Huisbezoekboodschap
Bijzondere behoeften en verleende diensten
Bestudeer dit materiaal met een gebed in uw hart en bespreek het naar behoefte met de zusters die u bezoekt. Gebruik de vragen om de zusters te sterken en de ZHV actief deel uit te laten maken van uw eigen leven.
President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Overal zijn [mensen] met behoeften, en ieder van ons kan iets doen om een ander te helpen. […] Als we ons niet verliezen in dienstbaarheid aan andere mensen, [heeft] ons eigen leven nauwelijks zin […].’1
Huisbezoeksters kunnen iedere zuster oprecht leren kennen en liefhebben. Als we van de zusters houden die we bezoeken, gaan we hen automatisch dienen (zie Johannes 13:34–35).
Hoe komen wij te weten wat de geestelijke en materiële behoeften van de zusters zijn, zodat we hen zo nodig kunnen dienen? Huisbezoeksters hebben recht op openbaring als ze bidden voor degenen die ze bezoeken.
Het is ook belangrijk om met de zusters in contact te blijven. Door bezoeken, telefoontjes, een bemoedigend briefje, e-mails, naast elkaar zitten, een oprecht compliment, in de kerk contact met haar leggen, hulp bieden in tijd van nood of ziekte en andere dienstbaarheid waken wij over en sterken wij elkaar.2
De huisbezoeksters wordt gevraagd te rapporteren over het welzijn en de bijzondere behoeften van de zusters, en de verleende hulp. Door die rapporten, en door die zusters te dienen, laten we zien dat we discipelen zijn.3
Uit de Schriften
Onze geschiedenis
Het belangrijkste doel van het huisbezoek is altijd geweest om elkaar te dienen. Door elkaar steeds te dienen, betekenen onze vriendelijkheid en vriendschap meer dan een maandelijks bezoek. Het is onze zorg die telt.
‘Ik wil onze zusters dringend vragen zich niet meer af te vragen of een telefoontje of een maand- of kwartaalbezoek voldoende is’, heeft Mary Ellen Smoot, dertiende algemeen ZHV-presidente, gezegd. Ze heeft ons gevraagd ons ‘toe te leggen op het voeden van tere zielen.’4
President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd: ‘[Het] is […] van essentieel belang dat wij elkaar in het koninkrijk dienen.’ Maar toch erkende hij dat dienstbetoon niet altijd iets groots hoeft te zijn. Hij heeft gezegd: ‘Maar al te vaak bestaat dienstbaarheid uit een eenvoudige bemoediging of hulp met alledaagse taken, maar wat een heerlijke gevolgen kunnen […] onbeduidende, maar bewuste daden hebben!’5