Studiewijzers
12. Jeruzalem in de tijd van Jezus


12. Jeruzalem in de tijd van Jezus

Bijbel kaart 12

N

Legenda

Stad in de tijd van Jezus

Later ommuurde delen

Weg naar Samaria

Bezetha (Nieuwe Stad)

Golgotha

Tuingraf

Bad Bethesda

Vispoort

Burcht Antonia

Bad Israël

Hof van Gethsémané

Susapoort

Schaapspoort

Zuilengang van Salomo

Tempel

Olijfberg

Brug

Schone Poort

Weg naar Emmaüs en Joppe

Torenbad

Weg naar Bethanië en Jericho

Hoogste gedeelte van de tempel

Paleis van de Hasmoneeën

Koninklijke Zuilengang

Aquaduct

Paleis van Herodes

Tempeltrap

Gihonbron

Slangenbron

Bovenstad

Aquaduct

Huis van Kajafas

Tunnel van Hizkia

Hinnomdal

Bovenzaal

Kidrondal

Benedenstad

Badwater Siloam

Waterpoort

Weg naar Bethlehem en Hebron

Bron En-Rogel

Weg naar de Dode Zee

Meter

0 100 200 300 400

A B C D

1 2 3 4 5 6 7 8

1

2

3

4

5

6

7

8

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

  1. Golgotha Mogelijkerwijs de plaats van Jezus’ kruisiging (Matt. 27:33–37).

  2. Tuingraf Mogelijke locatie van het graf waarin het lichaam van Jezus wordt gelegd (Joh. 19:38–42). De herrezen Christus verschijnt in de tuin bij zijn graf aan Maria van Magdala (Joh. 20:1–17).

  3. Burcht Antonia Mogelijkerwijs wordt Jezus op deze plek aangeklaagd, veroordeeld, bespot en gegeseld (Joh. 18:28–19:16). Paulus wordt aangehouden en hij vertelt over zijn bekering (Hand. 21:31–22:21).

  4. Bad Bethesda Jezus geneest een invalide man op de sabbat (Joh. 5:2–9).

  5. Tempel Gabriël belooft Zacharia dat Elizabet een zoon zal baren (Luk. 1:5–25). Bij de dood van de Heiland scheurt het voorhangsel van de tempel (Matt. 27:51).

  6. Zuilengang van Salomo Jezus maakt Zichzelf bekend als de Zoon van God. De Joden proberen Hem te stenigen (Joh. 10:22–39). Petrus predikt bekering na het genezen van een verlamde (Hand. 3:11–26).

  7. Schone Poort Petrus en Johannes genezen een verlamde (Hand. 3:1–10).

  8. Hoogste gedeelte van de tempel Jezus wordt door satan verzocht (Matt. 4:5–7). (Een voor de hand liggende locatie voor deze gebeurtenis.)

  9. Heilige berg (niet nader omschreven plaatsen)

    1. Volgens de overlevering heeft Abraham hier een altaar gebouwd voor het offeren van Izak (Gen. 22:9–14).

    2. Salomo bouwt de tempel (1 Kon. 6:1–10; 2 Kron. 3:1).

    3. De Babyloniërs verwoesten de tempel rond 587 v.C. (2 Kon. 25:8–9).

    4. Zerubbabel herbouwt de tempel rond 515 v.C. (Ezra 3:8–10; 5:2; 6:14–16).

    5. Herodes vergroot de voorhof van de tempel en begint in 17 v.C. aan de herbouw van de tempel. Jezus wordt als baby in de tempel voorgesteld (Luk. 2:22–39).

    6. Op twaalfjarige leeftijd geeft Jezus onderricht in de tempel (Luk. 2:41–50).

    7. Jezus reinigt de tempel (Matt. 21:12–16; Joh. 2:13–17).

    8. Jezus geeft bij meerdere gelegenheden onderricht in de tempel (Matt. 21:23–23:39; Joh. 7:14–8:59).

    9. De Romeinen onder Titus verwoesten de tempel in 70 n.C.

  10. Hof van Gethsémané Jezus lijdt, wordt verraden en aangehouden (Matt. 26:36–46; Luk. 22:39–54).

  11. Olijfberg

    1. Jezus voorspelt de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Hij spreekt ook over de wederkomst (Matt. 24:3–25:46; zie ook MJS).

    2. Hiervandaan vaart Jezus op naar de hemel (Hand. 1:9–12).

    3. Op 24 oktober 1841 wijdt ouderling Orson Hyde het Heilige Land toe voor de terugkeer van de kinderen van Abraham.

  12. Gihonbron Salomo wordt gezalfd tot koning (1 Kon. 1:38–39). Koning Hizkia laat een tunnel graven om het water van de bron naar de stad te voeren (2 Kron. 32:30).

  13. Waterpoort Ezra leest de wet van Mozes voor aan het volk en legt die uit (Neh. 8:1–8).

  14. Dal van Hinnom De afgod Moloch wordt hier aanbeden, onder andere door het offeren van kinderen (2 Kon. 23:10; 2 Kron. 28:3).

  15. Huis van Kajafas Jezus wordt voor Kajafas geleid (Matt. 26:57–68). Petrus beweert Jezus niet te kennen (Matt. 26:69–75).

  16. Bovenzaal Volgens de overlevering de plek waar Jezus het Pascha eet en het avondmaal instelt (Matt. 26:20–30). Hij wast de voeten van de apostelen (Joh. 13:4–17) en onderricht hen (Joh. 13:18–17:26).

  17. Paleis van Herodes Mogelijkerwijs wordt Christus op deze plek voor Herodes geleid (Luk. 23:7–11).

  18. Jeruzalem (niet nader omschreven plaatsen)

    1. Melchizedek heerst als koning van Salem (Gen. 14:18).

    2. Koning David verovert de stad op de Jebusieten (2 Sam. 5:7; 1 Kron. 11:4–7).

    3. De stad wordt rond 586 v.C. verwoest door de Babyloniërs (2 Kon. 25:1–11).

    4. Op de pinksterdag worden velen vervuld met de Heilige Geest (Hand. 2:1–4).

    5. Petrus en Johannes worden aangehouden en voor de Raad geleid (Hand. 4:1–23).

    6. Ananias en Saffira liegen tegen de Heer en sterven (Hand. 5:1–10).

    7. Petrus en Johannes worden aangehouden maar een engel bevrijdt hen uit de gevangenis (Hand. 5:17–20).

    8. De apostelen kiezen zeven mannen om hen bij te staan (Hand. 6:1–6).

    9. Het getuigenis van Stefanus aan de Joden wordt verworpen en hij wordt tot de dood toe gestenigd (Hand. 6:8–7:60).

    10. Jakobus sterft als martelaar (Hand. 12:1–2).

    11. Een engel bevrijdt Petrus uit de gevangenis (Hand. 12:5–11).

    12. De apostelen regelen de kwestie van de besnijdenis (Hand. 15:5–29).

    13. De Romeinen onder Titus verwoesten de stad in 70 n.C.