Dit artikel is door de afdeling tempelzaken goedgekeurd.
Uitsluitend digitaal
De Heer leidt zijn kerk in onze taal en volgens ons begrip
In de loop der tijd heeft de Heer veranderingen geopenbaard in het beleid aangaande verordeningen en aanbidding.
De auteur woont in Utah (VS).
In het Boek van Mormon eindigt Nephi zijn verslag met een belangrijk inzicht in de wijze waarop de Heer zijn volk onderwijst en instrueert: ‘Want de Here God geeft licht aan het verstand; want Hij spreekt tot de mensen in hun eigen taal, om hun begrip te verruimen’ (2 Nephi 31:3; cursivering toegevoegd).
‘In hun eigen taal’
De meesten van ons weten dat God al zijn kinderen in hun eigen taal aanspreekt. We hebben vast wel gemerkt dat Hij in onze taal met ons communiceert en dat Hij met anderen in hun taal communiceert. Dat is vooral duidelijk als we in een ander land hebben gewoond. Ik merkte dat als jonge zendeling toen mijn eerste collega en ik het evangelie van Jezus Christus in het Italiaans predikten, een taal die niet onze moedertaal was.
In Lugano (Zwitserland) vonden en onderwezen mijn collega en ik een gezin uit Sicilië (Italië). Wij spraken Italiaans, maar de familie sprak Siciliaans, een dialect dat zoveel van het standaard Italiaans afwijkt dat het als een afzonderlijke taal wordt beschouwd. De plaatselijke gemeenteleden spraken een andere variant van het Italiaans die nog minder bekend is: Zwitsers Italiaans. Maar de leden van de gemeente gebruikten hun Zwitserse Italiaans om ons te helpen met het begeleiden en onderwijzen van dit jonge gezin.
Ondanks de verschillen tussen het standaard Italiaans, het Zwitserse Italiaans en het Siciliaans, sprak de Heer door de Heilige Geest tot en door ons, in onze taal en naar ons begrip. Uiteindelijk werd dit jonge gezin gedoopt en als lid van de kerk bevestigd.
Net als bij mijn ervaring in het zuiden van Zwitserland spreekt de Heer tot ieder van ons in onze taal. Als de Heer tot een 8-jarige leerling op een basisschool in Lima (Peru) spreekt, spreekt Hij in de taal die het kind begrijpt. Dat geldt ook als Hij tot een hoogleraar aan een universiteit in Tokio (Japan) spreekt; Hij spreekt in de taal die de hoogleraar begrijpt.
Waar we misschien minder vaak bij stilstaan, is dat de Heer ook in de culturele context van het leven en de tijdsperiode van een persoon of volk spreekt. Hij communiceert naar hun begrip.
Naar ‘hun begrip’
Ik heb gemerkt dat de Heer in de loop der tijd, in verschillende tijden en op verschillende plaatsen, altijd in hun taal en naar hun begrip tot zijn kinderen sprak als Hij zijn boodschap, verordeningen en beginselen in de taal en cultuur van de mensen verkondigde. Hoewel Gods kinderen beperkt zijn in hun taal (geen taal is volmaakt) en beperkt in hun culturele begrip (culturen passen zich aan, lenen en veranderen in de loop der tijd), past de Heer Zich aan om zijn wil in hun taal en cultuur over te brengen, zodat Hij hen kan onderrichten en helpen. In Leer en Verbonden 1:24 zegt de Heer:
‘Zie, Ik ben God en heb het gesproken; deze geboden zijn van Mij, en zijn mijn dienstknechten gegeven in hun zwakheid, naar de wijze van hun taal, opdat zij tot inzicht konden komen’ (cursivering toegevoegd).
Dus als een cultuur in de loop der tijd drastisch verandert, hoeven we niet verbaasd te zijn als de Heer, die nu dezelfde is als Hij in het verleden was (zie Hebreeën 13:8), zijn gedachten in een nieuwe culturele context openbaart die op de tijd, plaats en het begrip van het volk is gebaseerd.
Een heilige kus en groet
Toen de apostel Paulus bijvoorbeeld aan de heiligen in Rome, Korinthe en Thessaloniki schreef, nodigde hij hen uit om elkaar te begroeten ‘met een heilige kus’ (Romeinen 16:16; zie ook 1 Korinthe 16:20; 2 Korinthe 13:12; 1 Thessalonicenzen 5:26). Die instructie was volkomen logisch in de oude Middellandse Zeecultuur, waar mannen elkaar met een kus begroetten.
In alle culturen, zowel oude als hedendaagse, is iemand begroeten altijd een teken van genegenheid, vriendschap, erkenning en eerbied geweest. De precieze vorm van die begroetingen hangt echter vaak af van wat gepast is of verwacht wordt voor de specifieke gelegenheid en de cultuur. Op sommige tijden en plaatsen kan dat de vorm aannemen van een buiging, handdruk, omarming, kus op de lippen of de wang, of een neuskus.
De opdracht van Paulus aan de heiligen om elkaar ‘met een heilige kus’ te begroeten, zou in zijn oude Middellandse Zeegebied als een vertrouwd teken van vriendschap hebben aangevoeld. Maar in de westerse culturele context van Amerika in de 19e eeuw inspireerde de Heer Joseph Smith om dit gebod uit het Nieuwe Testament aan te passen en elkaar met een heilige groet te begroeten,1 wellicht als een manier om dit beginsel op zijn volk toe te passen dat in een andere tijd en plaats leefde waarin het kussen niet als comfortabele begroeting in een kerkgemeenschap beschouwd werd.
Naarmate de situatie van Gods kinderen in de loop der tijd verandert, kan deze context een manier zijn waarop de Heer tot zijn volk spreekt ‘opdat zij tot inzicht konden komen’.
Veranderingen in de culturele context
Dat kan ook deels verklaren waarom we bepaalde verhalen uit de Schriften niet goed begrijpen, zelfs als de Schriften in onze eigen taal zijn vertaald. Onze culturele context verschilt vaak zo sterk van de tijd dat de schriftuurlijke gebeurtenis plaatsvond, dat het moeilijk kan zijn om het verhaal in deze tijd te begrijpen (zie 2 Nephi 25:1).
Als de Heer zijn verbonden en verordeningen onder zijn volk vestigt, vindt dat in de context van een bepaalde cultuur, op een bepaalde plek en op een bepaald moment plaats. ‘Eventuele aanpassingen in verordeningen en procedures veranderen de heilige aard van de gesloten verbonden niet.’2 De Heer behoudt altijd de eeuwige aard van zijn beloften als Hij verbonden met zijn kinderen sluit.
Mark Alan Wright, hoogleraar aan de Brigham Young University, merkt op: ‘Taal is niet beperkt tot de woorden die we gebruiken, maar omvat ook tekens, symbolen en lichamelijke gebaren waaraan betekenis is gegeven door de culturen waarin ze zijn voortgebracht.’3 In de Schriften staan daar voorbeelden van.
Voorbeelden uit het Oude Testament
In de oudtestamentische context van het oude Nabije Oosten is het niet verwonderlijk te ontdekken dat in Genesis 24:9 en 47:29 het plaatsen van een hand onder de heup van een ander wordt genoemd als manier om een eed te zweren. In die tijd was dit gebruik een cultureel gepaste manier om iemand een belofte te doen of trouw te zweren, ook tussen een vader en zoon.
Een andere veelvoorkomende gewoonte in het oude Nabije Oosten was dieren en vogels in tweeën verdelen zodat mensen tussen hen door konden wandelen als ze een verbond sloten – een ritueel gebaar van Abraham en anderen in het Oude Testament.4
Het verbond van Abraham omvatte ook de besnijdenis, een teken van het verbond (zie Genesis 12–17).
In de oudtestamentische wereld openbaarde de Heer zijn eeuwige verbond vaak in de vorm en terminologie die leek op de verdragsovereenkomsten in het omliggende Midden-Oosten van vroeger. Dat is logisch omdat de Heer in hun culturele context tot zijn volk spreekt, ‘opdat zij tot inzicht konden komen’.
Avondmaalspraktijken
Tijdens de aardse bediening van de Heiland openbaarde Hij zijn verbond op een nieuwe manier. Jezus nam toen de zinnebeelden van het Pascha en gaf ze tijdens het laatste avondmaal een nieuwe betekenis. Die symbolen omvatten ongezuurde broden en wijn die ze uit één beker dronken (zie Mattheüs 26:20–29).
In een tijd en op een plek die sterk verschilden van zijn aardse bediening in de oost-mediterrane wereld in de eerste eeuw, openbaarde de Heer het volgende aan Joseph Smith in de negentiende-eeuwse Noord-Amerikaanse wereld:
‘Luister naar de stem van Jezus Christus, uw Heer, uw God, en uw Verlosser, wiens woord levend en krachtig is. Want, zie, Ik zeg u dat het er niet toe doet wat u eet of wat u drinkt wanneer u aan het avondmaal deelneemt, mits u het doet met het oog alleen op mijn eer gericht en voor de Vader mijn lichaam indachtig bent, dat voor u is afgelegd, en mijn bloed, dat is vergoten tot vergeving van uw zonden’ (Leer en Verbonden 27:1–2).
Ongezuurde broden en wijn waren niet meer vereist voor het avondmaal. Het gebruik van een enkele beker duurde echter voort. Justin Bray van de afdeling Kerkgeschiedenis heeft gezegd dat het gebruik van één beker in die tijd typerend was: ‘Ook buiten godsdienstige omgevingen was een enkele beker in het Amerika van de negentiende eeuw gebruikelijk. Drinkfonteintjes in openbare scholen, parken en treinwagons hadden vaak een bekertje aan een ketting waar iedereen uit dronk.’5
Uiteindelijk inspireerde de Heer zijn profeten en apostelen in 1912 om met het gebruik van een enkele avondmaalsbeker te stoppen.6 Er schuilde een prachtige symboliek van eenheid en solidariteit in het drinken uit dezelfde beker, waar iedereen, ongeacht hun verschillen, samen van het avondmaal nam. Maar de cultuur was veranderd. De Heer sprak opnieuw tot zijn volk ‘in hun zwakheid […] opdat zij tot inzicht zouden komen’.7
De rol van de Heiland en zijn volgelingen
Niettemin waarschuwt de Heer de mensen dat het niet hun recht is om de middelen of woorden te veranderen waarmee wij de heilige verbonden sluiten die Hij heeft geopenbaard.8
Alleen Jezus Christus heeft het recht om de verordeningen en procedures waardoor wij zijn verbonden ontvangen op basis van tijd, plaats en omstandigheden van zijn volk te veranderen. We hebben alleen het recht om die verbonden te aanvaarden, niet om de verordeningen of verbonden te veranderen. Daardoor aanvaardde het volk van de Heer zijn recht om de besnijdenis en alle dierenoffers te beëindigen.9 Ze aanvaardden zijn verandering van de sabbatdag van zaterdag tot zondag als teken van het christelijke verbond. Het is ook onze kans om Hem te volgen, hoe Hij ook door zijn profeten openbaart dat zijn werk moet worden verricht.
Openbaring aan levende profeten, ook betreffende tempelwerk
We hebben gezien dat de Heer zijn hedendaagse profeet, president Russell M. Nelson, heeft geïnspireerd om zijn leringen, verbonden en verordeningen in onze ‘taal’ en volgens ons ‘begrip’ te openbaren, waaronder getuigen bij dopen10 of de leeftijd voor ordening in het Aäronisch priesterschap.11 Dat geldt vooral voor tempelwerk.
Het Eerste Presidium heeft de afgelopen jaren geïnspireerde aanpassingen doorgevoerd – naargelang onze omstandigheden, plaats en tijd – ‘om het tempelbezoek voor leden tot een rijkere ervaring te maken, en om alle bezoekers binnen deze heilige ruimten een nauwere band met God te laten voelen.’12
Mogen wij, nu we de unieke zegen van hemelse inspiratie en openbaring bij monde van een hedendaagse profeet nederig ontvangen, met nieuwe waardering het negende geloofsartikel in gedachten houden: ‘Wij geloven alles wat God heeft geopenbaard, alles wat Hij nu openbaart, en wij geloven dat Hij nog vele grote en belangrijke dingen aangaande het koninkrijk van God zal openbaren’ (cursivering toegevoegd).