Moedig zijn
Brayden was nerveus. Vandaag hielden ze hun jeugdwerkpresentatie. Hij had zijn toespraakje volop geoefend. Maar hij was bang om voor zo’n grote groep mensen te staan.
‘Ik wil niet naar de kerk’, zei Brayden. ‘Ik vind het te eng.’
Mama gaf hem een dikke knuffel. ‘Ik weet dat het eng kan zijn om in de kerk een toespraakje te houden. Maar je hebt veel geoefend. Ik weet dat je het kunt.’
‘Zullen we bidden?’ vroeg papa. ‘Dan kunnen we onze hemelse Vader om moed vragen.’
Brayden knikte.
Mama, papa en Brayden knielden en vouwden hun armen.
‘Lieve hemelse Vader,’ bad mama, ‘help Brayden alstublieft om moedig te zijn, zodat hij zijn toespraakje kan houden.’
Na het gebed stapte Brayden in de auto en reden ze samen naar de kerk.
Brayden was bang toen hij met de andere kinderen op het podium zat. Maar hij dacht aan het gebed. Daardoor voelde hij zich een beetje beter.
Brayden was al gauw aan de beurt. Hij keek naar de glimlachende mensen. Hij zag mama en papa! Hij haalde diep adem. Toen hield hij zijn toespraakje luid en duidelijk. Hij wist zelfs alle woorden nog.
‘Dat heb je heel goed gedaan’, zei mama na de kerk. ‘Ik denk dat ons gebed verhoord is.’
Brayden glimlachte. ‘Onze hemelse Vader heeft me geholpen!’
Ze gingen samen terug naar de auto. ‘Hoe voelde je je?’ vroeg papa.
‘Ik was nog steeds bang, maar het ging wel’, zei Brayden. ‘En achteraf voelde ik me goed.’
‘Weet je wat dat goede gevoel was?’ vroeg mama.
Brayden dacht even na. ‘De Heilige Geest?’
‘Dat denk ik ook’, zei mama. ‘En hoewel je bang was, hielp de Heilige Geest je om moedig te zijn.’