Kom dan en volg Mij
21–27 oktober. 1 en 2 Thessalonicenzen: “Dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt”


‘21–27 oktober. 1 en 2 Thessalonicenzen: “Dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)

‘21–27 oktober. 1 en 2 Thessalonicenzen’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019

zendelingenzusters spreken met een jongeman

21–27 oktober

1 en 2 Thessalonicenzen

‘Dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt’

Alma heeft gezegd: ‘Vertrouw evenmin iemand als uw leraar of uw prediker, tenzij het een man Gods is, die in zijn wegen wandelt en zijn geboden onderhoudt.’ (Mosiah 23:14). Hoe moet u zich volgens deze Schrifttekst op uw onderwijs voorbereiden?

Schrijf uw ingevingen op

Meedoen (pictogram)

Meedoen stimuleren

Geef de deelnemers aan de les enkele minuten de tijd om 1 en 2 Thessalonicenzen door te nemen en een vers te kiezen dat indruk op hen maakte. Laat ze het door hun gekozen vers met de persoon naast ze bespreken en vraag dan enkele koppels wat ze van elkaar hebben geleerd.

Onderwijs (pictogram)

In de leer onderwijzen

1 Thessalonicenzen 1:5–8; 2:1–13

Dienaars in het geloof verkondigen het evangelie met oprechtheid en liefde.

  • Paulus herinnert de Thessalonicenzen er in zijn zendbrief eerst aan hoe anderen en hij hun over het evangelie hebben verteld. Dit is wellicht een goede kans voor de mensen in uw les om te evalueren hoe goed ze elkaar onderwijzen en van elkaar leren. Laat de mensen van de klas 1 Thessalonicenzen 1:5–8; 2:1–13 lezen en de beginselen benoemen die te maken hebben met het evangelie effectief te verkondigen. Dan kunnen ze op basis van deze verzen vragen formuleren waardoor ze hun inspanningen om het evangelie te verspreiden kunnen evalueren. Een mogelijke vraag kan zijn: ‘Ben ik een voorbeeld van de dingen die ik weet?’ (Zie 1 Thessalonicenzen 1:7.) Hoe kunnen we onze cursisten door de beginselen uit deze passage beter dienen?

  • 1 Thessalonicenzen 1:5–8; 2:1–13 kan sommige mensen misschien doen denken aan een leerkracht zoals Christus, die ze ‘net als een vader zijn kinderen’ positief heeft beïnvloed (1 Thessalonicenzen 2:11). Vraag de klasleden in deze passages te zoeken naar een eigenschap van een oprechte geloofsdienaar, en te denken aan een leerkracht die deze eigenschap vertoont. U kunt ze vragen voor de leerkracht waaraan ze denken een brief te schrijven of een certificaat te maken. Moedig ze aan om in de brief of op het certificaat een vers uit 1 Thessalonicenzen te vermelden samen met de uitleg hoe de leerkracht een voorbeeld van dat vers was. Misschien willen ze de brief of het certificaat overhandigen aan de persoon over wie ze schreven.

1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12

Als we Jezus Christus volgen, kunnen we geheiligd worden.

  • Paulus leerde de heiligen uit Thessaloniki dat ‘God ons niet geroepen [heeft] tot onreinheid, maar tot leven in heiliging’ (1 Thessalonicenzen 4:7). Om een bespreking over heiligheid te beginnen, kunt u de hele klas of iemand alleen vragen ‘Heer, geef mij meer reinheid’ (Lofzangen, nr. 94) te zingen. Vraag de aanwezigen de eigenschappen van heiligheid in de lofzang die indruk op ze maakten, te bespreken. Schrijf op het bord Meer heiligheid geef mij, meer … , en vraag de mensen in de les in 1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12 naar woorden en zinsneden te zoeken om de zin aan te vullen. Hoe kunnen we deze eigenschappen ontwikkelen?

  • Voor sommigen kan de aansporing om heilig te worden afschrikwekkend lijken. Misschien helpt het als de mensen in uw klas begrijpen dat heiligheid ontwikkelen een geleidelijk proces is dat vereist dat we onszelf in de loop van de tijd steeds verbeteren (zie 1 Thessalonicenzen 4:10). Om dit proces te illustreren, kunt u een lid van de klas vragen over een talent of een prestatie te vertellen die een voortdurende inspanning over een langere periode vereiste, zoals een deken maken of een muziekinstrument bespelen. Waarin lijkt dit op heilig worden? Vraag de mensen in de les 1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12 te bestuderen en van hun inzichten te vertellen betreffende de inspanning die het vraagt heilig te worden op de manier die Paulus beschrijft. Wat heeft ons geholpen heiliger te worden?

1 Thessalonicenzen 4:11–12; 2 Thessalonicenzen 3:7–13

We horen te werken om voor onszelf en de behoeftigen te zorgen.

  • Om een bespreking over de raad van Paulus over werk te inspireren, vraagt u bijvoorbeeld: Wat zijn de gevolgen van luiheid? Wat bedoelde Paulus met ‘rustig’ en ‘in alle rust’ (1 Thessalonicenzen 4:11; 2 Thessalonicenzen 3:12)? U kunt zulke vragen op het bord schrijven. De klasleden kunnen erover nadenken terwijl ze 1 Thessalonicenzen 4:11–12 en 2 Thessalonicenzen 3:7–13 lezen. Laat ze deze vragen in paren, groepjes of klassikaal te bespreken. Welke andere Schriftteksten maken ons het belang van werk en de gevaren van luiheid duidelijk? (Zie de voorbeelden in de ‘Bijkomende leermiddelen’.)

2 Thessalonicenzen 2

Er moest een afval aan de wederkomst van Jezus Christus voorafgaan.

  • Begrip van de grote afval kan het getuigenis van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus van de klasleden versterken. Het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen bevat verscheidene informatiebronnen over de afval. U kunt vooraf enkele deelnemers vragen deze informatiebronnen te bestuderen en hun inzichten voor de klas te brengen, of u kunt ze klassikaal bestuderen en bespreken. In de ‘Bijkomende leermiddelen’ staan ook meerdere video’s over de afval die aan de bespreking kunnen bijdragen.

  • Het kan zinvol zijn enkele metaforen te bespreken die profeten hebben gebruikt om de afval te beschrijven, zoals een hongersnood (zie Amos 8:11–12), wrede wolven die de kudde binnenkomen (zie Handelingen 20:28–30) en een gestreeld gehoor (zie 2 Timotheüs 4:3–4). Deel de klas eventueel op in paren. Vraag ze een of meer van deze Schriftgedeelten te lezen (of andere die u hebt gekozen) en te beschrijven wat we uit deze verzen over de grote afval leren. Wat hebben profeten over de afval en de gevolgen ervan onderwezen?

  • Om verder op de grote afval in te gaan vraagt u de cursisten zich in te beelden dat ze een vriend hebben die niet begrijpt waarom het evangelie hersteld moest worden. Maak twee kolommen op het bord en schrijf boven de eerste Oorzaken van de afval en boven de tweede Gevolgen van de afval. Vraag de mensen in de les het deel ‘De grote afval’ in Predik mijn evangelie (pagina’s 35–36) in paren of groepjes te doorzoeken naar de oorzaken en gevolgen van de afval, en die op het bord te schrijven. Met welke punten in dit schema kunnen zij hun vriend laten inzien dat de herstelling nodig was?

  • Zou het zinvol zijn om in uw klas te bespreken hoe we ons ervoor kunnen hoeden afvallig te worden? U kunt ze vragen in 2 Thessalonicenzen 2 naar raad te zoeken die ze een vriend kunnen geven zodat hij of zij persoonlijke afvalligheid kan vermijden.

Studie (pictogram)

Thuisstudie stimuleren

Motiveer de deelnemers aan de les om 1 en 2 Timotheüs, Titus en Filemon deze week te lezen. Vraag ze zich in te beelden dat ze een persoonlijke brief van een apostel zouden ontvangen met raad voor de vervulling van hun kerkroeping. Stel voor dat ze over hun roeping nadenken terwijl ze deze persoonlijke brieven van de hand van Paulus aan vroegchristelijke kerkleiders lezen.

Leermiddelen (pictogram)

Bijkomende leermiddelen

1 en 2 Thessalonicenzen

Schriftteksten over werk en luiheid.

Video’s over de afval op LDS.org.

  • ‘The Great Apostasy’

  • ‘Apostasy–Jan’

  • ‘De afval en de herstelling – Wat de herstelling voor mij betekent’

Ons onderwijs verbeteren

Breng variatie in uw onderwijsmethoden aan. Men kan gemakkelijk aan één bepaalde onderwijsmethode wennen, maar verschillende onderwijsmethoden bereiken verschillende cursisten. Zoek naar manieren om variatie in uw onderricht aan te brengen. Gebruik bijvoorbeeld video’s, kunst of muziek, of geef de mensen in de klas de kans te onderwijzen. (Zie Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland22.)