Wereldse zorgen overwinnen
Ik mag me door wereldse zorgen niet van gehoorzaamheid aan Gods woord laten afleiden.
Zelfs als ons grote zegeningen beloofd worden, zullen we die zegeningen kwijtraken als we ons op wereldse zorgen richten in plaats van op de wil van de Heer. Dat komt duidelijk naar voren in het voorbeeld van een man in de begindagen van de herstelling.
James Covel, die zo’n veertig jaar voorganger in een andere kerk was geweest, ‘had een verbond met de Heer gesloten dat hij elk gebod zou gehoorzamen dat de Heer hem bij monde van de profeet Joseph zou geven’ (Leer en Verbonden 39, opschrift). Door middel van Joseph zei de Heer tegen Covel: ‘Maar zie, de dagen van uw bevrijding zijn gekomen, indien u luistert naar mijn stem, die tot u zegt: Sta op en laat u dopen, en was uw zonden af, onder aanroeping van mijn naam, en u zult mijn Geest ontvangen, en een zegen zo groot als u nog nooit hebt gekend’ (Leer en Verbonden 39:10).
Maar Covel ‘[verwierp] het woord van de Heer en [keerde] tot zijn vroegere beginselen en volk terug’ (Leer en Verbonden 40, opschrift). De Heer zei over Covel: ‘Hij ontving het woord met blijdschap, maar terstond verzocht Satan hem; en de vrees voor vervolging en de zorgen van de wereld deden hem het woord verwerpen’ (Leer en Verbonden 40:2). Vanwege zijn zorg over wereldse zaken raakte Covel de zegen kwijt die de Heer hem had beloofd.
Moet ik blijven of weggaan?
Ik heb geleerd dat we ons niet door wereldse zorgen van gehoorzaamheid aan de Heer mogen laten afleiden. Ik ben in een geweldig, liefdevol gezin opgegroeid. Mijn ouders onderwezen ons in het evangelie, en hun liefde voor ons was een weerspiegeling van de liefde die onze hemelse Vader voor zijn kinderen heeft.
Toen ik 16 jaar was, kreeg ik de kans om op een boerderij in de Verenigde Staten te werken, met de mogelijkheid om daar ooit een eigen huis te bouwen. Dat sprak me wel aan omdat mijn vaderland, Nederland, een klein, dichtbevolkt land is.
Mijn voorouders aan mijn vaders kant hadden allemaal eenzelfde verlangen om zich ergens anders te vestigen. Ze verhuisden naar Indonesië, een voormalige kolonie van Nederland. Dat kon ik goed begrijpen. Het klimaat in Indonesië is heerlijk, het landschap is prachtig en er is voldoende ruimte. Mijn genen hadden dezelfde reislust waardoor mijn voorouders geïnspireerd werden. Zou ik ook mijn moederland achterlaten in mijn zoektocht naar succes en avontuur?
Terwijl ik een beslissing probeerde te nemen, gaf mijn vader me een kopie van een brief die hij en zijn zussen vele jaren daarvoor van hun zendingspresident, Donovan van Dam, hadden gekregen. President van Dam vroeg hen om in Nederland te blijven en daar de kerk op te bouwen. Mijn vader vertelde me dat hij had besloten om dat te doen. En aangezien de familienaam Boom op de brief stond, was het nu mijn beurt om te besluiten wat ik zou doen.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog waren veel leden van de kerk naar Amerika en Canada geëmigreerd. Ondanks het verzoek van de kerkleiders aan de leden om in hun eigen land te blijven en de kerk daar te versterken, emigreerden er in de jaren 70 nog veel leden. Met een gebed in mijn hart nam ik de beslissing om te blijven en de kerk in Nederland op te bouwen, hoewel ik niet volledig kon overzien wat dat betekende.
Beslissingen, beslissingen
Toen ik aan het eind van de jaren 70 mijn diploma van de middelbare school behaalde, was de Nederlandse economie in beroering. Er was veel werkloosheid. Alles bij elkaar genomen zag de toekomst er niet rooskleurig uit. Het was moeilijk om te besluiten wat de volgende stap zou zijn.
Mijn vader was gemeentepresident. Zo nu en dan spraken we over de mogelijkheid dat ik een voltijdzending zou vervullen. Dat zou uiteraard geweldig zijn. Daar had ik mijn hele leven al naar uitgekeken.
Maar ik begreep niet hoe een zending kon bijdragen aan mijn verantwoordelijkheid om voor mijn toekomstige gezin te zorgen. Van jongs af aan had ik al het verlangen om op een dag de vrouw van mijn leven te vinden en een gezin te stichten.
Omdat ik pas 17 jaar was, en niet wist wat ik moest doen, begon ik aan een studie. Maar na enkele weken kwam ik tot de conclusie dat die studierichting niet was wat ik wilde. Ik begon me zelfs af te vragen of ik er een goede baan mee zou kunnen vinden. Ik overwoog om mijn studie af te breken.
Mijn ouders waren daar niet blij mee. Ze zeiden dat ik alleen mocht stoppen als ik een baan had. Ze dachten dat ik in de economische recessie toch geen baan zou kunnen vinden. Ik reed de hele middag op de fiets naar allerlei bedrijven. Uiteindelijk vond ik een bedrijf waar ik in het magazijn kon werken.
Mijn plan
Hoewel ik die tijdelijke baan aannam, had ik een plan. Ik zou politieagent worden. Zo’n baan als ambtenaar zou een stabiele manier zijn om voor mijn toekomstige gezin te zorgen. Dan zou alles wel goed komen.
Ik kan me nog goed herinneren dat ik examens moest afleggen om aan de politieopleiding te mogen beginnen. ’s Morgens vroeg stapte ik op de trein en deed ik de hele dag allerlei testen. Aan het eind van de dag had ik een gesprek. Ze zeiden dat ik voor alle examens was geslaagd en dat ze me graag wilden hebben, maar dat ik als 17-jarige te jong was. Ze zeiden dat ik het een jaar later nog maar eens moest proberen.
Mijn wereld stortte ineen, en op weg naar huis vroeg ik me af: ‘Wat nu?’ Thuis luisterde mijn vader naar mijn frustratie en bood hij me aan om me een zegen te geven. Ik verwachtte dat de Heer zou zeggen dat alles op z’n pootjes terecht zou komen en dat ik op wonderbaarlijke wijze de politieopleiding zou kunnen volgen. In plaats daarvan zei de Heer dat ik, als ik Hem op de eerste plaats zou zetten, altijd brood op de plank zou hebben en voor mijn toekomstige gezin zou kunnen zorgen.
Een beter plan
In antwoord op mijn gebeden kreeg ik de ingeving dat het vervullen van een voltijdzending de manier was waarop ik de Heer op de eerste plaats kon zetten. Dat was ik altijd al van plan geweest, maar ik had nooit begrepen hoe de ene stap tot de andere zou leiden. Nu ik wist dat ik een voltijdzending zou vervullen, wilde ik dat zo snel mogelijk doen.
In die tijd kostte een zending 10.000 gulden, ofwel een jaarloon. Ik bleef in het magazijn werken en in de zomer van 1981 had ik 10.000 gulden gespaard. Ik was ondertussen ook 18 jaar geworden. Mijn vader, de gemeentepresident, zei dat ik te jong was om op zending te gaan. De districtspresident en de zendingspresident zeiden hetzelfde. In die tijd moest je 19 jaar zijn. Maar op mijn 18e verjaardag ging ik zelf naar de huisarts en de tandarts zodat ze hun deel van mijn zendingsaanbeveling konden invullen.
Op de een of andere manier was ik in staat om mijn leiders te overtuigen om mijn aanbeveling in te sturen. Toen begon de wachttijd. Ik wist niet dat mijn vader, de gemeentepresident, een brief had ontvangen. De aanbeveling was teruggestuurd omdat ik te jong was. Dat wilde hij nog niet tegen me zeggen, dus liep hij wekenlang met die brief in zijn binnenzak. Gelukkig had hij ondertussen een ander bericht ontvangen. Daar stond in dat de algemene autoriteiten in sommige situaties bereid waren om een jonge man eerder op zending te laten gaan als hij goed was voorbereid. Al snel ontving ik een oproep voor het zendingsgebied Londen-Oost (Engeland). Mijn zending werd de zegen van mijn leven.
Zegeningen van de Heer
Drie maanden na mijn zending leerde ik de vrouw van mijn leven kennen. Een jaar later trouwden we in de Londentempel (Engeland). De economie was nog steeds niet volledig hersteld, maar ik was altijd in staat om een baan te vinden en voor mijn gezin te zorgen. We hadden altijd brood op de plank en een dak boven ons hoofd.
Als zendeling werd dit een van mijn lievelingsteksten: ‘Voor zover je de geboden van God onderhoudt, [zul je] voorspoedig zijn in het land’ (Alma 36:1). Met die leidraad besloot ik om net als mijn vader in Nederland te blijven en de kerk in mijn vaderland op te bouwen.
Nu is de kleine gemeente waarin ik opgroeide een prachtige wijk waar onze kleinkinderen veel vrienden en vriendinnen in een groot jeugdwerk hebben. Onze zoons hebben een goede baan en zijn gezegend met brood op de plank. Ik zie dat mijn beslissingen een invloed op de volgende generatie hebben gehad, en dat zij ook het verlangen hebben om de Heer op de eerste plaats te zetten.
Ik ben dankbaar dat ik al op jonge leeftijd heb geleerd wat de juiste beslissing is: wereldse zorgen overwinnen en onze hemelse Vader op de eerste plaats zetten. Hij heeft me de zegeningen gegeven waar ik anders niet eens vanaf had geweten.