‘Ik wil dat u eraan denkt’, Liahona, september 2023.
‘Ik wil dat u eraan denkt’
Mosiah 5:12
Wij hebben allemaal persoonlijke geheugensteuntjes aan Christus gekregen. Vertrouw daarop en denk aan Hem.
In ons sterfelijk leven ervaren we niet alleen een sluier van vergetelheid, maar leven we ook in een toestand van vergetelheid. Door de sluier van vergetelheid vergeten we de taferelen en waarheden die we in onze voorsterfelijke staat hebben geleerd. In onze toestand van vergetelheid vergeten we en dwalen we af van de waarheden die we in dit leven hebben geleerd of opnieuw leren. Als we onze gevallen toestand van vergetelheid niet overwinnen, zullen we automatisch ‘snel [zijn] om ongerechtigheid te bedrijven, maar traag om de Heer, [onze] God, te gedenken’ (1 Nephi 17:45).
Geheugensteuntjes aan Christus
Voor elk gebod dat God ons geeft, belooft Hij ‘een weg voor [ons] te bereiden, zodat [wij] kunnen volbrengen wat Hij [ons] gebiedt’ (1 Nephi 3:7). Om ons te helpen zijn gebod om aan Hem te denken na te komen, heeft de Heer geheugensteuntjes gegeven.
Ja, alle dingen zijn geschapen en gemaakt om van Christus te getuigen en ons aan Hem te herinneren (zie Mozes 6:63; zie ook Alma 30:44). Het is bijvoorbeeld de bedoeling dat ik aan Hem denk ‘als ik door veld en bos in stilte ronddwaal, genietend luister naar het vogelkoor’.1 De stenen kunnen het zelfs uitroepen als een getuigenis en herinnering aan Jezus (zie Lukas 19:40). De hele aarde getuigt prachtig van en biedt verbluffende geheugensteuntjes aan de Schepper, zowel hoorbaar als zichtbaar.
De ogenschijnlijk willekeurige geheugensteuntjes in de hele schepping worden aangevuld door de formelere geheugensteuntjes in heilige verordeningen. Abinadi zei lang geleden dat het oude Israël strenge verordeningen moest verrichten ‘om hen ertoe op te wekken God en hun plicht jegens Hem indachtig te zijn’ (Mosiah 13:30). Hedendaagse profeten hebben hetzelfde gezegd. President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd: ‘Ik denk dat niemand ooit afvallig zou zijn, dat er geen misdaden zouden plaatsvinden, als mensen zouden denken, oprecht denken, aan hun verbonden aan de rand van het water, aan de avondmaalstafel of in de tempel.’2
De verzoening van Christus is zowel universeel als individueel. Zijn geheugensteuntjes zijn dat ook. Daarom geeft Hij ons niet alleen verordeningen die voor iedereen hetzelfde zijn, maar ook verschillende, persoonlijke geheugensteuntjes aan Hem. Gewone klei of modder herinnert de meeste mensen waarschijnlijk niet aan Jezus, en vervult ze niet met emotie of dankbaarheid voor Hem. Maar de man wiens gezichtsvermogen werd hersteld toen Jezus zijn ogen met klei zalfde, dacht waarschijnlijk met een warm hart aan Jezus als hij naar klei keek – modder! (Zie Johannes 9:6–7.) Het is ook onwaarschijnlijk dat Naäman ooit nog naar een rivier zal hebben gekeken, vooral de Jordaan, zonder te denken aan de Heer die hem daar had genezen (zie 2 Koningen 5:1–15). Wij hebben allemaal een of meer persoonlijke geheugensteuntjes aan Christus gekregen. Vertrouw daarop en denk aan Hem.
Van Christus getuigen
De Heer heeft ook verslagen en geschiedenissen bereid om ons te helpen met gehoorzaamheid aan zijn gebod om te gedenken. In de Schriften – verslagen van Gods handelingen met zijn kinderen – wordt vaak gesproken over van Hem getuigen (zie 2 Korinthe 8:3; 1 Johannes 5:7; 1 Nephi 10:10; 12:7; Leer en Verbonden 109:31; 112:4).
Wij kunnen getuigen door heilige verslagen, waaronder persoonlijke dagboeken, bij te houden. Bijzondere momenten met de Geest zijn een geschenk waarvan we op die momenten geloven dat we ze nooit zullen vergeten. Maar door onze toestand van vergetelheid kunnen zelfs de meest bijzondere ervaringen na verloop van tijd uitdoven. Door de woorden in een dagboek, een foto of een verslag kunnen we ons niet alleen die bijzondere momenten herinneren, maar kunnen we ook de emoties en de Geest die we toen voelden, terughalen. Het is dan ook niet verrassend dat het eerste gebod na de organisatie van de kerk in deze bedeling was: ‘Er zal onder u een verslag worden bijgehouden’ (Leer en Verbonden 21:1). Correct bijgehouden verslagen verruimen ons geheugen en kunnen ons van onze fouten overtuigen en ons tot God brengen (zie Alma 37:8).
Uiteindelijk kunnen we natuurlijk van de waarheid getuigen omdat we een getuigenis van de waarheid hebben ontvangen door de Heilige Geest, die ‘de getuige van de hemel’ is (Mozes 6:61). In die rol schrijft de Heilige Geest de waarheid in de ‘tafelen van vlees, van [onze] harten’ (2 Korinthe 3:3). Hij herinnert ons aan Christus en aan alles wat Hij ons heeft geleerd (zie Johannes 14:26).
In Moroni 10:3–5 zien we het verband tussen Jezus, verslagen, de Heilige Geest en gedenken. We hebben de belofte dat de Heilige Geest ons de waarheid van het Boek van Mormon, een heilig verslag, zal openbaren, als we Christus in herinnering brengen, en het God in de naam van Jezus Christus met een oprecht hart, een eerlijke bedoeling en geloof in Christus vragen. En als dat verslag waar is, dan is Jezus de Christus.
Gedenken om te worden verlost
Jezus gedenken leidt tot verlossing en heil. Bedenk hoe de jonge Alma werd verlost door ergens aan te denken. Toen de engel aan Alma verscheen, gebood hij Alma: ‘Tracht niet meer de kerk te vernietigen.’ Maar zelfs voordat hij dat gebod gaf, zei de engel: ‘Denk aan de gevangenschap van uw vaderen […] en bedenk welke grote dingen Hij voor hen heeft gedaan; want zij waren geknecht en Hij heeft hen bevrijd’ (Mosiah 27:16; cursivering toegevoegd).
De opdracht van de engel om te gedenken, was niet zomaar een wijze richtlijn die breed kon worden toegepast. Voor Alma was het een specifieke aanwijzing, een liefdevolle hint, om te weten hoe hij zijn aanstaande bijna-doodervaring kon overleven.
Ongeveer twintig jaar later vertelde Alma zijn zoon Helaman op dramatische wijze wat hij had doorgemaakt toen hij drie dagen lang verlamd en sprakeloos was en zich ‘tot stervens toe [had] bekeerd’ (Mosiah 27:28). Toen de engel was vertrokken, had Alma zeker herinneringen; hij herinnerde zich echter alleen zijn zonden.
‘Ik werd door eeuwige kwelling gepijnigd’, herinnerde Alma zich. ‘Ja, ik herinnerde mij al mijn zonden en ongerechtigheden, waarvoor ik met de pijnen van de hel gekweld werd’ (Alma 36:12–13). Het vooruitzicht om voor God te staan vervulde Alma met zo’n ‘onuitsprekelijk afgrijzen’ dat hij wilde ontsnappen door niet enkel te sterven, maar door ‘naar lichaam en ziel niet meer te bestaan’ (Alma 36:14–15).
Hier moeten we even bij stilstaan om te begrijpen dat Alma niet slechts een verschrikkelijke driedaagse straf kreeg opgelegd, die vooraf als gepast gevolg voor zijn zonden was bepaald. Nee, hij bevond zich aan het begin – de eerste drie dagen – van een toestand waarin hij ‘door de eeuwigdurende ketenen van de dood [was] omsloten’ (Alma 36:18; cursivering toegevoegd).
Hij zou ongetwijfeld langer dan drie dagen – oneindig – in die vreselijke toestand zijn gebleven als hij er niet op een of andere manier barmhartig aan was herinnerd dat zijn vader had geprofeteerd ‘over de komst van een zekere Jezus Christus, een Zoon van God, om voor de zonden van de wereld verzoening te doen’. Toen zei hij:
‘Welnu, zodra deze gedachte bij mij opkwam, riep ik in mijn hart: O Jezus, Zoon van God, wees barmhartig jegens mij, die in de gal van bitterheid verkeer en door de eeuwigdurende ketenen van de dood ben omsloten.
‘En nu, zie, toen ik dat dacht, kon ik mij mijn pijnen niet meer herinneren; ja, ik werd niet meer verscheurd door de gedachte aan mijn zonden’ (Alma 36:17–19).
Alma had gehoor gegeven aan het gebod van de engel om te gedenken. Hij dacht aan Jezus. En net zoals Jezus Alma’s voorouders uit hun gevangenschap had bevrijd, bevrijdde Hij Alma uit die van hem.
Wat een tedere barmhartigheid en machtige bevrijding! Wat een verbazingwekkende verandering van hart en verstand! Alma, die vlak daarvoor de tegenwoordigheid van God nog wilde ontsnappen door niet meer te bestaan, zag God en zijn heilige engelen nu voor zich en ‘smachtte ernaar daar te zijn’ (Alma 36:22).
Deze wonderbaarlijke verandering begon met een eenvoudige herinnering. Alma’s ervaring geeft letterlijk betekenis aan de laatste woorden van koning Benjamins laatste toespraak: ‘En nu, o mens, denk hieraan en ga niet verloren’ (Mosiah 4:30).
Hij denkt aan ons
Als we ernaar streven om altijd aan Jezus te denken, is het belangrijk om te onthouden dat Hij altijd aan ons denkt. Wij staan in zijn handpalmen gegraveerd (zie Jesaja 49:16). Denk daar eens over na – de welwillende Jezus zal en kan ons niet vergeten, maar vergeet onze zonden, die Hem hebben verwond, zo gemakkelijk en gewillig.
Dat is het waard om aan te denken.