‘6. Na je zending’, Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus – servicezending (2021)
‘6. Na je zending’, Zendingsnormen voor discipelen van Jezus Christus – servicezending
6
Na je zending
6.0
Inleiding
Neem jezelf voor om na je zending een discipel van Jezus Christus en trouw lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen te blijven. Hoewel je je servicezending hebt beëindigd, zul je je levenszending blijven vervullen.
6.1
Contact houden
Blijf contact houden met de mensen die je hebt gediend en met wie je op zending hebt samengewerkt, met inbegrip van je servicezendingsleiders. Steun en sterk ze door je woorden en voorbeeld. Vier belangrijke gebeurtenissen in hun leven.
6.2
Je zending afronden
Omdat je een zendeling bent totdat je door je ringpresident wordt ontheven, wordt er van je verwacht dat je tot die tijd alle zendingsnormen volgt.
6.3
Dienen en groeien na je zending
Blijf na je zending de evangelienormen naleven. Zorg dat je:
-
dagelijks bidt en de Schriften bestudeert;
-
actief bent in je wijk of een wijk voor jonge alleenstaanden;
-
geregeld in de tempel dient;
-
mogelijkheden blijft zoeken om anderen te dienen;
-
het instituut bezoekt of andere godsdienstlessen volgt;
-
een opleiding volgt en een baan vindt.
Leef zo dat je de vreugde zult ervaren die in het Boek van Mormon wordt beschreven, toen Alma de jonge zijn vrienden na lange tijd terugzag:
‘En zie, nu geschiedde het, terwijl Alma vanuit het land Gideon zuidwaarts naar het land Manti reisde, dat hij tot zijn verwondering de zonen van Mosiah tegenkwam, die op weg waren naar het land Zarahemla. […]
‘Daarom was Alma buitengewoon verheugd zijn broeders te zien; en wat nog meer tot zijn vreugde bijdroeg: het waren nog steeds zijn broeders in de Heer; ja, en zij waren sterk geworden in de kennis van de waarheid, want het waren mannen met een zuiver begrip en zij hadden de Schriften zorgvuldig onderzocht om het woord van God te leren kennen.
‘Maar dat was niet alles; zij hadden zich overgegeven aan veel gebed en aan vasten; daarom hadden zij de geest van profetie en de geest van openbaring, en wanneer zij leerden, leerden zij met kracht en met gezag van God’ (Alma 17:1–3).