2014
Twee brieven van moeder
Juli 2014


Twee brieven van moeder

Ken Pinnegar, Californië (VS)

In 1996 hadden mijn vrouw en ik twee zoons, van vier en zeven jaar. We waren een doorsnee druk, jong gezin. Mijn vrouw trok een keer ’s avonds laat tijd uit om een brief te schrijven aan mijn neef, Glen, die in Finland op zending was.

Om de een of andere reden vond ze het nodig om een lange brief te schrijven — vol details over de bezigheden van elk gezinslid, hoe het geestelijk met ze ging, wat er gaande was met mijn kerkroeping en haar kerkroeping, haar bekeringsverhaal, wat ze van het zendingswerk vond, en haar getuigenis van het evangelie.

Het was een hele goede brief, maar ik vroeg me af of mijn neef echt al die informatie nodig had. Later schreef ze hem nog een brief.

Zes jaar later, toen ik bisschop was en onze zoons tien en dertien jaar waren, veranderde mijn wereld plotseling. Op 2 januari 2002 overleed mijn vrouw, die nog maar 42 was, aan een hartaanval.

Thuis probeerde ik me te houden aan de beginselen in ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’.1 Ik ondervond dat ik kon presideren en in ons onderhoud kon voorzien, maar ik schoot tekort in het verschaffen van de geestelijke voeding die mijn zoons nodig hadden. Niettemin gingen we zo kwaad en goed als het ging met ons leven door.

In juni 2012 stuurde mijn jongere zoon, Sam, die op zending was in het zendingsgebied Denver-Zuid (Colorado, VS), me een e-mail. ‘Er is deze week iets heel cools gebeurd’, schreef hij. ‘Ik kreeg twee brieven van moeder.’

Hij legde uit dat hij een pakje had gekregen van neef Glen, met onder meer de twee brieven die ze hem had geschreven toen hij in Finland was.

‘Hij zei dat de twee brieven die moeder hem had geschreven toen hij op zending was, eigenlijk waren geschreven voor mij op mijn zending’, schreef Sam. ‘En dus stuurde hij ze aan mij, en ze zijn geweldig!’

Sam schreef dat het hem ‘veel steun gaf voor deze periode’ om te lezen over zijn moeders bekering, haar getuigenis en wat ze van het zendingswerk vond. Hij zei dat hij van plan was om de brieven te kopiëren en de originelen naar huis te sturen.

‘Ik had geen idee dat je quorumpresident ouderlingen en zendingsleider van de wijk was geweest’, schreef Sam. Hij las ook dat hij als vierjarige ‘na het avondgebed op het bed sprong en riep: “Ik wil op zending!”’

En toen voegde hij nog iets toe dat hij over zijn moeder te weten was gekomen: ‘Moeder moet geweten hebben dat ik worstelaar zou worden, want ze zei dat ik zelfs een beroepsworstelaar voor mij zou kunnen innemen. :)’

Sams reactie op de brieven bewoog mij tot tranen. Enkele weken later stuurde hij ze naar huis. Ze waren al indrukwekkend, persoonlijk en doorvoeld toen zij ze in 1996 schreef, maar de gebeurtenissen in daaropvolgende jaren hadden die uitwerking alleen maar versterkt.

De brieven van mijn vrouw hadden mijn neef gesterkt, maar doordat ze de opdracht van de Prediker, ‘werp uw brood uit op het water’ (zie Prediker 11:1), had uitgevoerd, kwamen ze jaren later terug om haar weduwnaar en haar zoon op zending tot zegen te zijn.

Noot

  1. Zie ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, p. 129.