De volheid van Christus nastreven
Uit een multiregionale devotional voor jongvolwassenen, ‘The Measure of the Stature of the Fulness of Christ’, gehouden op 9 februari 2020 te Stanford (Californië, VS).
Laten we in deze paastijd dichter tot Jezus Christus komen en naar zijn geruststellende stem van vrede luisteren.
Ik wil graag enkele woorden spreken over ons persoonlijke streven om ‘tot de maat van de grootte van de volheid van Christus’ te komen (zie Efeze 4:13). Ik hoop dat u er iets aan zult hebben in de omstandigheden waarin u zich bevindt.
Sommigen van u zijn waar u wilt zijn, of u weet in ieder geval waar u naartoe wilt. Sommigen onder u lijken al veel zegeningen en geweldige keuzes in het vooruitzicht te hebben. Anderen onder u menen dat u om wat voor reden dan ook een tijdje minder fortuinlijk bent geweest en dat er minder aantrekkelijke mogelijkheden voor u in het verschiet liggen.
Maar waar u ook naartoe gaat en hoe u uw problemen ook overwint, ik moedig u aan om tot de Heiland, Jezus Christus, te komen. Dat is de noodzakelijke eerste stap om uw persoonlijke bestemming te bereiken, om geluk en kracht te vinden, en om uw uiteindelijke bestemming en succes te bereiken. (Zie 1 Nephi 10:18; 2 Nephi 26:33; Omni 1:26; Leer en Verbonden 18:11.)
U kunt dat alles ontvangen als uw antwoord op de vraag ‘Waar gaat u heen?’ (Mozes 4:15) luidt: ‘Waar U Zich ook bevindt, Heer.’
Het leven is soms moeilijk. We moeten pijn, spijt en echte problemen overwinnen. We krijgen met teleurstellingen en verdriet te maken, met allerlei hoogte- en dieptepunten. Maar de Heer en de profeten hebben ons zoveel aanmoedigende woorden gegeven over de manier waarop we die problemen kunnen oplossen, dat we er een dagboek van kosmische afmetingen mee kunnen vullen.
‘Vrede laat Ik u’
De zegen die de Heer zijn discipelen gaf toen Hij steeds dichter bij de pijn en het leed van Gethsémané en Golgotha kwam, is enorm ontroerend. Op die avond, de avond van het grootste leed dat ooit op aarde heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden, zei de Heiland: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u. […] Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden’ (Johannes 14:27).
Wat een adembenemend zicht op het leven in die kwellende uren! Hoe kon Hij dat zeggen, terwijl Hij wist wat Hem te wachten stond? Hij kon dat zeggen omdat zijn kerk en zijn evangelie een gelukkig einde hebben! Voor ons is de overwinning al behaald. Hij kijkt naar de lange termijn, naar het totaalbeeld.
Maar ik ben bang dat sommigen van ons nog steeds dat clichématige overblijfsel van ons puriteinse erfgoed in ons hebben, namelijk dat het op de een of andere manier verkeerd is om getroost of geholpen te worden, dat we ons altijd ellendig over iets moeten voelen. Ik beweer dat de zinsnede ‘heb goede moed’ (Johannes 16:33) in onze zoektocht naar ‘de maat van de grootte van de volheid van Christus’ (Efeze 4:13) het gebod kan zijn dat, zelfs in het hart van anderszins trouwe heiligen der laatste dagen, over het algemeen wordt overtreden. Toch is er bijna niets zo pijnlijk voor het genadige hart van de Heer.
Hoeveel zorgen ik me ook zou maken als een van mijn kinderen in ernstige problemen kwam, of ongelukkig of ongehoorzaam was, ik zou nog veel meer ontredderd zijn als ik het gevoel had dat het kind me niet kon vertrouwen om hulp te verlenen, of als het zou denken dat zijn of haar belangen niet belangrijk of niet veilig bij mij zouden zijn.
In diezelfde geest ben ik ervan overtuigd dat niemand van ons echt kan begrijpen hoe diep het liefdevolle hart van God de Vader of dat van zijn Zoon, de Heiland van de wereld, gekwetst zou zijn als Zij zouden merken dat mensen zich niet veilig in hun handen zouden voelen en geen vertrouwen in hun geboden zouden hebben. Dierbare vrienden, alleen al daarom moeten we opgewekt zijn!
Zijn ‘genade is genoeg’
Een ander advies over het zoeken naar Christus en de maat van zijn volheid vond plaats toen Jezus het wonder verrichtte waarbij Hij vijfduizend mensen met vijf broden en twee vissen te eten gaf (zie Mattheüs 14:13–21). (Maak u trouwens geen zorgen of Christus nog voldoende wonderen heeft om u te helpen. Zijn genade is genoeg [zie 2 Korinthe 12:9]. Dat is de geestelijke, eeuwige les die we van dit wonder kunnen leren. Hij heeft meer dan voldoende zegeningen ter beschikking, met verscheidene manden vol als restant! Geloof en aanvaard zijn aanbod van ‘het Brood des levens’! [Johannes 6:35].)
Toen Jezus de menigte te eten had gegeven, stuurde Hij de mensen naar huis en liet Hij zijn discipelen in een vissersboot naar de andere kant van het Meer van Galilea gaan. Toen ‘klom Hij de berg op om er in afzondering te bidden’ (Mattheüs 14:23).
Het was een stormachtige avond. De wind moet hevig zijn geweest. Vanwege de wind hadden deze mannen waarschijnlijk niet eens de zeilen gehesen. Ze gebruikten alleen de roeispanen – en dat was heel zwaar.
Dat weten we omdat ze ‘in de vierde nachtwake’ (Mattheüs 14:25) – ergens tussen 3 en 6 uur ’s morgens – nog maar enkele kilometers hadden afgelegd (zie Johannes 6:19). Het schip bevond zich toen in een zware storm.
Maar, zoals altijd, waakte Christus over hen. Omdat Hij zag dat zij in de problemen verkeerden, nam Hij de kortste weg naar hun boot en liep Hij over het water naar hen toe.
‘Wees niet bevreesd’
Toen de nood hoog was, zagen de discipelen in de duisternis een persoon in een wapperende mantel op de golven naar hen toe komen. Ze schreeuwden het uit van angst omdat ze dachten dat het een spook was. Toen, in de storm en de duisternis – toen de zee zo groot en hun boot zo klein leek – hoorden ze de ultiem geruststellende stem van vrede van hun Meester: ‘Ik ben het; wees niet bevreesd’ (Mattheüs 14:27).
Dit verhaal herinnert ons eraan dat als we tot Christus willen komen, zijn volheid willen ontvangen, of als Hij komt om ons die volheid te geven, onze eerste stap een pure verschrikking kan lijken. Dat hoeft niet zo te zijn, maar het gebeurt soms wel. Een grote ironie in het evangelie is dat de bron van hulp en veiligheid die ons wordt geboden, juist hetgeen is waarvan we in onze aardse kortzichtigheid soms wegvluchten.
Ik heb onderzoekers om wat voor reden dan ook bij de doopvont vandaan zien rennen. Ik heb zendelingen een zendingsoproep zien weigeren. Ik heb geliefden van een huwelijk zien wegvluchten. Ik heb leden een zware roeping zien weigeren. En ik heb mensen hun kerklidmaatschap zien opzeggen.
We vluchten vaak weg van wat ons kan verlossen en kalmeren. Te vaak denken we dat toezeggingen in het evangelie beangstigend zijn, waarna we ze verzaken.
Ouderling James E. Talmage (1862–1933) heeft gezegd: ‘Elke volwassene maakt dingen mee die op de strijd van de reizigers in de storm lijken, met tegenwind en dreigende golven. Vaak is de nacht van strijd en gevaar ver gevorderd voordat er hulp verschijnt. En zelfs dan wordt de hulp vaak als een grote verschrikking beschouwd. [Maar,] net als met [deze discipelen] in de onstuimige wateren, horen allen die in geloof zwoegen, de stem van de Verlosser – “Ik ben het, wees niet bevreesd.”’1
Kom tot Hem
Het mooie aan deze uitnodiging om de Heiland te ontvangen, tot Hem en de grootte van zijn volheid te komen, is dat iedereen dat kan doen. Dat houdt niet in dat iedereen die u kent de geboden wil onderhouden, of dat iedereen die u tegenkomt de geboden onderhoudt. Maar het betekent wel dat het zonder enige bijzondere gave of nalatenschap mogelijk is om de geboden na te leven.
Ik smeek u vriendelijk om het geloof te ontwikkelen dat ‘helder schijnt en zuiver en sterk is’, totdat Christus in ‘elke vierkante centimeter van [onze] cultuur is doorgedrongen’2 en de maat van de volheid van de grootte van Christus een deel van ons is geworden (zie Efeze 4:13).
Het leven is een uitdaging. U zult met moeilijkheden te maken krijgen. U zult hartzeer ondervinden. Dierbaren zullen overlijden. Dus waar u ook heengaat, kom eerst tot Jezus Christus. Bedenk dat zijn leed en opstanding de overwinning van moeilijkheden en van de dood mogelijk hebben gemaakt. Sluit uw verbonden met Hem en houd u eraan wanneer u uw reis vervolgt.
In al mijn zwakheden, die ik graag erken, verlang ik dat wij ‘de maat van de grootte van de volheid van Christus’ zullen bereiken. Ik wil tot Hem komen. Ik wil dat Hij, zo mogelijk, tot mij komt. En ik wens oprecht dat u allen die zegen zult ontvangen.