Servicezendeling
5. Priesterschapsgezag en -verordeningen


‘5. Priesterschapsgezag en -verordeningen’, Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus – servicezending (2021)

‘5. Priesterschapsgezag en -verordeningen’, Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus – servicezending

Afbeelding
Hef de handen op, J. Kirk Richards

5

Priesterschapsgezag en -verordeningen

5.0

Inleiding

Het priesterschap is het gezag dat God zijn kinderen geeft om iedereen eeuwig heil te brengen. Priesterschapsleiders die sleutelmacht ontvangen en gebruiken, hebben priesterschapsgezag en kunnen anderen priesterschapsgezag verlenen. Aangezien ‘alle andere bevoegdheden [en] functies in de kerk […] toevoegingen aan dat [Melchizedeks] priesterschap’ zijn (Leer en verbonden 107:5), wordt alles wat op grond van die priesterschapssleutels wordt gedaan met priesterschapsgezag verricht.

Als een vrouw als zendelinge wordt aangesteld, handelt zij onder het priesterschapsgezag om een priesterschapstaak uit te voeren. Al wie in een roeping werkzaam zijn, die zij hebben gekregen van iemand die priesterschapssleutels draagt, oefenen priesterschapsgezag uit in de taak die hem of haar is toegewezen.

Als je het Melchizedeks priesterschap draagt, zul je de kans krijgen om aan priesterschapsverordeningen en -zegens deel te nemen.

Volg de onderstaande richtlijnen voor het verrichten van verordeningen en zegens. De informatie in dit hoofdstuk is beknopt overgenomen uit hoofdstuk 18 van het Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

NB Zoals hieronder wordt uitgelegd, mogen sommige verordeningen alleen worden verricht met toestemming van de presiderende autoriteit die de juiste sleutels draagt.

5.1

Priesterschapsverordeningen: algemene richtlijnen voor Melchizedeks-priesterschapsdragers

Melchizedeks-priesterschapsdragers moeten altijd de gedragsnormen naleven en zich op de leiding van de Heilige Geest verlaten. Zij verrichten elke verordening en geven elke zegen op waardige wijze, en zorgen ervoor dat die aan de volgende voorwaarden voldoen:

  1. Ze worden verricht in de naam van Jezus Christus.

  2. Ze worden verricht met het gezag van het priesterschap.

  3. Ze worden volgens de vastgestelde procedures verricht, zoals het gebruik van specifieke woorden of gewijde olie.

  4. Zo nodig verleent de presiderende functionaris met de juiste sleutels (doorgaans de bisschop, ringpresident of zendingspresident) volgens de instructies in dit hoofdstuk toestemming voor de verordening of zegen.

Wie een priesterschapszegen geeft, spreekt de woorden ook als zegen uit (‘Ik [of wij] zegen[en] u met …’) en niet als gebed (‘Hemelse Vader, zegen deze persoon met …’).

Als meerdere mannen aan een verordening of zegen deelnemen, laat ieder zijn rechterhand licht op het hoofd van de betrokkene rusten (of houdt die onder de baby die gezegend wordt) en legt zijn linkerhand op de schouder van de broeder links van hem.

Alleen wie het noodzakelijke priesterschap dragen en de kerknormen naleven, kunnen een verordening of zegen verrichten. Onder leiding van de Geest kunnen bisschoppen en ringpresidenten priesterschapsdragers die niet helemaal tempelwaardig zijn, uitnodigen om sommige verordeningen en zegens te verrichten of eraan deel te nemen. (Zie Algemeen handboek: dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, 18.3, ChurchofJesusChrist.org.)

Het is af te raden om veel familieleden, vrienden en leiders bij de verordening of zegen te laten assisteren, omdat dit vreemd op sommige mensen kan overkomen. Een te grote groep kan het ook fysiek moeilijk maken om de verordening te verrichten.

5.2

Dopen

Op aanwijzing van de presiderende autoriteit mag een waardige priester of Melchizedeks-priesterschapsdrager de verordening van de doop verrichten. Daartoe volgt hij de onderstaande stappen:

  1. Hij staat met de dopeling in het water.

  2. Hij houdt (voor het gemak en de veiligheid) de rechterpols van de dopeling in zijn linkerhand. De dopeling omklemt met zijn of haar linkerhand de linkerpols van de doper.

  3. Hij heft zijn rechterarm in een rechte hoek op.

  4. Hij noemt de dopeling bij zijn of haar volledige naam en zegt: ‘Door Jezus Christus gemachtigd doop ik u in de naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest. Amen’ (Leer en Verbonden 20:73).

  5. Hij laat de dopeling zijn of haar neus met de rechterhand dichtknijpen (voor het gemak). De priesterschapsdrager legt zijn rechterhand op de rug van de dopeling en dompelt de persoon helemaal onder, inclusief de kleding.

  6. Hij helpt de dopeling uit het water.

In het Algemeen handboek, 18.7.6, staat dat twee getuigen erop toezien dat de doop correct wordt uitgevoerd. De doop moet worden overgedaan als het gebed niet precies volgens Leer en Verbonden 20:73 wordt uitgesproken. De doop moet ook worden overgedaan als een deel van het lichaam of de kleding niet helemaal wordt ondergedompeld.

5.3

Bevestigen

Eén of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen aan een bevestiging deelnemen. Zij leggen hun handen licht op het hoofd van de betrokkene. De persoon die de verordening verricht, doet het volgende:

  1. Hij noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat de verordening verricht wordt met het gezag van het Melchizedeks priesterschap.

  3. Hij bevestigt de betrokkene tot lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

  4. Hij gebruikt de woorden: ‘Ontvang de Heilige Geest’ (niet: ‘Ontvang de gave van de Heilige Geest’).

  5. Hij geeft een zegen volgens de ingeving van de Geest.

  6. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

5.4

Olie wijden

Een of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers wijden olijfolie voordat die gebruikt wordt voor het zalven van de zieken of bezochten. Er mag geen andere olie gebruikt worden. De olie wordt door een priesterschapsdrager als volgt gewijd:

  1. Hij houdt een open flesje olijfolie vast.

  2. Hij spreekt onze hemelse Vader aan.

  3. Hij verklaart dat hij handelt met het gezag van het Melchizedeks priesterschap.

  4. Hij wijdt de olie (niet het flesje) en bestemt deze voor het zegenen en zalven van de zieken en bezochten.

  5. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

5.5

Zegenen en zalven van zieken

Jezus verleende zijn apostelen priesterschapsgezag om ‘macht te hebben om de ziekten te genezen en de demonen uit te drijven’ (Markus 3:15). Melchizedeks-priesterschapsdragers bezitten hetzelfde gezag. Gebruik deze gave op gepaste wijze en zo vaak als nodig is.

Alleen Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen zieken of bezochten zalven. Doorgaans wordt een zieke door twee of meer priesterschapsdragers gezalfd, maar iemand mag zo nodig alleen zalven en de zalving verzegelen.

Als er geen olie voorhanden is, kan er zonder zalving een zegen door het gezag van het priesterschap worden gegeven.

Een echtgenoot of vader die het Melchizedeks priesterschap draagt en de kerknormen naleeft, zalft doorgaans de zieken in zijn gezin.

Priesterschapsdragers zalven een zieke op diens verzoek of op verzoek van iemand die nauw met hem of haar betrokken is, zodat de zegen overeenkomstig hun geloof plaatsvindt. Melchizedeks-priesterschapsdragers die een ziekenhuis bezoeken, gaan niet op zoek naar mogelijkheden om zegens te geven.

Als iemand om meer dan één zegen voor dezelfde aandoening vraagt, hoeft de priesterschapsdrager na de eerste zegen niet nog eens te zalven. In plaats daarvan geeft hij met het gezag van het priesterschap een zegen door handoplegging.

Het zalven van zieken bestaat uit twee onderdelen: (1) de zalving met gewijde olie en (2) de verzegeling van de zalving.

Met gewijde olie zalven

De zalving met olie wordt door één Melchizedeks-priesterschapsdrager verricht.

  1. Hij doet een druppel gewijde olie op het hoofd van de betrokkene.

  2. Hij legt zijn handen licht op het hoofd van de betrokkene en noemt de persoon bij zijn of haar volledige naam.

  3. Hij verklaart dat hij handelt met het gezag van het Melchizedeks priesterschap.

  4. Hij verklaart dat hij zalft met olie die voor het zalven en zegenen van zieken en bezochten is gewijd.

  5. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

De zalving verzegelen

Doorgaans leggen twee of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers hun handen licht op het hoofd van de betrokkene om de zalving te verzegelen, maar één Melchizedeks-priesterschapsdrager kan dat zo nodig alleen doen. De Melchizedeks-priesterschapsdrager die de zalving verzegelt, gaat als volgt te werk:

  1. Hij noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat hij de zalving krachtens het Melchizedeks priesterschap verzegelt.

  3. Hij spreekt een zegen uit naar de ingevingen van de Geest.

  4. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

5.6

Zegens tot troost en raad

Melchizedeks-priesterschapsdragers mogen mensen die daarom vragen een zegen tot troost en raad geven. Daartoe leggen één of meer Melchizedeks-priesterschapsdragers hun handen licht op het hoofd van de betrokkene. De priesterschapsdrager die de zegen geeft, gaat als volgt te werk:

  1. Hij noemt de betrokkene bij zijn of haar volledige naam.

  2. Hij verklaart dat de zegen krachtens het Melchizedeks priesterschap wordt verricht.

  3. Hij spreekt een zegen uit naar de ingevingen van de Geest.

  4. Hij sluit in de naam van Jezus Christus.

Zendelingen die een lid een zegen geven, melden dat rechtstreeks aan de bisschop, of via de quorumpresident ouderlingen of de wijkzendingsleider, die vervolgens de bisschop op de hoogte brengt.

Afdrukken