deze komende week een gelijkenis staat waarin wordt uitgelegd waarom dit toch rechtvaardig kan zijn.
Bijkomende leermiddelen
‘U hebt me gevonden.’
President Thomas S. Monson vertelde over de volgende ervaring die hij als bisschop had: ‘Op een zondagochtend merkte ik dat Richard, een van onze priesters die bijna nooit naar de priesterschapsvergadering kwam, er weer niet was. Ik liet het quorum in handen van de adviseur achter en ging naar Richards huis. Zijn moeder vertelde dat hij in een garage in de buurt aan het werk was. Ik reed naar de garage om Richard te zoeken. Ik keek overal, maar kon hem nergens vinden. Plotseling kreeg ik het gevoel dat ik in de oude smeerkuil naast het gebouw moest kijken. In het donker zag ik twee ogen glinsteren. Ik hoorde Richard zeggen: “U hebt me gevonden, bisschop! Ik kom eraan.” Richard en ik begonnen te praten en ik vertelde hem hoezeer we hem misten en nodig hadden. Op mijn verzoek beloofde hij de bijeenkomsten bij te wonen. […] Richard vertelde [nadien] dat het keerpunt in zijn leven was gekomen toen zijn bisschop hem verscholen in een smeerkuil had gevonden en hem had geholpen weer actief te worden.’ (‘Suikerbieten en de waarde van een ziel’, Liahona, juli 2009, 4–5.)
Van de andere verloren zoon leren.
Ouderling Jeffrey R. Holland merkte het volgende op over de oudere broer van de verloren zoon:
‘Deze zoon is niet zozeer boos omdat de ander is thuisgekomen, maar omdat zijn ouders daar zo blij om zijn. Hij had het gevoel dat hij niet werd gewaardeerd. En door zijn zelfmedelijden vergeet deze plichtsgetrouwe zoon even – en hij is bijzonder plichtsgetrouw – dat hij nog nooit verdorvenheid, wanhoop, angst of zelfhaat heeft gekend. Hij vergeet zelfs dat elk kalf op de boerderij al van hem is, evenals alle kleding in de kast en elke ring in de la. Hij vergeet even dat zijn getrouwheid altijd beloond is en dat zal blijven.
‘Nee, hij die bijna alles heeft, en die dat door hard werken heeft verdiend, ontbeert die ene eigenschap waardoor hij volledig de man van de Heer wordt die hij bijna is. Hij heeft nog niet het medeleven, de barmhartigheid, de ruimdenkendheid ontwikkeld om te beseffen dat dit geen rivaal is die terugkeert. Het is zijn broer. Zijn vader smeekt hem om in te zien dat zijn broer dood was en levend is geworden. Dat hij verloren was en gevonden is.’ (‘The Other Prodigal’, Ensign, mei 2002, 63.)