Huisbezoekboodschap
De goddelijke bediening van Jezus Christus: Voorspraak
Bestudeer dit materiaal onder gebed om te weten te komen wat u met de zusters moet bespreken. Op welke manier vergroot begrip van het leven en de zending van de Heiland ons geloof in Hem en is het een zegen voor hen over wie u waakt door middel van huisbezoek? Ga voor meer informatie naar reliefsociety.lds.org.
Jezus Christus is onze Voorspraak bij de Vader. Het woord voorspraak is een synoniem van advocaat, wat uit het Latijn komt en ‘iemand die andermans zaak bepleit’ betekent.1 De Heiland bepleit onze zaak met begrip, gerechtigheid en barmhartigheid. Als we dat weten, kunnen we liefde en dankbaarheid voor zijn verzoening ontwikkelen.
‘Luister naar [Jezus Christus] die de voorspraak bij de Vader is, die uw zaak bij Hem bepleit —
‘Zeggende: Vader, zie het lijden en de dood van Hem die geen zonde heeft begaan, in wie Gij welbehagen hadt; zie het bloed van uw Zoon dat vergoten is, het bloed van Hem die Gij gegeven hebt, opdat Gij zelf verheerlijkt zoudt worden;
‘daarom, Vader, spaar dezen, mijn broeders die in mijn naam geloven, opdat zij tot Mij kunnen komen en het eeuwigdurend leven hebben’ (LV 45:3–5).
Ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over Christus als onze Voorspraak gezegd: ‘Het is uitermate belangrijk voor mij dat ik op elk gegeven ogenblik en in elke omstandigheid de troon der genade door middel van gebed kan benaderen, dat mijn hemelse Vader naar mijn smeekbede zal luisteren, en dat mijn Voorspraak, Hij die geen zonde heeft begaan, wiens bloed werd vergoten, mijn zaak zal bepleiten.’2
Aanvullende Schriftuurplaatsen
Uit de Schriften
Door de hele geschiedenis van de kerk van de Heer heen hebben vrouwelijke discipelen van Jezus Christus zijn voorbeeld gevolgd. Ester was trouw en moedig. Haar neef Mordekai stuurde haar een afschrift van het bevel van de koning dat alle joden vernietigd moesten worden, en hij droeg haar op om ‘naar de koning te gaan […] en bij hem te pleiten voor haar volk’. Hij voegde eraan toe: ‘En wie weet of jij niet juist voor een tijd als deze tot deze koninklijke waardigheid gekomen bent.’ (Ester 4:8, 14, HSV.)
Ondanks het gevaar, stemde Ester toe: ‘Dan zal ik tot de koning gaan ondanks het verbod; kom ik om, dan kom ik om’ (Ester 4:16).
Ester sprak vervolgens nederig tot de koning en ‘viel hem te voet en wenende smeekte zij hem […] om de brieven […] om de Joden […] uit te roeien, te herroepen. Ze zei: ‘Hoe zou ik de ondergang van mijn geslacht kunnen aanzien?’ (zie Ester 8:3, 5–6). Het hart van de koning was verzacht, en hij gaf gehoor aan haar smeekbede.3