Vaders van de laatste dagen
Een vaderlijke zegen voor onze zieke baby
Onze pasgeboren zoon zou niet lang leven, maar we wisten dat onze band met hem eeuwig kon blijven bestaan.
De auteur woont in Utah (VS).
Jaren geleden was ons gezin in blijde verwachting van de geboorte van onze zoon, Randolph ‘Ray’ Gibson. Maar na een echografie werd ons hart als door een mokerslag getroffen.
Er werd vastgesteld dat Ray hypoplastisch linkerhartsyndroom (HLHS) had, een aandoening waarbij de linkerkant van het hart zich niet goed ontwikkelt. Er stroomt geen bloed door het hart en het kost de baby vaak het leven.
Terwijl ons gezin deze diagnose verwerkte, baden en vastten onze vrienden en familieleden voor ons, en ondervonden we uitstortingen van liefde en zorg. We bleven hoopvol. Maar een vervolgonderzoek bracht nog meer ontmoedigend nieuws met zich mee: Ray leed aan een zeer ernstige vorm van HLHS.
Meelevende artsen bespraken de mogelijkheden met ons. We wilden de zwangerschap niet voortijdig beëindigen. Maar we moesten onze wens dat onze zoon zou leven – hoe klein die kans ook was – afwegen tegen de pijn die hij zou moeten doorstaan door de pogingen om zijn hart te herstellen. Als we besloten om Ray in leven te houden, zou hij waarschijnlijk de hele tijd pijn lijden en toch nog op zeer jonge leeftijd sterven.
Mijn vrouw, Kati, en ik namen onder gebed een bijzonder moeilijke beslissing. We zouden onze zoon in deze wereld verwelkomen, ervoor zorgen dat hij het comfortabel had, en hem vredig laten sterven. Door onze toewijding aan het evangelie van Jezus Christus en ons geloof in het heilsplan konden we deze beslissing nemen. Het was niet makkelijk om onze zoon in de baarmoeder te zien groeien, wetend dat hij kort na de geboorte zou sterven. We waren ook bezorgd om ons 2-jarig zoontje, dat zijn broertje zou zien maar een week later naar zijn begrafenis zou gaan.
We werden gesterkt door deze woorden van de Heer: ‘Kleine kinderen zijn heilig, omdat zij door de verzoening van Jezus Christus geheiligd worden’ (Leer en Verbonden 74:7).
Kati en ik kunnen getuigen dat we tijdens de maanden waarin we op de komst van Ray hebben gewacht de ware betekenis zijn gaan begrijpen van een man en vrouw die zich aan elkaar hechten (zie Genesis 2:24) of die elkaar aankleven (zie Leer en Verbonden 42:22). We klampten ons aan elkaar vast en waren door onze liefde en ons vertrouwen in staat om te volharden. We stortten ons hart uit bij God, vroegen om kracht om door te gaan en ons gezin in deze moeilijke tijd te zegenen. Ons huwelijk werd sterker.
Vlak voor de bevalling kregen we te horen dat Ray in stuitligging lag. De artsen waren bezorgd dat hij de druk van een normale bevalling niet zou overleven, dus deden ze een keizersnede. Enkele minuten na de geboorte gaf ik, samen met mijn bisschop en enkele anderen, Ray een priesterschapszegen in een ruimte naast de operatiekamer. In deze chaotische, traumatische situatie kon ik slechts enkele zinnen uitspreken, en ik besloot met de woorden ‘in de naam van Jezus Christus. Amen.’ Ray werd gewassen, in een dekentje gewikkeld en naar zijn familie in de ziekenhuiskamer gebracht.
Ik probeerde me te herinneren wat ik in de zegen had gezegd, maar dat lukte niet.
Ray bleef 24 uur en 16 minuten leven. Familieleden en vrienden vulden de ziekenhuiskamer overdag. Ze hielden hem vast en gaven hem liefde. Het was een onwerkelijke ervaring – de enige dag die we met onze zoon konden doorbrengen. Ik vond het heerlijk om hem vast te houden, kusjes te geven en zijn luiers te verschonen.
De volgende ochtend stierf onze zoon. In zijn laatste uur hielden we hem vast en gaven we hem vurig liefde.
Een week later wilde ik heel graag weten wat ik in de zegen had gezegd. Er was zoveel gebeurd. De zegen had slechts enkele minuten geduurd, maar ik kon me de woorden niet meer herinneren.
Ik ging op mijn knieën en vroeg om een wonder, hoewel ik niet wist of dat zou komen. Na het gebed pakte ik een potlood en toen kwamen de woorden van de zegen in mijn gedachten.
Die ervaring versterkte mijn geloof dat de sluier tussen het leven en het hiernamaals dun is en dat we met onze overleden familieleden verbonden kunnen blijven.
Ik had een wonder meegemaakt. Ik weet dat mijn zoon daar een belangrijke rol in heeft gespeeld.
Mijn vrouw en ik vinden nog steeds troost door de belofte in Romeinen 8:18: ‘Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.’