Studiewijzers
11. Het Heilige Land in de tijd van het Nieuwe Testament


11. Het Heilige Land in de tijd van het Nieuwe Testament

Bijbel kaart 11

N

Legenda

Politieke grenzen

Sidon

Abilene

Zarfath

Libanongebergte

Damascus

Litani

Syrië

Bg. Hermon

Farpar

Tyrus

Fenicië

Caesarea Filippi

Huladal

Galilea

Ptolemaïs (Acco)

Chorazin

Bethsaïda

Kapernaüm

Kison

Kana

Magdala

Zee van Galilea (Kinnereth)

Bg. Karmel

Nazareth

Tiberias

Bg. Tabor

Jarmuk

Naïn

Gadara

Caesarea

Bg. Gilboa

Dekapolis

Samaria

Salim?

Samaria

Enon?

Vlakte van Saron

Sichar

Bg. Ebal

Jabbok

Joppe (Jafo)

Bg. Gerizim

Arimathea?

Ajalon

Bethel

Jordaan

Perea

Filadelfia

Jericho

Grote Zee (Middellandse Zee)

Asdod

Sorek

Emmaüs

Bethabara

Jeruzalem

Olijfberg

Bethfagé

Bethanië

Qumran

Vlakten van Moab

Bg. Nebo

Askelon

Ela

Bethlehem

Judea

Gaza

Hebron

Macherus

Gerar

Idumea

Dode Zee

Arnon

Besor

Berseba

Masada

Woestijn van Judea

Nabatea

Zered

Kilometer

0 20 40 60

A B C D

1 2 3 4 5 6 7 8

1

1

2

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

  1. Tyrus en Sidon Jezus vergelijkt Chorazin en Bethsaïda met Tyrus en Sidon (Matt. 11:20–22). Hij geneest de dochter van een Kananese vrouw (Matt. 15:21–28).

  2. Berg van verheerlijking Jezus ondergaat een gedaanteverandering in de tegenwoordigheid van Petrus, Jakobus en Johannes, die de sleutels van het koninkrijk ontvangen (Matt. 17:1–13). (Volgens sommigen gaat het om de berg Hermon; volgens anderen om de berg Tabor.)

  3. Caesarea Filippi Petrus getuigt dat Jezus de Christus is en ontvangt de belofte van de sleutels van het koninkrijk (Matt. 16:13–20). Jezus voorspelt zijn eigen dood en opstanding (Matt. 16:21–28).

  4. Gebied van Galilea Jezus’ leven en bediening spelen zich grotendeels af in Galilea (Matt. 4:23–25). Hier spreekt Hij de Bergrede uit (Matt. 5–7); geneest Hij een melaatse (Matt. 8:1–4); en kiest, ordent en zendt Hij de twaalf apostelen uit, van wie Judas Iskariot kennelijk geen Galileeër is (Mark. 3:13–19). De herrezen Christus verschijnt in Galilea aan de apostelen (Matt. 28:16–20).

  5. Zee van Galilea, die later de zee van Tiberias wordt genoemd Jezus leert de menigte vanuit de boot van Petrus (Luk. 5:1–3) en roept Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes als vissers van mensen (Matt. 4:18–22; Luk. 5:1–11). Hij bestraft ook de storm (Luk. 8:22–25), onderwijst in gelijkenissen vanaf een boot (Matt. 13), wandelt over de zee (Matt. 14:22–32) en verschijnt aan zijn discipelen na zijn opstanding (Joh. 21).

  6. Bethsaïda Petrus, Andreas en Filippus zijn in Bethsaïda geboren (Joh. 1:45). Jezus trekt Zich met de apostelen terug in Bethsaïda. De menigte volgt Hem en Hij voedt de 5000 (Luk. 9:10–17; Joh. 6:1–14). Jezus geneest hier een blinde (Mark. 8:22–26).

  7. Kapernaüm Hier woont Petrus (Matt. 8:5, 14). In Kapernaüm, dat Mattheüs Jezus’ ‘eigen stad’ noemt, geneest Jezus een verlamde man (Matt. 9:1–7; Mark. 2:1–12), de knecht van een hoofdman en Petrus’ schoonmoeder (Matt. 8:5–15); Hij roept Mattheüs als een van zijn apostelen (Matt. 9:9), opent blinde ogen, drijft een boze geest uit (Matt. 9:27–33), geneest iemands verschrompelde hand op de sabbat (Matt. 12:9–13), spreekt over het brood des levens (Joh. 6:22–65), stemt erin toe belasting te betalen en draagt Petrus op het geld uit de bek van een vis te halen (Matt. 17:24–27).

  8. Magdala Hier woont Maria van Magdala (Mark. 16:9). Jezus komt hierheen na het voeden van de vierduizend (Matt. 15:32–39) en hier verzoeken de Farizeeën en de Sadduceeën Hem hun een teken uit de hemel te tonen (Matt. 16:1–4).

  9. Kana Jezus verandert water in wijn (Joh. 2:1–11) en geneest de zoon van een hoveling die in Kapernaüm was (Joh. 4:46–54). Kana is ook de woonplaats van Nathanaël (Joh. 21:2).

  10. Nazareth De aankondigingen aan Maria en Jozef vinden plaats in Nazareth (Matt. 1:18–25; Luk. 1:26–38; 2:4–5). Na de terugkeer uit Egypte brengt Jezus zijn kindertijd en jeugd hier door (Matt. 2:19–23; Luk. 2:51–52), maakt Zich bekend als de Messias en wordt door de zijnen verworpen (Luk. 4:14–32).

  11. Jericho Jezus geeft het gezicht terug aan een blinde (Luk. 18:35–43). Ook eet Hij hier bij Zacheüs, die ‘oppertollenaar’ is (Luk. 19:1–10).

  12. Bethabara Johannes de Doper getuigt: ‘Ik ben de stem van een die roept in de woestijn’ (Joh. 1:19–28). Johannes doopt Jezus in de Jordaan en getuigt dat Jezus het Lam van God is (Joh. 1:28–34).

  13. Woestijn van Judea Johannes de Doper predikt in deze woestijn (Matt. 3:1–4), waar Jezus 40 dagen vast en verzocht wordt (Matt. 4:1–11).

  14. Emmaüs De herrezen Christus loopt op de weg naar Emmaüs met twee van zijn discipelen (Luk. 24:13–32).

  15. Bethfagé Twee discipelen brengen Jezus een ezelsveulen waarop Hij zijn triomfale intocht in Jeruzalem begint (Matt. 21:1–11).

  16. Bethanië Hier wonen Maria, Martha en Lazarus (Joh. 11:1). Maria luistert naar de woorden van Jezus en Jezus spreekt tot Martha over het uitkiezen van ‘het goede deel’ (Luk. 10:38–42); Jezus wekt Lazarus op uit de doden (Joh. 11:1–44); en Maria zalft Jezus’ voeten (Matt. 26:6–13; Joh. 12:1–8).

  17. Bethlehem Jezus wordt geboren en in een kribbe gelegd (Luk. 2:1–7); engelen maken de herders de geboorte van Jezus bekend (Luk. 2:8–20); de wijzen worden door een ster naar Jezus geleid (Matt. 2:1–12); Herodes laat de kinderen ombrengen (Matt. 2:16–18).