Essentiële gesprekken
We kunnen niet wachten tot onze kinderen vanzelf tot bekering komen. ‘Toevallige’ bekering is geen beginsel van het evangelie van Jezus Christus.
Hebt u zich weleens afgevraagd waarom we het jeugdwerk zo noemen? We maken er inderdaad veel werk van om onze jeugd al op zeer jonge leeftijd in geestelijke zaken te onderrichten. Bovendien hebben kinderen altijd een voorname plaats in het werk van onze hemelse Vader ingenomen.1
Hij vertrouwt erop dat we ze koesteren, respecteren en beschermen als kinderen van God. Dat betekent dat we ze nooit lichamelijk, verbaal of emotioneel schade toebrengen, ook niet onder hoge spanning en druk. We koesteren kinderen juist, en keren ons volledig tegen mishandeling en misbruik. Onze zorg voor hen is ons – en ook Gods – belangrijkste werk.2
Een jonge moeder en vader blikten eens aan de keukentafel terug op de dag. Opeens hoorden ze verderop in de gang een doffe klap. De moeder vroeg: ‘Wat was dat?’
Toen hoorden ze zacht gekreun uit de slaapkamer van hun zoontje van 4. Ze snelden de gang door. Daar lag hij, op de grond naast zijn bed. De moeder pakte het jongetje op en vroeg wat er was gebeurd.
Hij zei: ‘Ik ben uit bed gevallen.’
Ze zei: ‘Waarom ben je uit bed gevallen?’
Hij haalde zijn schouders op en zei: ‘Weet ik niet. Ik denk dat ik er niet helemaal in lag.’
Vandaag wil ik het hebben over ‘er helemaal in zijn’. Wij hebben het voorrecht om te zorgen dat kinderen ‘helemaal in’ het evangelie van Jezus Christus zijn. En daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen.
Kinderen worden op jonge leeftijd uniek beschermd tegen Satans invloed. Dan zijn ze nog onschuldig en zondeloos.3 Die periode is voor ouder en kind heilig. Kinderen moeten in woord en daad onderricht worden, voor- en nadat ze ‘de jaren van verantwoordelijkheid jegens God [hebben] bereikt’.4
President Henry B. Eyring heeft gezegd: ‘Onze grootste kansen liggen bij kinderen. De beste tijd om ze te onderrichten is als ze heel jong en nog immuun zijn voor de verleidingen van [de] doodsvijand, lang voordat de woorden van waarheid moeilijker te horen zijn door de turbulentie van hun persoonlijke worstelingen.’5 Door dat onderricht beseffen ze wat hun goddelijke identiteit en het doel van hun bestaan is, en wat de beloofde zegeningen zijn wanneer ze op het verbondspad heilige verbonden sluiten en verordeningen ontvangen.
We kunnen niet wachten tot onze kinderen vanzelf tot bekering komen. ‘Toevallige’ bekering is geen beginsel van het evangelie van Jezus Christus. We worden niet zomaar als onze Heiland. Als we kinderen doelbewust liefhebben, onderwijzen en tot ze getuigen, kunnen ze al heel jong de invloed van de Heilige Geest gaan voelen. De Heilige Geest is essentieel voor het getuigenis van onze kinderen en hun bekering tot Jezus Christus. We willen graag ‘dat zij Hem altijd indachtig zijn, opdat zij zijn Geest bij zich mogen hebben’.6
Bedenk hoe waardevol gesprekken thuis over het evangelie van Jezus Christus zijn – essentiële gesprekken, waardoor de Geest wordt verwelkomd. Door zulke gesprekken met onze kinderen zorgen we samen voor ‘een vast fundament’. Als ze dan ‘op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen’.7 Sterken we een kind, dan sterken we het gezin.
Die cruciale gesprekken brengen kinderen hopelijk tot:
-
begrip van de leer van bekering;
-
geloof in Christus, de Zoon van de levende God;
-
de keuze voor de doop en de gave van de Heilige Geest wanneer ze 8 jaar zijn;8
-
gebed en een oprechte levenswandel ‘voor het aangezicht van de Heer’.9
De Heiland spoort ons aan: ‘Welnu, Ik geef u een gebod uw kinderen deze dingen vrijelijk te leren.’10 Wat wil Hij ons zo vrijelijk laten onderwijzen?
-
De val van Adam.
-
De verzoening van Jezus Christus.
-
Het belang van wedergeboren worden.11
Ouderling D. Todd Christofferson heeft gezegd: ‘De boze spint van genoegen als ouders verzuimen hun kinderen te leren geloof in Christus te oefenen en geestelijk wedergeboren te worden.’12
De Heiland wil juist dat we kinderen leren hun vertrouwen te stellen ‘in die Geest die ertoe beweegt goed te doen’.13 We kunnen kinderen helpen herkennen wanneer ze de Geest voelen en waardoor ze de Geest wegjagen. Zo leren ze zich te bekeren en terug te keren naar het licht dankzij de verzoening van Jezus Christus. Zo ontwikkelen ze ook geestelijke veerkracht.
We kunnen onze kinderen gaandeweg op een leuke manier geestelijk veerkrachtiger maken. Dat hoeft niet ingewikkeld of tijdrovend te zijn. Eenvoudige, liefdevolle gesprekken maken kinderen niet alleen duidelijk wat ze geloven, maar bovenal waarom ze dat geloven. Terugkerende liefdevolle gesprekken die op natuurlijke wijze plaatsvinden, zorgen voor meer begrip en antwoorden. Laat de gemakken van dit digitale tijdperk ons er niet van weerhouden om onze kinderen in de ogen te kijken, ze te onderrichten en naar ze te luisteren.
We kunnen essentiële gesprekken met rollenspellen kracht bijzetten. Gezinsleden kunnen situaties naspelen waarin ze verleid of onder druk gezet worden om een verkeerde keuze te maken. Oefening baart kunst in het geval dat een dergelijke situatie zich echt voordoet. Speel een situatie en bespreek die na. Vraag bijvoorbeeld wat de kinderen zouden doen:
-
als ze verleid worden om het woord van wijsheid te overtreden;
-
als ze met pornografie in aanraking komen;
-
als ze verleid worden om te liegen, stelen of bedriegen;
-
als ze een vriendje, vriendinnetje of leerkracht op school iets negatiefs over hun geloof of waarden horen zeggen.
Als ze situaties spelen en nabespreken, raken ze niet onvoorbereid in zo’n ongewenste situatie met leeftijdsgenoten verzeild. Ze zijn dan gewapend met ‘het schild van het geloof, waarmee [ze] al de brandende pijlen van de goddelozen zul[len] kunnen doven’.14
Een goede vriend van me leerde die cruciale les als 18-jarige. Hij ging bij het Amerikaanse leger tijdens de Vietnamoorlog. Hij werd klaargestoomd als infanteriesoldaat. Hij vertelde dat de training slopend was. Hij beschreef zijn drilinstructeur als wreed en onmenselijk.
Op zekere dag was zijn groep in volle gevechtsuitrusting in de zinderende hitte aan het marcheren. De drilinstructeur schreeuwde plotseling het bevel om roerloos op de grond te gaan liggen. Hij lette op zelfs de geringste beweging. Elke beweging zou later ernstige gevolgen hebben. De groep moest ruim twee uur lang afzien in de hitte. Boosheid en wrok jegens hun leider namen toe.
Vele maanden later leidde onze vriend zijn groep door de jungles van Vietnam. Dit was echt, geen trainingssituatie. Er werden hoog vanuit de bomen schoten gelost. De hele groep dook meteen naar de grond.
Waar lette de vijand op? Beweging. De geringste beweging zou nieuwe schoten ontlokken. Mijn vriend zei dat hij daar zwetend en roerloos op de grond in de jungle, enkele lange uren wachtend tot het donker werd, aan zijn basistraining terugdacht. Hij dacht aan zijn intense hekel aan de drilinstructeur. Maar nu voelde hij intense dankbaarheid – voor wat hij hem had geleerd en hoe hij hem op deze kritieke situatie had voorbereid. De drilinstructeur had onze vriend en zijn groep wijselijk meegegeven wat ze in het heetst van de strijd moesten doen. Hij had, in zekere zin, het leven van onze vriend gered.
Hoe kunnen wij dat geestelijk voor onze kinderen doen? Hoe kunnen wij ze, lang voordat ze het strijdtoneel van het leven betreden, beter onderrichten, versterken en voorbereiden?15 Hoe kunnen we ze stimuleren ‘er helemaal in te zijn’? Zien we ze niet liever ‘zweten’ in de veilige leeromgeving thuis dan bloeden op het slagveld van het leven?
Nu ik terugkijk, waren er tijden dat mijn man en ik ons drilinstructeurs voelden. We namen de taak om onze kinderen het evangelie van Jezus Christus te helpen naleven bloedserieus. De profeet Jakob lijkt diezelfde gevoelens te verwoorden: ‘Mijn verlangen gaat uit naar het welzijn van uw ziel. Ja, mijn bekommernis voor u is groot; en u weet zelf dat zij dat altijd is geweest.’16
Het geloof van lerende en groeiende kinderen zal vroeg of laat op de proef gesteld worden. Maar als ze goed voorbereid zijn, kunnen ze in geloof, moed en zelfvertrouwen toenemen, ook bij felle tegenstand.
Alma leert ons dat we ‘het gemoed van [de] kinderen [moeten] voorbereiden’.17 We bereiden de opkomende generatie voor als toekomstige voorvechters van het geloof. We geven ze mee dat ze vrij zijn ‘om naar eigen inzicht te handelen: om de weg te kiezen van de eeuwigdurende dood of de weg van het eeuwige leven’.18 Kinderen verdienen inzicht in deze grote waarheid: wat de eeuwigheid betreft, kun je er maar beter niet naast zitten.
Mogen onze eenvoudige, essentiële gesprekken met onze kinderen ertoe bijdragen dat ze ‘de woorden van het eeuwige leven [nu kunnen] genieten’, zodat ze later ‘het eeuwige leven in de toekomende wereld, ja, onsterfelijke heerlijkheid’ mogen genieten.19
Terwijl we onze kinderen koesteren en voorbereiden, respecteren we hun keuzevrijheid. We houden met heel ons hart van ze. We brengen ze Gods geboden en zijn gave van bekering bij. En we blijven altijd en immer hoop voor ze houden. Gaat de Heer immers niet zo met ieder van ons om?
Laten we dus ‘standvastig in Christus voorwaarts streven’, wetend dat we ‘volmaakt stralende hoop’20 mogen hebben dankzij onze liefhebbende Heiland.
Ik getuig dat Hij altijd het antwoord is. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.