De leringen van Joseph Smith over het priesterschap, de tempel en de vrouw
Vrouwen en mannen hebben ruime mogelijkheden om zich in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen dienstbaar te maken, zowel binnen hun eigen kerkelijke gemeente als op andere niveau’s binnen de kerk. Zo houden vrouwen in de kerk toespraken tijdens de zondagse bijeenkomsten en in de algemene conferentie van de kerk, zijn ze als zendeling voor de kerk werkzaam, verrichten en officiëren ze bij heilige ceremonieën in de tempels van de kerk en geven ze leiding aan organisaties die zorgen voor gezinnen, vrouwen, jongevrouwen en kinderen. Ze hebben op algemeen en lokaal niveau zitting in priesterschapsraden. Beroepsmatig doceren vrouwen mormoonse geschiedenis en theologie op universiteiten van de kerk en in de educatieve programma’s voor de jeugd van de kerk. Omdat alleen mannen tot een ambt in het priesterschap worden geordend, zijn er echter vragen gerezen over de positie van de vrouw in de kerk. Dit essay geeft relevante historische context bij deze belangrijke vragen en geeft uitleg over de leringen van Joseph Smith over de vrouw en het priesterschap.
Dat het gezag van het priesterschap door middel van de profeet Joseph Smith is hersteld, is een fundamentele leerstelling van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Kort na zijn roeping ontving Joseph Smith het priesterschap van hemelse boodschappers. Met dat gezag stichtte hij de kerk, verleende hij het priesterschap aan andere mannen en ordende hij hen tot ambten in het priesterschap.1 Met datzelfde gezag richtte Joseph Smith de zustershulpvereniging (ZHV) op als onderdeel van de kerkstructuur. Daarmee werd er formeel een plaats toegekend aan de belangrijke rol van de vrouw. Dit alles werd gedaan om de heiligen voor te bereiden op de verordeningen van de tempel, die kort na de oprichting van de zustershulpvereniging werden geïntroduceerd. Toen Joseph Smith overleed, was de aan hem geopenbaarde visie inmiddels stevig ingebed: vrouwen en mannen konden heilige priesterschapsverordeningen in heilige tempels ontvangen en bedienen, waardoor ze zich konden voorbereiden om eenmaal de tegenwoordigheid van God in te gaan.
Het begrip dat de eerste heiligen der laatste dagen van het priesterschap hadden
De herstelling van het priesterschap vond plaats in een tijd van hevige godsdienstige opschudding in de Verenigde Staten. Deze opschudding kwam deels voort uit vragen over goddelijk gezag — wie het had, hoe je het kon krijgen, en of het wel nodig was.2 Aan het begin van de 19de eeuw geloofden de meeste christenen dat het oorspronkelijke gezag van Jezus om in Gods naam te handelen nog altijd op aarde was. Joseph Smith zei daarentegen dat Christus’ priesterschap na de dood van de eerste apostelen verloren was gegaan en wederom door engelen was hersteld. Toch vatten veel heiligen der laatste dagen het begrip priesterschap aanvankelijk op zoals dat door velen in die tijd werd gedaan. In het Amerika van 1830 werd het woord priesterschap gedefinieerd als ‘het ambt of de persoon van een priester’ en ‘de orde van mannen met een aanstelling in een heilig ambt’. Het priesterschap sloeg dus op een religieus ambt en de mannen die dit droegen.3 Voor de eerste heiligen der laatste dagen was het priesterschap vooral de ordening tot een kerkelijk ambt en het gezag om te prediken en religieuze riten te verrichten.4 Net zoals in de meeste andere christelijke kerken van die tijd waren het alleen mannelijke heiligen der laatste dagen die het priesterschap droegen, op zending werden geroepen, en verordeningen verrichtten zoals de doop en het zegenen van het avondmaal.
In tegenstelling tot veel andere kerken konden in principe alle mannelijke heiligen der laatste dagen het priesterschap ontvangen, ook al hadden ze daarvoor niet gestudeerd. Dit gebeurde zoals aangegeven door openbaring. In de loop van de tijd werd een uitgebreide structuur van priesterschapsambten en -quorums ingesteld. Deze structuur werd vanaf het begin bepaald door openbaring op aanwijzing van priesterschapsleiders die ‘sleutels’ droegen.5 De sleutels van het Melchizedeks priesterschap, die door hemelse boodschappers aan Joseph Smith waren overgedragen en later aan anderen werden doorgegeven, omvatten het ‘recht van presideren’, het recht om in ‘geestelijke zaken [te] handelen’ en het ‘recht van officiëren in alle ambten van de kerk’.6
Het begrip van de heiligen der laatste dagen met betrekking tot de aard van het priesterschap en priesterschapssleutels ontwikkelde zich naarmate Joseph Smith hier openbaringen over ontving. In een openbaring uit 1832 werd gesteld dat het hogere, of Melchizedekse, priesterschap ‘de sleutel van kennis van God’ omvat en dat in de verordeningen van het priesterschap ‘de macht der goddelijkheid kenbaar’ is. Joseph Smith werd, net als Mozes, opgedragen ‘zijn volk te heiligen, opdat zij het aangezicht van God zouden kunnen aanschouwen’.7 In 1836 ontving Joseph Smith van hemelse boodschappers priesterschapssleutels waardoor de leden van de kerk de tempelverordeningen konden ontvangen.8 In een openbaring in 1841 gaf de Heer de heiligen de opdracht om een tempel te bouwen in Nauvoo (Illinois), waar Hij zijn volk ‘alle dingen [zou] tonen die met dit huis te maken hebben en met het priesterschap daarvan’.9 De hoogste verordeningen van het priesterschap kunnen alleen in de tempel worden ontvangen. Zij maken het voor mannen en vrouwen mogelijk om de tegenwoordigheid van God in te gaan.
Net als vrouwen elders namen mormoonse vrouwen in de begintijd van de kerk actief deel aan hun nieuwe religieuze gemeenschap. Ze bekrachtigden besluiten door erover in conferenties te stemmen;10 ze verfraaiden de tempel met hun handwerk; ze namen samen met mannen deel aan kerkelijke bijeenkomsten en koren; ze spraken met familieleden en buren over het evangelie; ze hielden bijeenkomsten bij hen thuis; en in het openbaar en thuis wendden zij geestelijke gaven aan.11 In een openbaring uit de begintijd van de kerk kregen vrouwen de bevoegdheid ‘om de Schriften uit te leggen en de kerk aan te sporen’.12 Net als in de meeste andere christelijke kerken van die tijd, werd prediking en leidinggeven in de beginjaren van de kerk voorbehouden aan mannen.13
Joseph Smith en de zustershulpvereniging (ZHV) in Nauvoo
In de in Nauvoo ontvangen openbaringen kregen vrouwen nieuwe mogelijkheden om in de kerk actief te zijn en werd het begrip van de heiligen der laatste dagen van de eeuwige relatie tussen mannen en vrouwen verdiept. Een mijlpaal in deze ontwikkeling was de organisatie van de Female Relief Society (zustershulpvereniging) op 17 maart 1842 in Nauvoo.14 Een groep vrouwen in de kerk wilde de mannen die de tempel bouwden ondersteunen en stelde een plan op voor een liefdadigheidsorganisatie, iets wat in die tijd veel gedaan werd.15 Toen zij hun plan aan Joseph Smith voorlegden, voelde hij zich geïnspireerd om hier een ruimere opzet aan te geven. Sarah Granger Kimball, een van de oprichtsters van de ZHV, herinnerde zich dat de profeet hun zei dat hij ‘iets beters’ voor hen had en dat hij de vrouwen zou organiseren ‘naar de orde van het priesterschap volgens het patroon van de kerk’.16
De vrouwen noemden hun organisatie de ‘zustershulpvereniging’. Deze verschilde van andere vrouwenverenigingen uit die tijd, omdat zij was opgericht door een profeet die zijn priesterschapsgezag gebruikte om vrouwen bevoegdheid, heilige taken en formele posities binnen de kerkstructuur te geven, niet los daarvan. De vrouwen werden verenigd, zoals apostel John Taylor tijdens de oprichtingsbijeenkomst opmerkte, ‘volgens de wet van de hemel’.17
Joseph Smith gaf de vrouwen de opdracht om ‘de armen te hulp te schieten’ en ‘zielen te redden’.18 Hij zei dat de aanstelling van zijn vrouw Emma Hale Smith als presidente van de ZHV de vervulling was van een openbaring die zij twaalf jaar eerder had ontvangen, waarin zij een ‘uitverkoren vrouw’ werd genoemd.19 Hij zei verder tegen de leden van de vereniging: ‘Nu draai ik voor u in de naam van God de sleutel om, en deze vereniging zal zich verheugen, en kennis en intelligentie zal haar van nu af toevloeien.’20
Sarah Kingsley Cleveland, raadgeefster van Emma Smith, verwoordde het gevoel van de vrouwen dat zij goddelijke volmacht hadden ontvangen toen ze zei: ‘Ons doel is om in de naam van de Heer te handelen.’21 Emma Smith riep toen ieder lid van de vereniging op om ‘ambitieus het goede’ te doen, en beloofde dat ze samen ‘iets bijzonders’ zouden doen. Ze verwachtte ‘buitengewone gelegenheden en dringende verzoeken om hulp’.22
Er zijn twee aspecten van de leringen van Joseph Smith aan de vrouwen van de zustershulpvereniging waar leden van de kerk vandaag de dag mogelijk niet bekend mee zijn. Het eerste is zijn gebruik van termen die in verband worden gebracht met het priesterschap. Toen Joseph de zustershulpvereniging oprichtte, sprak hij over het ‘ordenen’ van vrouwen en zei dat de functionarissen van de ZHV ‘de vereniging zouden presideren’.23 Ook zei hij: ‘Nu draai ik voor u in de naam van God de sleutel om.’ 24
Uit deze uitspraken blijkt dat Joseph Smith priesterschapsgezag aan de vrouwen van de ZHV delegeerde.25 Josephs taalgebruik is beter te begrijpen als de historische context wordt bezien. In de 19de eeuw gebruikten de heiligen der laatste dagen de term sleutels afwisselend voor gezag, kennis of tempelverordeningen.26 Zo ook gebruikten mormonen de term ordenen in brede zin, en vaak in dezelfde betekenis als aanstellen zonder dat hiermee een priesterschapsambt bedoeld werd.27 Josephs handelingen maken duidelijk wat hij met zijn woorden bedoelde: noch Joseph Smith, noch iemand anders namens hem, noch een van zijn opvolgers heeft het Aäronische of Melchizedekse priesterschap aan vrouwen verleend of hen tot een priesterschapsambt geordend.
Later werden termen als ordening en sleutels preciezer omschreven, bijvoorbeeld toen president John Taylor, die in opdracht van Joseph Smith Emma Smith en haar raadgeefsters had ‘geordend en aangesteld’, in 1880 uitlegde dat ‘die ordening destijds niet betekende dat die zusters het priesterschap werd verleend’.28 Vrouwen ontvingen het gezag om in de vrouwenorganisatie te presideren en waar nodig functionarissen aan te wijzen om de organisatie volgens het patroon van het priesterschap te leiden, wat ook inhield dat ze geleid werden door een presidente met raadgeefsters.29 Toen president Taylor dat zei, waren er inmiddels ook organisaties voor jongevrouwen en kinderen die door vrouwen werden geleid. Deze organisaties hadden ook presidiums, die met gedelegeerd priesterschapsgezag handelden.
Het tweede aspect van de leringen van Joseph Smith aan de ZHV dat vandaag de dag onbekend kan zijn, is het feit dat hij vrouwen liet deelnemen aan het geven van zegens voor genezing. ‘Voor wat betreft het opleggen van handen door vrouwen’, zo staat in de notulen van de ZHV in Nauvoo, zei Joseph dat ‘het voor niemand die geloof heeft een zonde is om dat te doen’. Zijn aansporing was: ‘Als de zusters het geloof hebben om de zieken te genezen, laat iedereen dan zijn mond houden en laat hen begaan.’30 Al vanaf de begindagen van de kerk hebben sommige vrouwen dergelijke zegens gegeven. In die tijd zagen heiligen der laatste dagen de gave van genezing vooral zoals deze in het Nieuwe Testament wordt beschreven, namelijk een gave van de geest die door geloof voor de gelovigen beschikbaar is. Joseph Smith leerde dat de gave van genezing een teken was dat ‘allen die geloven, man of vrouw’ zou volgen.31
In de 19e eeuw zegenden vrouwen de zieken vaak door het gelovige gebed, en veel vrouwen kregen priesterschapszegens waarin hun beloofd werd dat zij de gave van genezing zouden hebben.32 ‘Ik heb vaak de macht en zegen van God gezien door de bediening van de zusters’, getuigde Elizabeth Ann Smith Whitney, die naar eigen zeggen van Joseph Smith de zegen had gekregen om deze gave aan te wenden.33 Over deze zegens voor genezing heeft algemeen presidente van de ZHV, Eliza R. Snow, in 1883 uitgelegd: ‘Vrouwen kunnen in de naam van JEZUS zegens geven, maar niet door de macht van het priesterschap.’34
Aan het begin van de 20e eeuw nam de deelname van vrouwen aan zegens voor genezing geleidelijk af toen kerkleiders aangaven dat het beter was om de raad in het Nieuwe Testament op te volgen om ‘de ouderlingen van de gemeente bij zich [te] roepen’.35 In 1926 bevestigde Heber J. Grant, de toenmalige president van de kerk, dat het Eerste Presidium ‘niet aanmoedigt dat zusters gevraagd wordt de zieken te zalven, omdat de Schriften ons zeggen dat we dan de ouderlingen moeten roepen, die het priesterschap van God dragen en de macht en het gezag hebben om de zieken in de naam van Jezus Christus te zalven.’36 Op dit moment staat er in Handboek 2: De kerk besturen: ‘Alleen Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen zieken of bezochten zalven’. 37
Het priesterschap en de tempel
Joseph Smith zei dat zijn instructies aan de ZHV waren bedoeld om vrouwen op ‘de voorrechten, zegeningen en gaven van het priesterschap’ voor te bereiden. Dit zou worden bereikt door de verordeningen van de tempel.38 Deze nieuwe verordeningen onderwezen in het wezen van God, het doel van het leven, de betekenis van eeuwig leven, en de aard van de relatie van de mens met de Godheid. Ze brachten man en vrouw in een verbondsrelatie met God.
Joseph Smiths leringen over tempelverordeningen werpen meer licht op zijn leringen over het priesterschap aan de zustershulpvereniging. Joseph sprak over het oprichten van een ‘koninkrijk van priesters’.39 Hij had soortgelijke termen eerder gebruikt toen hij sprak over de relatie van alle heiligen tot de tempel.40 Dit ‘koninkrijk van priesters’ zou bestaan uit mannen en vrouwen die in de tempel verbonden hadden gesloten.
In de laatste twee jaar van zijn leven introduceerde Joseph Smith de verordeningen en verbonden van de tempel bij een kleine groep mannen en vrouwen. In mei 1842 leidde hij de eerste tempelbegiftigingsdienst — een ceremonie waarin de deelnemers heilige verbonden sluiten en in Gods heilsplan worden onderwezen.41 Joseph Smith begon met het verzegelen (of voor de eeuwigheid huwen) van mannen en vrouwen en aan het eind van september 1843 werd de begiftiging aan vrouwen bediend. Hij leerde mannen en vrouwen dat door de tempelverordeningen te ontvangen, met de verzegeling als bekroning, ze toetraden tot een ‘priesterschapsorde’.42 Toen hij stierf had hij deze verordeningen aan enkele tientallen mannen en vrouwen gegeven, die vaak bij elkaar kwamen om te bidden en aan tempelceremonies deel te nemen in afwachting van de voltooiing van de Nauvootempel in december 1845.
‘Tempelverordeningen waren priesterschapsverordeningen, maar verleenden mannen of vrouwen geen kerkelijk ambt. Ze waren een vervulling van de belofte van de Heer dat zijn volk — vrouwen en mannen — ‘met macht uit den hoge’ zou worden begiftigd.43 Die priesterschapsmacht was op vele manieren in het leven van mensen zichtbaar en was beschikbaar voor volwassen leden, ongeacht hun huwelijkse staat. De begiftiging opende kanalen van persoonlijke openbaring voor zowel vrouwen als mannen. Het schonk hun ‘geloof en kennis’ en de ‘hulp van de Geest van de Heer’ — macht die de heiligen sterkte tegen beproevingen die zouden komen toen ze ruim 2.000 kilometer door een grimmige wildernis reisden en zich in de Salt Lake Valley vestigden.44 Het bereidde begiftigde heiligen der laatste dagen erop voor om ‘gewapend met uw [Gods] macht’ ‘buitengewoon grote en heerlijke tijdingen naar de einden der aarde [te] brengen’.45 Met recht was door de verordeningen van de tempel de macht der goddelijkheid in hun leven kenbaar.46
In de Nauvooperiode kwamen de heiligen der laatste dagen tot het inzicht dat alle mensen kinderen van hemelse Ouders zijn en dat het de uiteindelijke bestemming van getrouwe mannen en vrouwen is om als Zij te worden.47 Deze leringen gingen gepaard met aanvullende openbaring over de eeuwige aard en doelstelling van het huwelijk. Joseph Smith hield de mensen voor dat een huwelijk dat met het juiste gezag in de tempel was voltrokken — of ‘verzegeld’ — tot in de eeuwigheid zou voortduren.48
Deze openbaringen en verordeningen wierpen een nieuw licht op de wederzijdse afhankelijkheid van mannen en vrouwen. Bisschop Newel K. Whitney zei het zo, kort nadat hij zijn begiftiging had ontvangen: ‘Zonder de vrouw kunnen niet alle dingen op aarde hersteld worden. Om het priesterschap te herstellen is alles nodig.’49 Mary Isabella Horne, lid van de zustershulpvereniging in Nauvoo, zei later hoe gelukkig ze was om ‘samen met onze broeders te werken aan de opbouw van Gods koninkrijk’. ‘In alle verordeningen die in het huis des Heren worden ontvangen,’ zei ze, ‘staat de vrouw naast de man, zowel voor de levenden als de doden, waaruit blijkt dat de man niet zonder de vrouw, en de vrouw niet zonder de man, in de Here is.’50
De priesterschapsmacht die in de Nauvootempel — en in het verlengde daarvan in de tempels van nu — wordt verleend, blijft na dit leven bestaan, want tempelverordeningen maken de verhoging van Gods kinderen mogelijk.51 De verordeningen van de tempel, zo onderwees Joseph Smith, zouden de hele mensheid ‘aaneensmeden’, één gezin per keer, vooruit en terug in de tijd.52
Als man en vrouw in de tempel worden verzegeld, treden ze samen, op basis van een verbond, toe tot een orde van het priesterschap.53 Als ze hun verbonden trouw zijn, ontvangen zij ‘eer, onsterfelijkheid en eeuwig leven’, ‘verhoging en verheerlijking in alle dingen’, en ‘een volheid en een voortzetting […] van nakomelingschap tot in alle eeuwigheid’.54 Sommigen hebben niet de kans om te trouwen in dit leven, en velen hebben of komen uit een gebroken gezin. Omdat God rechtvaardig is, zal elk kind van God de kans krijgen, in dit leven of erna, om het evangelie te aanvaarden en alle beloofde zegeningen (waaronder een eeuwig huwelijk) te ontvangen, op voorwaarde dat hij of zij getrouw is.55
Vrouwen en het priesterschap in deze tijd
In sommige opzichten is de relatie tussen mormoonse vrouwen en het priesterschap sinds de tijd van Joseph Smith opmerkelijk constant gebleven. Net als in de begintijd van de kerk worden mannen tot een ambt in het priesterschap geordend, en worden zowel vrouwen als mannen uitgenodigd om de macht en de zegeningen van het priesterschap in hun leven te ervaren.56 Mannen en vrouwen officiëren nog altijd in heilige verordeningen in de tempels, net als in de tijd van Joseph Smith. Joseph heeft onderwezen dat mannen en vrouwen de hoogste graad van de celestiale heerlijkheid alleen kunnen verkrijgen als ze samen door middel van een verzegeling in de tempel tot een orde van het priesterschap toetreden. Heiligen der laatste dagen zien dat vandaag de dag nog steeds zo.
Het priesterschapsgezag dat door mormoonse vrouwen in de tempel en elders wordt uitgeoefend, blijft grotendeels onopgemerkt door mensen buiten de kerk en wordt soms ook door leden verkeerd begrepen of over het hoofd gezien. Heiligen der laatste dagen en anderen beperken het priesterschap vaak ten onrechte tot een religieus ambt en de mannen die dit dragen, waarmee het bredere mormoonse beeld van het priesterschap tekort wordt gedaan.
Sinds de tijd van Joseph Smith hebben profeten van de kerk de priesterschapssleutels gebruikt om de structuren en programma’s aan te passen in een wereld waarin de educatieve, politieke en economische kansen voor veel vrouwen zijn toegenomen.57 Vandaag de dag leiden mormoonse vrouwen drie organisaties binnen de kerk: de zustershulpvereniging, de jongevrouwen en het jeugdwerk. Ze prediken en bidden in bijeenkomsten, vervullen talloze posities waarin zij leidinggeven en anderen helpen, nemen op lokaal en algemeen niveau deel aan priesterschapsraden, en doen wereldwijd zendingswerk voor de kerk. Op deze en andere manieren oefenen vrouwen priesterschapsgezag uit ook al zijn ze niet tot een ambt in het priesterschap geordend.58 In vele andere godsdienstige tradities zou een dergelijke dienende en leidende rol een ordening vereisen.
Het priesterschap is op ontelbare manieren een zegen voor de kinderen van God. Het priesterschap definieert, autoriseert, verheft en schept orde. In kerkelijke roepingen, tempelverordeningen en familierelaties, en door anderen onopvallend de helpende hand te bieden, geven mannen en vrouwen in de kerk individueel en collectief gestalte aan de macht en het gezag van het priesterschap. Deze wederzijdse afhankelijkheid van mannen en vrouwen in hun streven om met Gods macht zijn werk te doen, is een kerngegeven van het evangelie van Jezus Christus dat door middel van de profeet Joseph Smith is hersteld.