‘Een knuffel voor José’, Vriend, augustus 2024, 30–31.
Een knuffel voor José
Adam wist dat hij zijn moed bij elkaar moest rapen.
Dit verhaal speelde zich af in Bolivia.
‘Ha! Jij weet helemaal niets!’ Fabricio wees naar José en lachte.
Adam fronste. José had de juf net een vraag gesteld. Het was niet lief dat Fabricio hem daarvoor pestte.
‘Ophouden, Fabricio’, zei de juf.
Adam keek naar José. Hij staarde naar zijn schrift, alsof hij Fabricio niet eens had gehoord.
José was nieuw op school. Eerst sprak niemand met hem. Al gauw begonnen sommige kinderen hem te pesten. Ze scholden hem uit en lachten hem uit. Adam vond dat hij José moest helpen, maar hij wist niet wat hij moest zeggen.
Bovendien kon José blijkbaar tegen een stootje. Hij leek zich er niets van aan te trekken.
Adam keek weer naar zijn boek. Ze hadden binnenkort een grote rekentoets en hij moest zich concentreren.
Op de dag van de toets deed Adam zijn best, maar het was moeilijk! Hij was bang om een slecht cijfer te krijgen. Stel dat hij een onvoldoende kreeg.
De volgende dag stond de juf vooraan met een stapel papieren.
‘Ik heb jullie cijfers’, zei ze. ‘Veel van jullie kunnen zeker beter, maar sommigen hebben het heel goed gedaan.’
Ze begon de cijfers van de leerlingen voor te lezen. De meeste cijfers waren vrij laag. Adam wachtte zenuwachtig op zijn naam.
‘Adam’, zei de juf. ‘Acht.’
Adam kon zijn oren niet geloven. Hij was geslaagd! Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht.
Toen las de juf Josés cijfer voor.
‘Tien op tien’, zei ze luid en duidelijk. ‘Een perfect resultaat.’
Fabricio ging staan. ‘Dat kan niet!’ riep hij uit. ‘José heeft gespiekt!’
‘Ja!’ zei een andere jongen. ‘Hij kent er niets van, dus hij moet wel gespiekt hebben.’
Andere leerlingen begonnen ook mee te doen. José probeerde te zeggen dat hij niet had gespiekt, maar ze luisterden niet. De juf zei dat ze stil moesten zijn, maar ook naar haar luisterden ze niet.
‘Afkijker!’ riep iemand.
‘Leugenaar!’ zei iemand anders.
Adams hart klopte in zijn keel. Hij wist niet wat hij moest doen. Hij keek naar José. Hij kon het wel aan, toch? José bleef altijd kalm.
José staarde naar zijn bureau zoals altijd. Toen begon hij te huilen.
De andere kinderen hielden op met schreeuwen en het werd stil. Adam hoorde alleen nog José huilen. Hij wist dat hij deze keer iets moest doen. Hij moest zijn moed bij elkaar rapen. De Heilige Geest liet hem weten dat hij José moest helpen.
Adam ging staan. De andere kinderen keken toe terwijl hij naar José ging. Hij wist nog steeds niet wat hij moest zeggen, dus boog hij zich voorover en gaf José een dikke knuffel.
‘Het komt wel goed’, fluisterde hij terwijl hij José vasthield. ‘Alles komt goed.’
Al gauw kwamen er ook andere kinderen José omhelzen. Zelfs Fabricio kwam sorry zeggen. Even later stond de hele klas om José heen om sorry te zeggen en hem op te vrolijken.
‘We houden van je, José!’ zei iemand.
‘Je bent een rekenwonder!’ zei een ander.
José veegde zijn tranen weg en glimlachte. Adam glimlachte ook. Er was moed voor nodig om lief te zijn, maar het was de moeite waard.
Illustratie, Shawna J.C. Tenney