Welkom bij deze uitgave
Hoogtepunten uit de 193e algemene oktoberconferentie
De stoel van president Russell M. Nelson was tijdens de algemene conferentie leeg, maar de leden van de kerk waren verheugd om aan het eind van de laatste bijeenkomst een vooraf opgenomen boodschap te zien met goede raad en het getuigenis van hun 99-jarige profeet.
President Nelson zei dat hij door zijn rugletsel ‘meer waardering [heeft] gekregen voor Jezus Christus en het onbevattelijke geschenk van zijn verzoening’. Hij moedigde de leden aan om ‘celestiaal te denken’ en vertelde wat hij over het ‘volmaakte plan’ van onze hemelse Vader heeft geleerd:
-
‘Precies dezelfde dingen die uw sterfelijke leven op zijn best maken, maken ook uw leven in de eeuwigheid op zijn best!’
-
‘De keuzes die u nu maakt, zijn […] bepalend voor drie dingen: waar u in de eeuwigheid zult leven, met wat voor lichaam u zult opstaan, en met wie u voor eeuwig samen zult leven.’ (Zie pagina 117.)
President Dallin H. Oaks getuigde van de verhoging die de getrouwe heiligen te wachten staat. (Zie pagina 26.) President Henry B. Eyring getuigde van de leiding van de Heilige Geest die aan trouwe heiligen wordt beloofd. (Zie pagina 92; zie ook ouderling Stevenson, pagina 42.) En president M. Russell Ballard getuigde krachtig van de heerlijke taak van de profeet Joseph Smith om de profeet van de bedeling van de volheid der tijden te worden. (Zie pagina 74.)
De sprekers en spreeksters in de conferentie leerden ons dat de belangrijkste keuzes in ons sterfelijk leven te maken hebben met de Heer Jezus Christus en gehoorzaamheid aan zijn geboden, waaronder de wet van tiende. (Zie president Nelson en ouderling Andersen, pagina 117 en 32.) Ze leerden ons ook dat de Heiland ons geluk, genezing en hoop biedt als we voorwaarts streven op het verbondspad (zie de ouderlingen Bednar, Godoy, Choi en Cook, pagina 6, 16, 46 en 82; broeder Newman, pagina 36; en de zusters Wright, Freeman en Runia, pagina 9, 76 en 62) en als we ‘de Heer en elkaar onze toewijding aan ons avondmaalsverbond tonen door onze kerkroepingen, broeder- en zusterschap, sociale omgang en dienstbaarheid’. (Ouderling Gong, pagina 111.)
De kerkleiders moedigden de leden aan om ‘de gave van bekering’ te omarmen. (Ouderling Renlund, pagina 96; zie ook president Eyring en ouderling Uchtdorf, pagina 92 en 86.) Zij leerden ons dat uit de herstelling duidelijk blijkt dat wij ‘een goddelijke aard, een goddelijk erfgoed en goddelijk potentieel’ hebben. (Ouderling Soares, pagina 70; zie ook de ouderlingen Phillips, Giraud-Carrier en Sabin, pagina 49, 114 en 56.) En zij herinnerden de heiligen der laatste dagen eraan dat we ‘om Israël te vergaderen, […] veel meer zendelingen nodig [hebben]’, vooral zendingsechtparen. (Ouderling Rasband, pagina 52; zie ook ouderling Parrella, pagina 80.)
Toen president Nelson de bouw van twintig nieuwe tempels aankondigde, zei hij: ‘Uw dienstbetoon en aanbidding in de tempel zullen u helpen celestiaal te denken.’ (Pagina 117; zie ook de ouderlingen Christofferson en Esplin, pagina 19 en 108.)