Braden baant de weg
De auteur woont in Californië (VS).
Dit verhaal vond plaats in Louisiana (VS).
Het leven op de krokodillenfokkerij was geweldig. Maar er ontbrak iets.
‘Wees een voorbeeld voor de gelovigen’ (1 Timotheüs 4:12).
Braden en papa droegen zware emmers met krokodillenvoer naar de voederplaats. De krokodillen staken hun kop boven het water uit en kwamen dichterbij. Toen Braden en papa bij de voederplaats kwamen, hadden sommige krokodillen hun bek al wijd open.
Maar Braden was niet bang. Met papa op de krokodillenfokkerij werken, was geweldig.
‘Voedertijd!’ zei Braden. Hij pakte een schep met korrels en gooide ze in het water.
Hap. Hap. Plons.
Sommige krokodillen vingen de korrels in de lucht. Andere pakten ze zodra ze in het water vielen. Braden en papa bleven het voer in het water gooien totdat de emmers leeg waren.
‘Bedankt voor je hulp’, zei papa. ‘Tijd om te gaan. De zendelingen komen zo.’
Braden en zijn ouders kregen al enkele maanden les van de zendelingzusters. Hij vond ze geweldig! En hij vond het fijn om over de kerk te leren. Papa was lid van de kerk, maar hij ging niet vaak naar de kerk. Mama en Braden hadden zich nooit laten dopen.
‘Vorige week had u zich tot doel gesteld om Mosiah 18 te lezen’, zei zuster Cox die avond. ‘Hoe ging dat?’
Mama en papa keken elkaar aan en waren even stil. ‘We hadden het erg druk deze week’, zei mama.
‘Ik heb het gelezen!’ zei Braden.
‘Goed zo!’ zei zuster Blood, en ze gaf hem een high five. ‘Wat voor gevoel kreeg je toen je het las?’
Braden glimlachte breeduit. ‘Een heel goed gevoel. En ik heb over de doop gebeden. Ik wil mij heel graag laten dopen.’
‘Dat is geweldig! Ik weet dat onze hemelse Vader heel blij is’, zei zuster Cox. Ze keek naar Bradens moeder. ‘En, wat vindt u ervan?’
‘Ik weet het nog niet. Ik denk dat ik wat meer tijd nodig heb’, zei mama.
Braden was de rest van de les een beetje verdrietig. Hij wilde dat allebei zijn ouders lid van de kerk waren. En hij wilde ook lid van de kerk worden!
Toen de zendelingen weg waren, zei hij tegen zijn ouders dat hij echt meende wat hij eerder had gezegd. ‘Ik wil me echt laten dopen. En …’, Braden haalde diep adem. ‘Ik wil dat papa me doopt.’
Na een moment stilte zei papa: ‘Dat wil ik ook heel graag.’
Mama was stil. ‘Laten we erover bidden.’
Braden en zijn ouders knielden neer en vroegen onze hemelse Vader of mama en hij zich moesten laten dopen. Hij kreeg een warm en liefdevol gevoel.
De volgende weken las Braden elke dag in de Schriften, en hij bad elke dag. Eerst was hij altijd degene die aan zijn ouders vroeg of zij met hem wilden bidden en lezen. Maar al snel vroegen zij het aan hem. Als hij met papa de krokodillen voerde, spraken ze over de Schriften of wat ze in de kerk hadden geleerd. Met mama praatte hij over de zendelingenlessen. Mama en papa leken elke dag een beetje gelukkiger.
Toen de zendelingen op een dag les gaven, zei mama waar Braden al zo lang op had gewacht: ‘Ik wil me laten dopen.’
De volgende weken liep Braden met het hoofd in de wolken.
Eindelijk kwam de dag waarop mama en Braden zich lieten dopen. Toen Braden uit het water kwam, voelde hij de liefde die onze hemelse Vader voor zijn ouders en hem heeft. Hij gaf papa een dikke knuffel.
Papa hield Braden stevig vast en fluisterde: ‘Bedankt dat je zo’n goed voorbeeld voor ons bent en ons helpt. Ik hou van je.’