Ik kijk graag naar de tempel
In de tempel krijgen we de geruststelling dat onze familie ook na de dood eeuwig bij elkaar kan blijven.
Geliefde broeders en zusters, ik ben dankbaar dat we samen deze eerste conferentiebijeenkomst bijwonen. Door de sprekers, de muziek en het gebed voelen we de Geest, licht en hoop.
Dat doet me denken aan de eerste keer dat ik de Salt Laketempel binnenging. Ik was een jonge man. Mijn ouders vergezelden me. Binnen maakten ze even een praatje met een tempelwerker. Ik liep in mijn eentje verder.
Een kleine, witharige dame in een prachtige witte tempeljurk begroette me. Ze keek glimlachend naar me op en zei op gedempte toon: ‘Welkom in de tempel, broeder Eyring.’ Ik dacht heel even dat ze een engel was omdat ze mijn naam kende. Ik had niet door dat ik een naamkaartje op mijn colbert had.
Ik ging haar voorbij en stond even stil. Ik keek naar het hoge witte plafond dat de kamer zo licht maakte dat het leek alsof de zon rechtstreeks binnenscheen. En op dat moment kreeg ik deze glasheldere gedachte: ‘Ik ben al eens op deze verlichtte plek geweest.’ Maar meteen daarna hoorde ik in gedachten een stem: ‘Nee, je bent hier nog nooit geweest. Je herinnert je een moment van vóór je geboorte. Je was toen op een heilige plek zoals deze.’
Aan de buitenkant van onze tempels staan de woorden: ‘De Here gewijd.’ Ik weet dat die woorden waar zijn. De tempel is een gewijde plek waar we makkelijk openbaring ontvangen als ons hart ervoor openstaat en we die inspiratie waardig zijn.
Later die dag voelde ik dezelfde Geest nogmaals. In de tempelceremonie komen woorden voor die mijn boezem in mij deden branden. Het bevestigde dat wat ik had gezien waar was. Ik kreeg een gevoel dat met mijn toekomst te maken had. Het zou veertig jaar later werkelijkheid worden toen de Heer me in zijn dienst riep.
Ik voelde hetzelfde toen ik in de Logantempel in Utah trouwde. President Spencer W. Kimball verrichtte de verzegeling. Hij sprak slechts enkele woorden en gaf ons deze raad: ‘Hal en Kathy, leef zo dat je makkelijk weg kunt als er een roeping komt.’
Toen hij die woorden sprak, zag ik in gedachten, geheel in kleur, een steile heuvel en een weg die naar de top leidde. Er stond een wit hek links van de weg dat op de heuveltop in een bomenrij verdween. Het witte huis achter de bomen was nauwelijks zichtbaar.
Een jaar later herkende ik die heuvel toen we met mijn schoonvader die weg op reden. Het kwam precies overeen met wat ik in gedachten zag toen president Kimball ons in de tempel toesprak.
Mijn schoonvader parkeerde de auto bij het witte huis op de heuvel. Hij zei dat hij en zijn vrouw het perceel gingen kopen en dat wij in het gastenverblijf mochten wonen. Zij zouden dan in het hoofdhuis wonen, dat er vlak naast stond. Tijdens de daaropvolgende tien jaar in die fijne familiesituatie zeiden mijn vrouw en ik bijna dagelijks: ‘We kunnen er maar beter van genieten, want we blijven hier niet lang.’
Uiteindelijk kwam er een roeping via Neal A. Maxwell, de commissaris van onderwijs. De waarschuwing van president Kimball om makkelijk weg te kunnen gaan, bleek terecht. De roeping hield in dat we onze schijnbaar idyllische situatie moesten achterlaten voor een functie op een plek waar ik niets van wist. Ons gezin stond klaar om die mooie tijd en plek achter te laten, omdat een profeet in een heilige tempel, een plek van openbaring, deze gebeurtenis had voorzegd. We waren erop voorbereid.
Ik weet dat de tempels van de Heer gewijd zijn. Ik spreek vandaag over tempels, zodat u en ik ernaar zullen streven om tempelwaardig te zijn en klaar zullen zijn voor meer tempelmogelijkheden in de toekomst.
Mijn grootste motivatie om tempelwaardig te zijn, is deze uitspraak van de Heer over zijn heilige huis:
‘En voor zover mijn volk een huis voor Mij bouwt in de naam van de Heer, en niet duldt dat er iets onreins binnengaat, zodat het niet verontreinigd wordt, zal mijn heerlijkheid erop rusten;
‘ja, en mijn tegenwoordigheid zal daar zijn, want Ik zal er binnengaan, en alle reinen van hart die er binnengaan, zullen God zien.
‘Maar als het verontreinigd wordt, zal Ik er niet binnengaan, en mijn heerlijkheid zal er niet zijn; want Ik zal geen onheilige tempels binnengaan.’1
President Russell M. Nelson heeft uitgelegd dat we de Heiland in de tempel kunnen ‘zien’; we leren Hem daar beter kennen. Hij heeft gezegd: ‘We begrijpen Hem. We doorgronden zijn werk en zijn heerlijkheid. En we beginnen de oneindige invloed van zijn weergaloze leven te voelen.’2
Als wij onrein naar de tempel gaan, kunnen we de geestelijke leringen over de Heiland niet zien die we in de tempel door de macht van de Heilige Geest kunnen ontvangen.
Als we dat onderwijs waardig zijn, dan kunnen onze hoop, onze vreugde en ons optimisme dankzij onze tempelgang ons hele leven toenemen. Alleen de heilige tempelverordeningen maken die hoop, die vreugde en dat optimisme mogelijk. In de tempel krijgen we de geruststelling dat onze familie ook na de dood eeuwig bij elkaar kan blijven.
Toen ik jaren geleden bisschop was, zag een knappe jongeman niets in mijn uitnodiging om zijn leven te beteren, zodat hij voor eeuwig met zijn familie bij God kon wonen. Hij zei uitdagend dat hij veel pret beleefde met zijn vrienden. Ik liet hem uitpraten. Toen vertelde hij me opeens dat hij tijdens een van zijn feestjes, te midden van het rumoer, plots besefte dat hij zich eenzaam voelde. Ik vroeg hem wat er was gebeurd. Hij zei dat hij moest denken aan een moment waarop hij als kind op zijn moeders schoot zat, met haar armen om hem heen. De tranen sprongen in zijn ogen terwijl hij erover vertelde. Ik getuigde tot hem: ‘De enige manier waarop je het gevoel van die omhelzing voor altijd kunt hebben, is door eerst zelf tempelwaardig te worden en daarna anderen de verzegelverordeningen te helpen ontvangen.’
We weten niet precies hoe onze familiesituatie er in de geestenwereld zal uitzien, en evenmin wat er na onze opstanding gebeurt. We weten echter wel dat de profeet Elia is gekomen om, zoals beloofd, het hart van de vaders tot de kinderen terug te brengen, en de kinderen tot de vaders.3 En we weten dat ons eeuwig geluk afhangt van de moeite die we doen om zoveel mogelijk verwanten datzelfde blijvende geluk aan te bieden.
Ik heb het verlangen om ook mijn levende familieleden uit te nodigen om tempelwaardig te worden, zodat ze de verzegelverordeningen kunnen ontvangen en nakomen. Dat maakt deel uit van de beloofde vergadering van Israël in de laatste dagen aan beide zijden van de sluier.
We krijgen daartoe mooie kansen als onze kinderen nog klein zijn. Ze worden met het licht van Christus geboren. Dat stelt ze in staat om goed van kwaad te onderscheiden. Daarom kan het zien van een tempel of een afbeelding van een tempel in een kind het verlangen opwekken om er op een dag waardig binnen te gaan.
Later kunnen ze dan als tiener een tempelaanbeveling ontvangen om zich plaatsvervangend te laten dopen. Door die ervaring gaan ze beseffen dat de tempelverordeningen hen op de Heiland en zijn verzoening richten. Als ze gaan beseffen dat ze iemand in de geestenwereld de kans bieden om van zonde gereinigd te worden, zullen ze de Heiland meer bij zijn heilige werk willen helpen en een kind van onze hemelse Vader zegen willen brengen.
Ik heb gezien hoe zo’n ervaring een jongere veranderde. Jaren geleden ging ik laat in de middag met een van mijn dochters naar de tempel. Zij was de laatste in de dienst die zich plaatsvervangend liet dopen. Men vroeg haar of ze wat langer kon blijven om de verordeningen te verrichten voor de mensen wier namen er nog lagen. Ze zei ja.
Ik keek toe hoe mijn dochter in de doopvont stapte. Ze werd gedoopt. Telkens als mijn meisje weer boven water kwam, stroomde het water van haar gezicht. Men vroeg haar telkens weer: ‘Kun je er nog meer doen?’ En telkens zei ze ja.
Als bezorgde vader vond ik dat het welletjes was. Maar als iemand haar vroeg of ze er meer kon doen, zei ze met een vastberaden stemmetje ja. Ze bleef totdat de laatste persoon op de lijst de zegen van de doop in de naam van Jezus Christus had ontvangen.
Toen ik die avond met haar de tempel uitging, dacht ik over dat tafereel na. Ik had een kind zien groeien en veranderen, doordat ze de Heer in zijn huis diende. Ik weet nog dat ik licht en vrede voelde toen we samen naar huis liepen.
Er zijn inmiddels vele jaren verstreken. Ze zegt nog steeds ja als de Heer haar vraagt om meer te doen, ook al is dat soms erg moeilijk. Zo verandert en verheft tempelwerk ons. Daarom hoop ik dat u en uw familieleden er vastberaden naar zullen streven om tempelwaardig te zijn, zodat u zo vaak mogelijk naar het huis des Heren kunt gaan.
Hij wil u daar verwelkomen. Ik bid dat u zult proberen een verlangen in het hart van Gods kinderen op te wekken om daarheen te gaan waar ze dicht bij Hem kunnen zijn, en dat u ook uw voorouders de kans zult bieden om voor altijd bij Hem en bij u te zijn.
Dit kunnen uw woorden zijn:
Ik kijk graag naar de tempel,
eens zal ik er ook zijn,
hoe mooi zal ’t zijn daarbinnen,
dan voel ik mij heel fijn.
Want de tempel is het huis van God,
vol liefde, en zo prachtig.
Ik bereid mij voor, daarheen te gaan:
dat houd ik in gedachte.4
Ik getuig plechtig dat wij kinderen van onze liefdevolle hemelse Vader zijn. Hij heeft zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, als onze Heiland en Verlosser gekozen. De enige manier waarop we bij Hen en bij onze familie kunnen terugkeren, is door de verordeningen van de heilige tempel. Ik getuig dat president Russell M. Nelson alle priesterschapssleutels bezit en gebruikt die het eeuwige leven voor al Gods kinderen mogelijk maken. Daarvan getuig ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.