De heilige sleutels van het Aäronisch priesterschap
De Heer wil dat alle Aäronisch-priesterschapsdragers allen uitnodigen om tot Christus te komen — te beginnen met de leden van hun eigen familie.
Een van mijn zoons besloot op twaalfjarige leeftijd konijnen te gaan fokken. We bouwden kooien en kochten een groot mannetje en twee vrouwtjes van een buurman. Ik had geen idee waar we aan begonnen. Al heel snel zat onze schuur vol konijntjes. Nu mijn zoon volwassen is, moet ik toegeven dat ik verbaasd was hoe het aantal in de hand werd gehouden — de hond van een buurman kwam af en toe in onze schuur om de troep uit te dunnen.
Maar ik was ontroerd toen ik zag hoe mijn zoon en zijn broers over die konijnen waakten en hen beschermden. En nu zijn ze zelf echtgenoot en vader, waardige priesterschapsdragers die hun eigen gezin liefhebben, sterken en over hen waken.
Ik heb liefdevolle gevoelens als ik naar de jongemannen van de Aäronische priesterschap kijk. Jullie waken over de mensen om je heen en jullie steunen en sterken hen, waaronder jullie gezinsleden, jullie quorumgenoten en vele anderen. Ik heb jullie lief.
Onlangs zag ik dat een jongeman van dertien werd aangesteld als president van een diakenenquorum. Na de aanstelling gaf de bisschop hem een hand en sprak hem aan als ‘president’. Hij legde aan de quorumleden uit dat hij ‘hem president noemde om nadruk te leggen op de heiligheid van zijn roeping. De president van het diakenenquorum is een van slechts vier mensen in de wijk die de sleutels van het presidentschap dragen. Met die sleutels geeft hij, met zijn raadgevers en onder inspiratie van de Heer, leiding aan het quorum.’ De bisschop begreep de kracht van een presidium, onder leiding van een president die heilige priesterschapssleutels draagt en gebruikt. (Zie LV 124:142–43.)
Later vroeg ik aan de jongeman of hij klaar was om dat geweldige quorum te presideren. Hij antwoordde: ‘Ik ben zenuwachtig. Ik weet niet precies wat een quorumpresident moet doen. Kunt u mij dat vertellen?’
Ik zei tegen hem dat hij een geweldige bisschap en adviseurs had die hem zouden helpen om een succesvolle en sterke priesterschapsleider te worden. Ik wist dat zij respect hadden voor de heilige sleutels van het priesterschap die hij droeg.
Toen vroeg ik hem: ‘Denk je dat de Heer je voor deze belangrijke taak zou roepen zonder je instructies te geven?’
Hij dacht even na en antwoordde: ‘Waar kan ik die vinden?’
Na een kort gesprek begreep hij dat hij instructies kon vinden in de Schriften, in de woorden van de levende profeten en dat hij antwoord op zijn gebeden kon krijgen. We besloten een tekst op te zoeken als beginpunt van zijn zoektocht naar informatie over de taken van zijn nieuwe roeping.
We sloegen afdeling 107 van de Leer en Verbonden op en lazen vers 85. Daarin staat dat een president van een diakenenquorum met zijn quorumleden in raadsvergadering bij elkaar komt en ze in hun plichten onderwijst. We bespraken dat zijn quorum niet alleen een klas is, maar ook een raad van jongemannen, en dat ze elkaar onder leiding van de president moeten sterken en opbouwen. Ik sprak mijn vertrouwen uit dat hij een uitstekende president zou zijn die zich door de Heer zou laten inspireren en die zijn heilige roeping zou grootmaken door zijn medediakenen in hun taken te onderwijzen.
Toen vroeg ik: ‘Nu je weet dat je de diakenen in hun taken moet onderwijzen, weet je wat die taken zijn?’
Opnieuw sloegen we de Schriften erop na:
-
Een diaken wordt aangewezen om over de kerk te waken en een vaste dienaar in de kerk te zijn (zie LV 84:111).
Omdat het gezin de basiseenheid van de kerk is, kan een Aäronisch-priesterschapsdrager deze taak vooral thuis vervullen. Hij steunt zijn vader en zijn moeder in hun taak om het gezin te leiden. Hij waakt ook over zijn broers en zussen, de jongemannen in zijn quorum en de andere leden van de wijk.
-
Een diaken helpt de leraar bij al zijn taken in de kerk als de omstandigheden dat vereisen (zie LV 20:57).
We stelden vast dat als een diaken een leraar moet helpen, hij moet weten wat die plichten inhouden. We keken in de Schriften en vonden al snel meer dan twaalf plichten van de leraar (zie LV 20:53–59; 84:111). Wat zou het een geweldige ervaring voor iedere jongeman zijn — en voor zijn vader, adviseurs, en ons allemaal — als zij zouden doen wat deze jongeman deed: zelf in de Schriften opzoeken wat hun plichten zijn. Ik vermoed dat velen van ons verrast — en geïnspireerd — zouden worden door wat we zouden vinden. In Plicht jegens God, een geweldige hulpbron voor geestelijke ontwikkeling, staan nuttige samenvattingen van de taken van de Aäronische priesterschap. Ik moedig jullie aan om er consequent gebruik van te maken.
-
Diakenen en leraren moeten tevens ‘waarschuwen, uitleggen, aansporen en onderwijzen, en allen uitnodigen om tot Christus te komen’ (LV 20:59; zie de verzen 46 en 68 voor priesters).
Veel jongemannen denken dat hun zendingservaring begint als ze negentien worden en naar het opleidingscentrum voor zendelingen gaan. We leren uit de Schriften dat die voorbereiding al veel eerder begint. De Heer wil dat alle Aäronisch-priesterschapsdragers allen uitnodigen om tot Christus te komen — te beginnen met de leden van hun eigen familie.
Om deze jonge president duidelijk te maken dat alleen hij de presiderende functionaris van het quorum was, moedigde ik hem aan om drie keer de eerste plicht in Leer en Verbonden 107:85 te lezen. Hij las: ‘Twaalf diakenen te presideren.’ Ik vroeg: ‘Wat zegt de Heer specifiek tegen jou over je taak als president?’
Hij zei: ‘Nou, ik moest aan verschillende dingen denken toen we het daarover hadden. Ik denk dat onze hemelse Vader wil dat ik twaalf diakenen presideer. Er zijn slechts vijf diakenen die naar de kerk komen, en eentje komt af en toe. Dus hoe krijgen we er twaalf?’
Nou, ik had die tekst nog nooit zo gelezen, maar hij had heilige sleutels die ik niet had. Ik werd onderricht door een dertienjarige quorumpresident diakenen over de inspirerende macht van iemand die de heilige sleutels van presidentschap draagt, ongeacht zijn intelligentie, status of leeftijd.
Ik antwoordde: ‘Dat weet ik niet. Wat denk je zelf?’
En toen zei hij: ‘We moeten bedenken hoe we ervoor kunnen zorgen dat hij blijft komen. Ik weet dat er nog twee anderen in ons quorum zijn die helemaal niet komen. En ik ken ze niet. Misschien kan ik vriendschap met een van hen sluiten en mijn raadgevers contact op laten nemen met de anderen. Als ze allemaal komen, zouden we er zeven hebben. Maar waar vinden we er nog vijf?’
‘Dat weet ik niet’, antwoordde ik. ‘Maar als onze hemelse Vader dat wil, zal Hij het wel weten.’
‘Dan moeten we als presidium en als quorum in gebed gaan om te weten te komen wat we moeten doen.’ Toen vroeg hij: ‘Ben ik verantwoordelijk voor alle jongens van die leeftijd in onze wijk, ook als ze geen lid van de kerk zijn?’
Met ontzag vroeg ik: ‘Is de bisschop in de ogen van de Heer alleen verantwoordelijk voor de leden van de wijk, of voor iedereen die binnen de wijkgrenzen woont?’
Deze jonge ‘vaste dienaar’ begreep het. Hij begreep de rol van iedere diaken, leraar en priester om over de kerk te waken en allen uit te nodigen tot Christus te komen.
Als ik aan de fijne jongemannen en jongevrouwen van de kerk denk, dan denk ik aan een tekst die Moroni aan Joseph Smith citeerde. Hij zei dat ‘dit nog niet was vervuld, maar spoedig zou worden vervuld’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:41) — ‘Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; (…) uw jongelingen zullen gezichten zien’ (Joël 2:28).
Waar deze jonge president plotseling aan moest denken, was een visioen van wat onze hemelse Vader van zijn quorum verwachtte. Het was de openbaring die hij nodig had om de actieve leden van zijn quorum te versterken, de leden die het moeilijk hebben te redden en iedereen uit te nodigen tot Christus te komen. Aldus geïnspireerd maakte hij plannen om de wil van de Heer uit te voeren.
De Heer leerde deze jonge president dat priesterschap inhoudt dat we anderen helpen. Onze dierbare profeet, president Thomas S. Monson, heeft uitgelegd: ‘Het priesterschap is niet zozeer een gave als een opdracht om te dienen, een voorrecht om te verheffen, een kans om anderen tot zegen te zijn’ (‘Onze heilige priesterschapsplicht’, Liahona, mei 2006, p. 57.)
Dienstbetoon is het fundament van het priesterschap — dienstbetoon aan anderen volgens het voorbeeld van de Heiland. Ik getuig dat dit zijn priesterschap is. Wij doen zijn werk, en Hij heeft alle priesterschapsdragers laten zien hoe we dat moeten doen.
Ik moedig elk quorumpresidium diakenen, leraren en priesters aan om door gesprekken, studie en gebed te leren wat de verwachtingen van de Heer voor jullie quorum zijn, en daar dan mee aan de slag te gaan. Gebruik Plicht jegens God om je quorumleden in hun plichten te onderrichten. Ik moedig alle quorumleden aan om je quorumpresident te steunen en hem om raad te vragen als je al je priesterschapstaken leert en uitvoert. En ik moedig jullie allemaal aan om die opmerkelijke jongemannen te beschouwen zoals de Heer ze beschouwt — als een krachtige hulpbron om zijn koninkrijk hier en nu op te bouwen en te versterken.
Jullie zijn geweldige jongemannen die het Aäronisch priesterschap dragen, dat door Johannes de Doper aan Joseph Smith en Oliver Cowdery bij Harmony (Pennsylvania) is hersteld. Jullie priesterschap omvat de heilige sleutels waarmee de deur geopend kan worden zodat alle kinderen van onze hemelse Vader bij zijn Zoon Jezus Christus kunnen komen en Hem kunnen volgen. Dat gebeurt door ‘het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden’; de wekelijkse verordening van het avondmaal; en ‘de bediening van engelen’ (LV 13:1; Geschiedenis van Joseph Smith 1:69). Jullie zijn waarlijk dienstknechten, en jullie moeten altijd en overal reine, waardige, getrouwe priesterschapsdragers zijn.
Waarom? Luister maar naar de woorden van ons dierbare Eerste Presidium aan ieder van jullie in jullie Plicht jegens God:
‘Met het gezag dat je draagt kun je de verordeningen van het Aäronisch priesterschap bedienen. (…) Jullie zullen een zegen zijn voor de mensen om je heen. (…)
Vader in de hemel stelt veel vertrouwen in je. Hij wil dat je een belangrijke zending voor Hem vervult’ (Mijn plicht jegens God vervullen: voor Aäronisch-priesterschapsdragers [2010], p. 5.)
Ik weet dat deze woorden waar zijn en ik bid dat wij allemaal dit getuigenis zullen ontvangen. En ik zeg deze dingen in de heilige naam van Hem wiens priesterschap wij dragen, namelijk Jezus Christus. Amen.