2009
Ik? Herder in Israël?
Oktober 2009


Ik? Herder in Israël?

Ik heb duizenden herderlijke bezoeken gezien en eraan deelgenomen. Ik getuig van de geweldige uitstorting van de Geest die dan plaatsvindt.

Afbeelding
Elder Daniel L. Johnson

Een van de gebruiken die De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen van andere kerken onderscheidt, is dat wij lekenherders hebben. Onze wijken, gemeentes, ringen en districten van de kerk hebben geen betaalde geestelijken. In plaats daarvan dienen de leden elkaar.

Elk lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen heeft een roeping als herder in Israël. Herders zijn werkzaam in een bisschap of gemeentepresidium, als leidinggevende in priesterschap of hulporganisatie, als administrateur of secretaris, als leerkracht — inclusief huisonderwijzers en huisbezoeksters — en in talloze andere functies.

De herders in de kerk hebben enkele dingen met elkaar gemeen. Elk heeft schapen te voeden, te bemoedigen en te dienen. Elk is door de Heer geroepen, bij monde van zijn bevoegde dienstknechten. Elk is rekenschap verschuldigd aan de Heer voor zijn plicht als herder.

Het verloren schaap zoeken

Joseph Serge Merilus verhuisde op negentienjarige leeftijd van zijn geboorteland Haïti naar de Dominicaanse Republiek om daar werk te zoeken. Anderhalf jaar later ging hij terug naar Haïti, werd verliefd en keerde met zijn kersverse bruid, Marie Reymonde Esterlin, terug naar de Dominicaanse Republiek.

Aan het begin van hun huwelijksleven in hun nieuwe land, voelde Joseph een geestelijke honger. Hij ging met Marie naar enkele kerken om die honger te stillen, maar met Haïtiaans-Creools als moedertaal in een Spaanstalig land vonden ze het moeilijk om zich uit te drukken en anderen te begrijpen. Uiteindelijk kwamen ze twee zendelingen van onze kerk tegen, die hen uitnodigden voor een dienst. Toen Joseph en Marie enkele bijeenkomsten hadden bijgewoond, gaven de zendelingen hen de lessen geduldig in het Spaans. In september 1997 lieten zij zich dopen.

Joseph werd geroepen in het zondagsschoolpresidium, vervolgens als raadgever in het gemeentepresidium, en later als gemeentepresident. Maar door een serie misverstanden en gekwetste gevoelens, grotendeels ontstaan door communicatieproblemen, werden Joseph, Marie en hun vijf kinderen inactief en werden ze goeddeels vergeten door de plaatselijke kerkleden.

De daaropvolgende zeven jaar kreeg het echtpaar nog vier kinderen en namen ze een neef en nicht uit Haïti in huis. Het kostte Joseph veel moeite, maar hij leerde vloeiend Spaans en Engels en werd leraar Engels en Haïtiaans-Creools bij een plaatselijk bedrijf.

In augustus 2007 kwamen er twee priesterschapsleiders, die op zoek waren naar de verloren schapen van de Heer, aan de deur. Zij ontdekten dat Joseph en Marie nog steeds een getuigenis van het evangelie hadden, ook al waren ze zeven jaar lang niet naar de kerk geweest. De leiders nodigden de familie uit om terug naar de kerk te komen, wat ze meteen de volgende dag deden — alle dertien. En ze zijn sindsdien naar de kerk blijven gaan.

Joseph is nu gemeentezendingsleider in Barahona, in het zuidwesten van de Dominicaanse Republiek. Zijn twee oudste zoons hebben leidinggevende functies in de gemeente en zijn neef, die pas als ouderling is geordend, is jongemannenpresident. Het hele gezin is onlangs naar de tempel geweest om zich te laten verzegelen voor de eeuwigheid.

Bedenk eens dat dertien verloren schapen zijn gevonden doordat twee herders bereid waren om dit gezin op te zoeken, hen te weiden, en terug te brengen naar de kudde van de Heer. Zij werden naar dat huis geleid zoals u en ik geleid zullen worden als wij op zoek gaan naar de verloren schapen die onze verantwoordelijkheid zijn.

Ik heb duizenden herderlijke bezoeken gezien en eraan deelgenomen. Ik getuig van de geweldige uitstorting van de Geest die dan plaatsvindt. Ik heb veel verloren schapen zien terugkeren en heb vreugde gevoeld toen zij weer in de kudde werden welkom geheten. Ik heb gezien dat harten geraakt werden, zegens uitgesproken, tranen vergoten, getuigenissen gegeven, gebeden uitgesproken en verhoord, en liefde betuigd. Ik heb levens zien veranderen.

De kudden weiden

Tussen 592 en 570 v.C. sprak God tot zijn profeet Ezechiël aangaande herders die hun taken verwaarloosden. Vanwege die verwaarlozing was de kudde verstrooid. De Heer zei over die herders:

‘Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here HERE: wee de herders […] Moeten de herders niet de schapen weiden? (…)

‘Zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet (…).

‘… Over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt.

‘Zo zegt de Here HERE: (…) Ik eis mijn schapen van hen terug’ (Ezechiël 34:2, 4, 6, 10).

Wij concentreren ons in veel opzichten heel erg op het kerkgebouw. We doen veel moeite om de mensen die naar de kerk gaan geestelijk en emotioneel te voeden, maar wat doen we voor hen die de weg naar de kerk kwijt zijn?

Als ik een roeping heb ontvangen om iets te doen in de kerk, dan heb ik schapen waarvoor ik een goddelijke zorgplicht heb. Als leerkracht, bijvoorbeeld, ben ik niet alleen een herder voor hen die naar mijn lessen komen, maar ook voor hen die niet komen. Het is mijn taak om ze op te zoeken, ze te leren kennen, vriendschap met ze te sluiten, in hun behoeften te voorzien en ze terug te brengen naar de kudde.

Schapen terugbrengen

Wij zouden er als herders goed aan doen om de leringen in Lucas 15 in gedachten te houden en te overpeinzen. In dat hoofdstuk bespreekt de Heer de gelijkenissen van het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. Alledrie gaan over ‘het verlorene’ dat wordt teruggevonden. In de gelijkenis van de schapen vraagt de Heer:

‘Wie van u, die honderd schapen heeft en er een van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?

‘En als hij het vindt, tilt hij het met blijdschap op zijn schouders,

‘en thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en buren bijeen en zegt tot hen: Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.

‘Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben’ (Lucas 15:4–7).

In de gelijkenis dwaalde er maar één schaap af, maar dat is zelden het geval in onze wijken en gemeentes. De toepassing van de gelijkenis blijft echter hetzelfde, ongeacht hoeveel schapen er van de kudde zijn afgedwaald.

Maar uit de gelijkenis blijkt niet hoe lang het duurde om het schaap weer terug te krijgen. Sommige schapen zullen als gevolg van onze herderlijke inzet al terugkeren na één bezoek, maar andere hebben jarenlang voortdurende, zachte aandrang nodig.

Laten wij bij het terughalen van onze broeders en zusters niet vergeten dat de schapen die wij terugbrengen ‘in de kooi’ het ‘hart van de Herder’ hebben.1 Hij kent ieder van hen persoonlijk. Hij heeft ieder van hen volmaakt lief. En omdat het zijn schapen zijn, zal Hij ons leiden en ingeven wat te zeggen, als wij maar vragen en vervolgens luisteren naar de stem van de Geest. Door de kracht van de Heilige Geest zullen velen positief reageren als wij hen oprecht en ootmoedig de hand reiken.

Mogen wij onze taak als herder indachtig zijn zodat we een positief verslag kunnen uitbrengen bij de Heer aangaande onze verantwoordelijkheid voor de schapen die Hij ieder van ons heeft toegewezen.

Noot

  1. ‘Zielslief heeft ’t hart van de Herder’, lofzang 154.

Joseph Brickey, De weg naar Betlehem, (detail); rechts: Robert T. Barrett, Kaïn en Abel (detail)

Greg K. Olsen, Niet meer verdwaald, kopiëren niet toegestaan; foto-illustratie Laureni Fochetto

Afdrukken