2012
Vraag dat maar aan de mormoon
September 2012


Vraag dat maar aan de mormoon

Kari Koponen, Uusimaa (Finland)

Iedere jonge man van achttien jaar of ouder in Finland heeft een half tot één jaar dienstplicht. Toen ik nog maar net in dienst was, kwam ik erachter dat de mening en houding van veel soldaten in strijd was met mijn principes. Als gevolg daarvan bleef ik dicht bij de Geest, bad ik minstens twee keer per dag en las ik in de Schriften.

In het begin was ik zenuwachtig omdat ik niet wist hoe mijn makkers zouden reageren, maar ze gaven er kennelijk niks om, dus maakte ik me er niet druk om. Na een tijdje vroegen mijn vrienden op de slaapzaal wat ik aan het lezen was. ‘Het Boek van Mormon’, zei ik openhartig. Daarna vroegen ze me natuurlijk of ik lid van de kerk was. Ik zei hen dat ik dat was en toen hadden ze het er een tijdje niet meer over.

Na verloop van tijd stelden de andere soldaten vragen over het Boek van Mormon — waar het vandaan komt, wat erin staat enzovoort. Later werden onderwerpen als het doel van het leven en beginselen van de kerk aangesneden. Mijn godsdienst kwam elke keer en in bijna elke situatie weer heel natuurlijk ter sprake.

Een man in het bed naast mij vroeg of hij in mijn Boek van Mormon mocht lezen. Natuurlijk vond ik dat goed. Een andere keer vertelde een kamergenoot mij, nadat hij naar de uitvaartdienst van zijn vriend was geweest, dat er veel vragen over het doel van het leven in hem waren opgekomen. Hij vroeg me wat we daar in de kerk over geloven. We praatten lang over het doel van het leven, de verzoening, de schepping en andere evangelieonderwerpen. Daarna raakten andere kamergenoten ook geïnteresseerd in de leringen en normen van de kerk.

Tijdens de rest van ons verblijf hadden we nog veel gesprekken die telkens met de kerkleer te maken leken te hebben. Mijn kamergenoten noemden die gesprekken ‘Vraag het maar aan de mormoon’. Later, toen we afzwaaiden, vertelde een van mijn kamergenoten me dat hij niet meer zou vloeken.

Ik merkte tijdens mijn jaar in dienst dat anderen, als ik openhartig vertelde dat ik lid van de kerk was en trouw de leer van het evangelie naleefde, zich meer voor mij openstelden en dat ik vaker de kans kreeg om ze over het evangelie te vertellen.

Ik ben dankbaar voor de zegeningen en de kansen die ik heb gekregen om tijdens mijn jaar in dienst over het evangelie te praten. Ik weet dat we, als we stoutmoedig voor onze normen opkomen, met mogelijkheden gezegend worden om zendingswerk te doen. En als we het licht van het evangelie vrijelijk laten schijnen, kunnen we ons voor duisternis behoeden en een positieve invloed op de wereld om ons heen hebben.