Uit het zendingsveld
In de aanwezigheid van engelen
Toen ik als zendeling werd aangesteld, beloofde mijn ringpresident me dat ik zo nu en dan de aanwezigheid van engelen zou voelen en dat zij me zouden beschermen.
In 2003 werd ik geroepen om in Ivoorkust op zending te gaan, in het westen van Afrika. Toen ik informatie over dat land opzocht, merkte ik dat er bijna voortdurend een burgeroorlog woedde. Maar ik was opgelucht toen ik erachter kwam dat er op dat moment een staakt-het-vuren was. Ik voelde me ook opgebeurd toen ik werd aangesteld. De ringpresident beloofde me dat ik zo nu en dan de aanwezigheid van engelen zou voelen en dat ze me zouden beschermen. Ik kreeg ook de belofte dat als ik gehoorzaam zou zijn, ik veilig zou thuiskomen.
Gedurende de eerste maanden van mijn zending, adviseerde de zendingspresident ons om voorbereid te zijn. In onze flat in de hoofdstad Abidjan hadden we voedsel en water voor drie dagen. Tijdens vergaderingen kregen we instructies wat we moesten doen als er een conflictsituatie zou ontstaan.
We waren bang toen de rebellen op 4 november 2004 het staakt-het-vuren verbraken. Onze zendingsleiders zeiden dat we om zes uur ’s avonds in onze flat moesten zijn. Tijdens een les die we de volgende dag gaven, hoorden we plotseling een explosie. We eindigden onmiddellijk met een gebed, lieten een exemplaar van het Boek van Mormon achter en haastten ons naar huis. De andere zendelingen die in onze flat woonden, kwamen vlak na ons thuis. De assistenten van de president belden ons en zeiden dat we onder geen enkele voorwaarde onze flat uit mochten komen — ook niet om naar de kerk te gaan of voedsel te kopen. We kregen te horen dat enkele Franse vredestroepen in luchtaanvallen waren gedood, waarna Frankrijk het militaire vliegveld had gebombardeerd om de kleine luchtmacht van Ivoorkust te verzwakken. In reactie daarop waren er in de hoofdstad hevige rellen uitgebroken.
Tienduizenden demonstranten dromden samen in de straten. Ze zwaaiden met kapmessen, plunderden Franse winkels en braken in huizen in waar volgens hen Fransen woonden. Vanuit ons raam konden we het geweld zien. We wisten dat we vanwege onze blanke huid gevaar liepen.
Op zondagmiddag 7 november, te midden van geschreeuw, pistoolschoten en explosies, hielden we in onze flat een avondmaalsdienst met vier personen. Nadat we het brood en water uit onze driedaagse voorraad hadden gezegend en rondgediend, lazen we allemaal een tekst uit de Schriften voor en gaven we ons getuigenis. Ik las Leer en Verbonden 84:88 voor: ‘En wie u ontvangt, daar zal Ik eveneens zijn, want Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen.’ Toen ik dat las, dacht ik aan de zegen die mijn ringpresident me had gegeven, en ik wist dat ik veilig zou zijn.
We zaten een week in onze flat. Wijkleiders en leden kwamen ons bezoeken en brachten ons voedsel. Een van de leden nam berichten van ons mee en e-mailde onze familie, om ze te laten weten dat we veilig waren. De hulp van de leden was geweldig! Ondertussen baden onze familieleden en kerkleden over de hele wereld voor onze veiligheid. Toen mijn familie voor me bad, kregen ze het rustige gevoel dat alles goed zou aflopen.
Op vrijdag 12 november werden we geëvacueerd. Ivoriaanse leden leidden ons door de straten van Abidjan, en hoewel we hoorden dat andere vluchtelingen gewond raakten, waren wij in staat om veilig door de versperringen naar het huis van de Britse ambassadeur te komen. Vervolgens werden we door Britse troepen uit het land geëvacueerd. De gebeden van mijn familieleden werden beantwoord toen ze op het nieuws zagen dat twee andere zendelingen en ik geëvacueerd werden. ’s Nachts brachten de leden andere niet-Afrikaanse zendelingen naar het zendingshuis. Vandaar werden ze door de Italiaanse luchtmacht naar Ghana gebracht, en waren we allemaal herenigd.
Ondanks tientallen aanvallen op buitenlanders in het hele land, waren er geen zendelingen gewond geraakt en was er niet in hun flats ingebroken. Omdat we naar de raad van de zendingspresident hadden geluisterd, waren we veilig thuis toen de rellen uitbraken en hadden we voedsel en water om te overleven. En wat nog bemoedigender was dan de militaire bescherming was de kennis dat we door de Heer beschermd werden.
Toen we geëvacueerd werden, hoorde ik dat een groep demonstranten op zondagmiddag, na onze avondmaalsdienst, van plan was geweest om onze flat aan te vallen. Een van onze buren had geroepen: ‘Het zijn geen Fransen!’ Maar ze wilden niet weggaan. Uiteindelijk riep een andere buurman: ‘Daar wonen zendelingen!’ Toen waren de demonstranten vertrokken. Ik herinnerde me de woorden: ‘Mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn.’ Ik besefte dat de belofte van mijn ringpresident in vervulling was gegaan. Ik had een profetie in vervulling zien gaan.