Volmaakt worden in Christus
Als we de verzoenende liefde begrijpen die de Heiland ons mildelijk geeft, kan dat ons bevrijden van de onrealistische, zelfopgelegde eis van volmaaktheid die we onszelf onterecht hebben opgelegd.
We zingen met onze kinderen: ‘Ik voel uw liefde, Heer, dat maakt mij warm van binnen.’1
Zijn verzoenende liefde, die Hij ons mildelijk geeft, is als ‘melk zonder geld en honing zonder prijs’ (2 Nephi 26:25). De verzoening, die oneindig en eeuwig is (zie Alma 34:10), nodigt ons uit om ‘tot Christus te komen en in Hem vervolmaakt te worden’ (Moroni 10:32).
Als we de verzoenende liefde begrijpen die de Heiland ons mildelijk geeft, kan dat ons bevrijden van de onrealistische, zelfopgelegde eis van volmaaktheid die we onszelf onterecht hebben opgelegd. Door dat begrip kunnen we de vrees loslaten dat we onvolmaakt zijn — de vrees dat we vergissingen begaan, dat we niet goed genoeg zijn, dat we in vergelijking met anderen een mislukkeling zijn, dat we niet genoeg doen om zijn liefde te verdienen.
De verzoenende liefde die de Heiland mildelijk geeft, helpt ons om tegenover onszelf en anderen vergevensgezinder te zijn en minder te oordelen. Die liefde geneest onze relaties en geeft ons de kans om lief te hebben, te begrijpen en te dienen zoals de Heiland dat zou doen.
Zijn verzoenende liefde verandert ons idee van volmaaktheid. We kunnen ons vertrouwen in Hem stellen, ijverig zijn geboden onderhouden en voortgaan in het geloof (zie Mosiah 4:6) — zelfs als we grotere ootmoed, dankbaarheid en afhankelijkheid van zijn gaven, barmhartigheid en genade, ondervinden (zie 2 Nephi 2:8).
In bredere zin brengt tot Christus komen en in Hem vervolmaakt worden de volmaaktheid binnen ons bereik op onze eeuwige reis van geest en lichaam — in feite de eeuwige reis van onze ziel (zie LV 88:15). Volmaakt worden is het resultaat van onze reis door het stoffelijke leven, de dood en de opstanding, als alle dingen worden hersteld ‘tot hun eigen en volmaakte gedaante’ (Alma 40:23). Dit omvat de geestelijke geboorte, die ‘een grote verandering’ in ons hart en onze houding teweegbrengt (Mosiah 5:2). Het is een weerspiegeling van onze levenslange ontwikkeling door christelijk dienstbetoon en gehoorzaamheid aan onze verbonden en de geboden van de Heiland. En het erkent de vervolmakende band tussen de levenden en de doden (zie LV 128:18).
Men denkt soms echter onterecht dat het woord volmaaktheid betekent dat je nooit een vergissing maakt. Misschien probeer jij, of iemand die je kent, op die manier volmaakt te worden. Omdat die volmaaktheid altijd buiten ons bereik lijkt te zijn, kunnen we zelfs na onze uiterste inzet gefrustreerd, ontmoedigd of doodmoe zijn. We doen vruchteloze pogingen om onze omstandigheden en de mensen om ons heen in de hand te houden. We maken ons druk over onze zwakheden en vergissingen. In feite is het zelfs zo erg dat hoe meer moeite we doen, hoe onvolmaakter we lijken te worden.
Ik wil trachten onze waardering voor de leer van de verzoening van Jezus Christus te vergroten, en voor de liefde en barmhartigheid die de Heiland ons mildelijk geeft. Ik nodig je uit om met je begrip van de leer van de verzoening jezelf en anderen te helpen, inclusief zendelingen, studenten, jongvolwassenen, vaders, moeders, alleenstaande ouders en anderen die misschien de druk ondervinden van de drang naar volmaaktheid.
De verzoening van Jezus Christus
De verzoening door onze Heiland, die was voorbereid vanaf de grondlegging van de wereld (zie Mosiah 4:6–7), stelt ons in staat om te leren, ons te bekeren en te groeien door onze eigen ervaringen en keuzen.
In deze sterfelijke proeftijd dragen zowel geleidelijke geestelijke groei die ‘regel op regel’ plaatsvindt (LV 98:12) als een radicaal ‘grote verandering’ van hart (Alma 5:12, 13; Mosiah 5:2) ertoe bij dat wij tot Christus komen en in Hem vervolmaakt worden. De bekende uitspraak ‘tot het einde toe volharden’ herinnert ons eraan dat eeuwige groei vaak zowel tijd als een zekere ontwikkeling vergt.
In het laatste hoofdstuk van het Boek van Mormon leert de grote profeet Moroni ons hoe wij tot Christus kunnen komen en in Hem vervolmaakt kunnen worden. We dienen ons ‘te onthouden van alle goddeloosheid.’ We hebben ‘God lief […] met al [onze] macht, verstand en kracht.’ Dan is zijn genade ons genoeg, ‘indien [w]ij door de genade Gods volmaakt zij[n] in Christus.’ Als wij de kracht Gods niet ‘verloochen[en]’, kunnen wij ‘geheiligd [worden] in Christus door de genade Gods’, wat ‘in het verbond van de Vader tot vergeving van [onze] zonden dient’, opdat wij ‘heilig word[en], zonder smet’ (Moroni 10:32, 33).
Uiteindelijk is het ‘het grootste en laatste offer’ van de Heiland dat ‘barmhartigheid [teweegbrengt] die de gerechtigheid overmeestert en de mensen de middelen verschaft waardoor zij geloof tot bekering kunnen hebben’ (Alma 34:14, 15). Ja, ons ‘geloof tot bekering’ is essentieel voor ons om tot Christus te komen, in Hem vervolmaakt te worden, en de zegeningen te ontvangen van ‘het grote en eeuwige verlossingsplan’ (Alma 34:16).
Als we de verzoening van onze Heiland volledig aanvaarden, kan ons geloof groter worden en kunnen we de moed krijgen om de ons beperkende eis van volmaaktheid los te laten. Als we zwart-wit denken, zien we alles als volkomen volmaakt of hopeloos gebrekkig. Maar we kunnen in dank accepteren dat wij als Gods zoons en dochters zijn grootste schepping zijn (zie Psalmen 8:3–6; Hebreeën 2:7), ook is onze ontwikkeling nog niet voltooid.
Begrijpen we de verzoenende liefde die onze Heiland mildelijk geeft, dan vrezen we niet meer dat Hij een hardvochtige, ongenadige rechter zal zijn. In plaats daarvan voelen we de geruststelling: ‘God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde’ (Johannes 3:17). En we begrijpen dat het tijd en een zekere ontwikkeling vergt om te groeien (zie Mozes 7:21).
Ons volmaakte voorbeeld
Alleen onze Heiland leidde een volmaakt leven, en zelfs Hij leerde en groeide in zijn sterfelijke ervaring. Hij ‘ontving aanvankelijk niet van de volheid, maar ging van genade tot genade voort, totdat Hij een volheid had ontvangen’ (LV 93:13).
Hij leerde door zijn ervaring in het sterfelijk leven om ‘hun zwakheden op Zich [te] nemen, […] opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden’ (Alma 7:12). Hij gaf niet toe aan verleiding, zonde of dagelijkse druk, maar daalde af onder alle beproevingen en problemen van het sterfelijk leven (zie LV 122:8).
In de bergrede gebiedt de Heiland ons: ‘Gij dan zult volmaakt zijn’ (Matteüs 5:48). Het Griekse woord voor volmaakt is te vertalen met ‘volledig, voleindigd of voltooid’ (zie Matteüs 5:48). Onze Heiland vraagt ons om volledig, voleindigd en voltooid te worden — om vervolmaakt te worden in de deugden en eigenschappen waar onze Vader in de hemel en Hij een voorbeeld in zijn.2
Laten we eens zien wat zij die menen dat ze volmaakt moeten worden, kunnen hebben aan het toepassen van de leer van de verzoening.
Perfectionisme
Als de betekenis van volmaaktheid verkeerd wordt begrepen, kan dat leiden tot perfectionisme — een houding of gedragsvorm die het bewonderenswaardige verlangen om het goede te doen verandert in de verwachting dat men hier en nu volmaakt moet zijn. Perfectionisme ontstaat soms ook door het gevoel dat alleen volmaakte mensen het verdienen om liefde te ontvangen, of dat we het niet verdienen gelukkig te zijn als we niet zo goed als volmaakt zijn.
Perfectionisme kan slapeloosheid, frustratie, uitstel, ontmoediging, zelfrechtvaardiging en depressie veroorzaken. Die gevoelens kunnen de gemoedsrust, vreugde en zekerheid die de Heiland voor ons wenst, verdringen.
Zendelingen die volmaakt willen worden, kunnen gefrustreerd of ontmoedigd raken als ze niet snel genoeg hun zendingstaal leren, mensen dopen of leidinggevende zendingstaken krijgen. Voor jonge mensen die gewend zijn om te presteren, kan een zending de eerste grote moeilijkheid in hun leven zijn. Maar zendelingen kunnen stipt gehoorzaam zijn zonder volmaakt te zijn. Ze kunnen hun succes voornamelijk afmeten aan hun toegewijde hulp aan personen en gezinnen om ‘trouwe leden van de kerk [te] worden die het gezelschap van de Heilige Geest genieten’.3
Studenten die aan een nieuw studiejaar beginnen, met name zij die het ouderlijk huis verlaten om te gaan studeren, zijn zowel opgetogen als bezorgd. Studenten, sportlieden, kunstenaars enzovoorts gaan van iemand die zich als een vis in het water voelt naar een situatie waarin ze zich als een vis op het droge voelen. Studenten met een neiging tot perfectionisme kunnen al snel het gevoel krijgen dat ze mislukt zijn als ze niet overal het beste in zijn, ongeacht hoe hard ze hun best gedaan hebben.
Gezien de hoge eisen die het leven aan ons stelt, kunnen de studenten leren dat het soms prima is om te doen wat ze kunnen, en dat het niet altijd mogelijk is om de allerbeste te zijn.
We leggen onszelf thuis ook de eis van volmaaktheid op. Een vader of moeder kan het nodig vinden om de volmaakte huwelijkspartner, ouder, huismoeder of -vader te zijn, of deel uit te maken van een volmaakt mormoons gezin — en wel nu meteen.
Waar zouden mensen die kampen met de neiging tot perfectionisme wat aan kunnen hebben? Door ze eerlijke vragen te stellen waaruit onze steun, interesse, aanvaarding en liefde blijken. Door dergelijke vragen worden ze aangemoedigd om zich op het positieve te richten. Daardoor krijgen we de kans om aan te geven wat er volgens ons wél goed gaat. Familie en vrienden voorkomen zo dat ze iemands prestaties met die van een ander vergelijken en kunnen in plaats daarvan oprechte bemoediging geven.
Een andere ernstige vorm van perfectionisme is anderen beoordelen naar onrealistische, keiharde normen. Met dergelijk gedrag kunnen we in feite onszelf en anderen, geheel of gedeeltelijk, de zegeningen van de verzoening door de Heiland ontzeggen. Een voorbeeld: jonge alleenstaanden stellen soms een lijstje op met eigenschappen die ze in een potentiële huwelijkspartner wensen, waarop het ze niet lukt om een huwelijk te sluiten wegens de onrealistische eis dat de partner nagenoeg volmaakt moet zijn.
Een zuster is misschien niet bereid om met een fijne, goede broeder uit te gaan omdat hij een te lage score haalt op haar perfectionismeschaal — hij danst niet goed, heeft geen plannen om rijk te worden, is niet op zending geweest, of geeft toe dat hij een probleem met pornografie heeft gehad dat door bekering en therapie is opgelost.
En een broeder wil misschien niet uit met een fijne, goede zuster die niet aan zijn onrealistische profiel voldoet — ze is geen sportfan, geen ZHV-presidente, geen schoonheidskoningin, heeft geen gedetailleerde begroting, en geeft toe dat ze een probleem met het woord van wijsheid heeft gehad, hoewel dat inmiddels is opgelost.
Natuurlijk moeten we de gewenste eigenschappen voor onszelf en een potentiële partner in overweging nemen. We moeten op het beste hopen en hoge normen aanhouden. Maar als we nederig zijn, zullen we op onverwachte plekken goedheid tegenkomen, en kunnen we kansen scheppen om een nauwe band te krijgen met iemand die net als wij niet volmaakt is.
Ons geloof erkent dat zwakke dingen door bekering en de kracht van de verzoening sterk kunnen worden, en dat we daadwerkelijk vergeving kunnen ontvangen voor zonden waar we ons van bekeerd hebben.
Een gelukkig huwelijk ontstaat niet doordat twee volmaakte mensen een gelofte afleggen. Integendeel, toewijding en liefde nemen toe als twee onvolmaakte mensen eraan werken, elkaar tot zegen zijn en helpen, aanmoedigen en vergeven. De echtgenote van een hedendaags profeet werd eens gevraagd hoe het was om met een profeet getrouwd te zijn. Ze antwoordde wijselijk dat ze niet met een profeet getrouwd was: ze was gewoon met een man getrouwd die de kerk volkomen toegewijd was, welke roeping hij ook kreeg.4 Met andere woorden, mettertijd groeien man en vrouw naar elkaar toe — individueel en als echtpaar.
Het is lang en eenzaam wachten op een volmaakte partner, volmaakte opleiding, volmaakte baan of volmaakte woning. We doen er verstandig aan om bij het nemen van de belangrijke beslissingen in ons leven de Geest te volgen en onze vooruitgang niet te laten hinderen door twijfels die uit perfectionistische eisen voortkomen.
Voel je je chronisch belast of gefrustreerd, vraag jezelf dan af: ‘Definieer ik volmaaktheid en succes aan de hand van de leringen van de verzoening van de Heiland, of de normen van de wereld? Meet ik het succes of de mislukking van mijn rechtschapen verlangens af aan de bevestiging van de Heilige Geest, of aan de een of andere wereldse norm?’
Ben je lichamelijk of emotioneel vermoeid, zorg dan dat je regelmatig slaap en rust krijgt, en neem de tijd om te eten en te ontspannen. Zie in dat druk zijn niet hetzelfde is als goed leven, en dat je niet volmaakt hoeft te zijn om goed te leven.5
Als je geneigd bent naar je eigen zwakheden of tekortkomingen te kijken, geef jezelf dan dankbaar een schouderklopje voor alles wat je goed doet, of dat nu veel of weinig is.
Als je faalangst hebt en dingen uitstelt, soms door je overdreven goed voor te bereiden, wees er dan van verzekerd dat het niet nodig is om moeilijke bezigheden te vermijden die grote groei teweeg kunnen brengen!
Vraag zo nodig geestelijke raad of medische hulp om je te ontspannen, positieve denkwijzen te ontwikkelen en structuur aan je leven te geven, gedrag te veranderen dat je ontwikkeling in de weg staat, en meer dankbaarheid te voelen en te uiten.6
Ongeduldig zijn, belemmert de ontwikkeling van geloof. Zendelingen kunnen met geloof en geduld een nieuwe taal of cultuur begrijpen, studenten kunnen er nieuwe leerstof mee leren beheersen, en jonge alleenstaanden kunnen ermee aan relaties werken in plaats van te wachten tot alles volmaakt is. Wie wacht op de fiattering van een tempelverzegeling of de teruggave van priesterschapszegens, is ook gebaat bij het oefenen van geloof en geduld.
Als we handelen in plaats van met ons te laten handelen (zie 2 Nephi 2:14), kunnen we van de ene aanvullende deugd naar de andere navigeren, en kunnen we in dit leven veel groei doormaken. Die deugden kunnen in ‘een tegenstelling’, in ‘een samengesteld geheel’ voorkomen (2 Nephi 2:11).
We kunnen bijvoorbeeld ophouden lui te zijn (zie LV 88:124) zonder sneller te lopen dan onze kracht toelaat (zie Mosiah 4:27).
Wij kunnen ‘gedreven voor een goede zaak werkzaam zijn’ (LV 58:27) en er toch af en toe even bij stilstaan ‘dat Ik God ben’ (Psalmen 46:10; zie ook LV 101:16).
We kunnen ons leven vinden door het omwille van de Heiland te verliezen (zie Matteüs 10:39; 16:25).
We kunnen ‘niet moede [worden] goed te doen’ (LV 64:33; zie ook Galaten 6:9) en toch de benodigde tijd nemen om ons geestelijk en lichamelijk te verkwikken.
We kunnen lichthartig zijn zonder lichtzinnig te worden.
We kunnen hartelijk met anderen lachen zonder ze hooghartig uit te lachen.
Onze Heiland en zijn verzoening nodigen ons uit ‘tot Christus te komen en in Hem vervolmaakt te worden.’ Doen wij dat, dan belooft Hij ons dat zijn genade ons genoeg is, ‘indien gij door de genade Gods volmaakt zijt in Christus’ (Moroni 10:32).
De verzoenende liefde die onze Heiland ons mildelijk geeft, stelt hen die gebukt gaan onder een drang naar perfectie of onmiddellijke volmaaktheid gerust:
‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven;
‘[…] want mijn juk is zacht en mijn last is licht’ (Matteüs 11:28, 30).7