‘5–11 augustus. Romeinen 1–6: “Een kracht van God tot zaligheid”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘5–11 augustus. Romeinen 1–6’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019
5–11 augustus
Romeinen 1–6
‘De kracht van God tot zaligheid’
Lees Romeinen 1–6 gebedsvol en houd daarbij de mensen in uw klas in gedachten. Hierdoor staat u open voor de ingevingen van de Geest bij uw lesvoorbereiding.
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
Gun de leden in de les enkele minuten om in Romeinen 1–6 naar een lievelingsvers te zoeken. Dan kunnen ze het gekozen vers voorlezen aan iemand die naast hen zit.
In de leer onderwijzen
‘Ik schaam mij niet voor het evangelie van Christus.’
-
Is iemand in uw klas ooit voor zijn of haar overtuiging bespot geweest? Laat ze Romeinen 1:16–17 lezen en nadenken over voorvallen in het boek Handelingen waarbij Paulus toonde dat hij zich niet voor het evangelie schaamde. Waarom kunnen wij onbeschaamd lid zijn van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? Laat de aanwezigen vertellen wanneer zij of anderen hebben laten zien dat ze niet beschaamd voor het evangelie van Christus waren.
Romeinen 1:16–17; 2:28–29; 6:1–11
Echt discipelschap is in onze innerlijke toewijding geworteld, niet alleen in onze daden.
-
Hoe evalueren we ons eigen discipelschap? De raad van Paulus aan de Romeinen herinnert ons eraan dat we niet de nadruk moeten leggen op een takenlijstje afwerken, maar op ‘het hart [en] de geest’ (Romeinen 2:29). U kunt de tekst van Romeinen 2:28–29 op het bord schrijven om de raad van Paulus duidelijk te maken. Vervang het woord Jood met heilige der laatste dagen en de woordgroep besnijdenis die met het verbond dat. Hoe maakt deze aanpassing Paulus’ leringen nog duidelijker? U kunt ook voorbeelden bespreken van dingen die we als kerkleden doen die zinvoller en krachtiger zijn als ze ‘van het hart, naar de geest’ zijn gedaan (Romeinen 2:29). Zie bijvoorbeeld de toespraak van ouderling Jeffrey R. Holland over huisonderwijs, ‘Afgezanten van de kerk’ (Liahona, november 2016, 61–67) of die van ouderling Neil L. Andersen over zendingswerk, ‘Een getuige van God’ (Liahona, november 2016, 35–38).
‘Waar de zonde is toegenomen, daar is de genade meer dan overvloedig geweest.’
-
In uw klas zitten misschien mensen die Paulus’ leringen over geloof, werken en genade niet zonder extra uitleg begrijpen (zie ook het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen en de Bijbelvertaling van Joseph Smith achterin de tripelcombinatie). Hoe kunt u ze van elkaar laten leren? U kunt de volgende twee scenario’s aan de klas presenteren om duidelijk te maken dat we onze goede werken niet horen te zien als een manier om te bewijzen dat we getrouw zijn, en dat we de genade van Christus niet als een reden mogen zien om onze fouten en zonden te bagatelliseren. Vraag de klas in Romeinen 3:20–31; 5:1–2; 6:1–2, 21–23 naar beginselen te zoeken die Gloria en Justin kunnen helpen. Door welke andere leerstellige beginselen in ‘Bijkomende leermiddelen’ zou de klas het belang van zowel rechtvaardige werken als van vertrouwen in de genade van Christus beter begrijpen? U kunt de deelnemers aan de les vragen wat ze hebben ontdekt of ze een rollenspel laten spelen.
Scenario 1
U bent bevriend met Gloria. Zij voelt zich overweldigd door haar inspanning om een trouwe discipel te zijn. Zij doet haar uiterste best alles te doen wat ze denkt te moeten doen, maar ze is vaak bezorgd dat haar pogingen tekortschieten. ‘Ben ik goed genoeg?’, vraagt ze zich af. ‘Gaat de Heer mij aanvaarden?’
Scenario 2
U bent bevriend met Justin. Hij maakt zich niet al te bezorgd of hij rechtschapen keuzes maakt. Hij gelooft in Jezus Christus, komt naar de kerk en is een liefhebbende vader en een goede buur. Maar hij heeft besloten niet de normen na te leven die hem tempelwaardig zouden maken. Als familie en vrienden hem aansporen zich op een tempelbezoek voor te bereiden, antwoord hij: ‘Ik ben een goed mens. Ik heb geloof in Christus. Hij heeft de prijs voor mijn zonden al betaald en ik denk niet dat hij me de toegang tot het celestiale koninkrijk over zulke onbenulligheden gaat ontzeggen.’
Thuisstudie stimuleren
Stimuleer de deelnemers aan uw les om Romeinen 7–16 te lezen door ze te zeggen dat Paulus een inwendige oorlog beschrijft – die we allemaal voeren. In Romeinen 7–16 wordt uitgelegd wat die oorlog is en hoe we kunnen overwinnen.
Bijkomende leermiddelen
Geloof, genade en werken.
Hoewel we ons best moeten doen om de geboden na te leven, worden we door louter gehoorzaamheid aan de wetten van God niet gered (zie Romeinen 3:27–31). Ondanks onze uiterste inspanningen, hebben we ‘allen […] gezondigd en missen [we] de heerlijkheid van God’ (Romeinen 3:23). Daarom hebben we allen Christus nodig. Zijn genade maakt het mogelijk dat ons onze zonden worden vergeven en stelt ons in staat goede werken te blijven verrichten. Zoals Paulus heeft geschreven: ‘waar de zonde is toegenomen, daar is de genade meer dan overvloedig geweest’ (Romeinen 5:20).
President David O. McKay heeft een vergelijking verteld over een jongen die tijdens een zwemactiviteit met zijn vrienden begon te verdrinken: ‘Gelukkig trok een van hen met een alerte geest en een snelle reactie een lange stok uit een schutting en hield het uiteinde naar de jongen in moeilijkheden, die de stok greep, hem stevig vasthield en zo werd gered.
‘Alle jongemannen zeiden dat de avontuurlijke kerel zijn leven dankte aan de jongen die het reddingsmiddel had aangereikt.
‘Dit is ongetwijfeld waar, en toch ondanks de middelen die hem aangereikt werden, als die jongen er geen gebruik van had gemaakt en als hij zich niet tot het uiterste had ingespannen, zou hij verdronken zijn, ongeacht de heldhaftige daad van zijn kameraad.’ (David O. McKay, ‘The Gospel of Work’, Instructor, januari 1955, 1.)
Aangaande de vraag of we gered worden door geloof of door werken heeft de christelijke schrijver C.S. Lewis geschreven: ‘Dat lijkt op vragen welk blad van de schaar het meest nodig is.’ (Mere Christianity, 148.)
Scenario 1
-
J. Devn Cornish, ‘Ben ik goed genoeg? Ga ik het halen?’, Liahona, november 2016, 32–34
‘We kunnen ons heil niet kopen met de valuta van gehoorzaamheid; het is gekocht met het bloed van de Zoon van God [zie Handelingen 20:28]. […]
‘Genade is een gave van God, en ons verlangen om al Gods geboden te gehoorzamen, is net als het uitstrekken van onze sterfelijke hand om die heilige gave van onze hemelse Vader in ontvangst te nemen.’ (Dieter F. Uchtdorf, ‘De gave van genade’, Liahona, mei 2015, 109–110.)
Scenario 2
-
D. Todd Christofferson, ‘Blijf “in Zijn liefde”’, Liahona, november 2016, 48–51
‘Als genade een gave van God is, waarom is gehoorzaamheid aan Gods geboden dan zo belangrijk? Waarom zouden we dan moeite doen om Gods geboden te onderhouden – of ons te bekeren? […]
‘Daarom is onze gehoorzaamheid aan Gods geboden een natuurlijk uitvloeisel van onze eindeloze liefde en dankbaarheid voor Gods goedheid. Deze vorm van ware liefde en dankbaarheid zal onze werken op wonderbaarlijke wijze samenvoegen met Gods genade.’ (Dieter F. Uchtdorf, ‘De gave van genade’, Liahona, mei 2015, 109.)
Onze voortgaande behoefte aan genade.
‘Behalve dat u genade nodig hebt voor uw hemelse heil, hebt u de activerende genadekracht ook in uw dagelijks leven nodig. Door vol overgave, nederig en deemoedig tot uw hemelse Vader te naderen, zal Hij u verheffen en sterken door zijn genade. (Zie Spreuken 3:34; 1 Petrus 5:5; LV 88:78; 106:7–8.) Verlaat u op zijn genade, dan kunt u vooruitgang maken en een beter mens worden.’ (Trouw aan het geloof, 60.)