Mijn voorrecht om te dienen
Voordat de deuren van de Recifetempel (Brazilië) opengaan voor een nieuwe dag vol heilsverordeningen, staat Maria José de Araújo op om zich klaar te maken voor een nieuwe dag van onzelfzuchtige dienstbaarheid.
Om de tempel te bereiken, moet Maria een reis van anderhalf uur met vier verschillende bussen ondernemen vanuit haar woonplaats, Agostinho, wat aan Brazilië’s noordoostkust ligt, ten zuiden van Recife. Maar voordat ze vertrekt, maakt ze voedsel en andere benodigdheden klaar voor een blinde nicht die ze thuis verzorgt.
‘Maria geeft een goed voorbeeld in anderen dienen’, aldus Cleto P. Oliveira, tempelgriffier. ‘Sinds de inwijding van de tempel in december 2000 heeft ze hier elke dag dat de tempel open was vrijwilligerswerk gedaan. Ze komt zelfs op feestdagen.’
Maria werkt van dinsdag tot en met zaterdag van zeven uur ’s morgens tot drie uur ’s middags in het tempelcafetaria, waar ze afwast en salades klaarmaakt. Ze zou langer werken, zegt ze, als ze niet een lange busrit naar huis had en ze vroeg weg moet gaan om voor het donker thuis te zijn.
Broeder Oliveira zegt tegen Maria dat ze niet elke dag naar de tempel hoeft te komen, maar hij geeft toe dat hij haar met twee mensen zou moeten vervangen. ‘Ze glimlacht gewoon en zegt dat ze haar leven aan de Heer gewijd heeft’, zegt hij.
Maria vindt het een voorrecht om zich dagelijks in de tempel dienstbaar te maken.
‘Mijn Vader in de hemel heeft me met een goede gezondheid gezegend en het is mijn doel om elke dag te gaan, zolang mijn gezondheid dat toestaat’, zegt ze. ‘Ik heb een verbond gesloten om al mijn talenten en vaardigheden in dienst van de Heer te stellen. Als ik thuiskom van mijn werk in de tempel, ben ik niet moe. Zo heeft de Heer mij gezegend.’
Maria hielp eerst zes jaar lang in het centrum voor familiegeschiedenis van haar wijk en onderzocht daar haar stamboom. Toen ging ze, voordat ze in het tempelcafetaria ging werken, heel wat zaterdagochtenden naar de tempel om daar voor vier generaties van haar vrouwelijke voorouders te werken. Ze liet ook werken voor vier generaties mannelijke voorouders.
Toen ze haar familiegeschiedenis begon te onderzoeken, vond Maria dat een onmogelijke opgave — vooral toen ze de namen van twee overgrootouders maar niet kon vinden. Maar op een nacht werden hun volledige namen in een droom aan haar geopenbaard. Eerst vroeg ze zich af of de namen wel juist waren, maar toen ze haar moeders papieren doornam, vond ze de namen en kon ze de familierelaties noteren die ze eerder niet had gevonden. Ze gelooft dat de droom een zegen was wegens haar inzet om de Heer en zijn kinderen te dienen.
‘De tempel is mijn leven’, zegt Maria. ‘Mensen die niet naar de tempel gaan, missen een grote kans en zegen. Door tempelwerk gaan we de ware betekenis en kracht van de tempel begrijpen.’