Ik kan voor anderen opkomen
Ik kan anderen opmerken
Zacheüs was een man die Jezus wilde zien. Hij was klein, dus klom hij in een boom om meer te kunnen zien. De meeste mensen vonden Zacheüs niet aardig. Maar het maakte Jezus niet uit wat de mensen vonden. Hij zag Zacheüs en vroeg of Hij hem thuis mocht bezoeken. (Zie Lukas 19:2–10.)
Als iemand alleen is, kan ik die de hand reiken en vriendelijk zijn.
Ik kan anderen erbij betrekken
Enkele kinderen kwamen naar Jezus toe. Zijn discipelen wilden hen wegsturen. Maar Jezus zei: ‘Laat de kinderen bij Mij komen’ (Markus 10:14). Hij zegende hen en bracht tijd met hen door.
Als iemand buitengesloten wordt, kan ik die uitnodigen om tijd met mij door te brengen.
Ik kan het voor anderen opnemen
Op een avond bracht een vrouw als geschenk olie naar Jezus. Andere mensen zeiden dat ze de olie verspilde. Maar Jezus zei: ‘Laat haar met rust’ (Markus 14:6). Hij zei dat ze iets goeds had gedaan.
Als anderen onvriendelijke dingen over iemand zeggen, kan ik in plaats daarvan iets vriendelijks zeggen.