‘1–14 april. Mattheüs 16–17; Markus 9; Lukas 9: “U bent de Christus”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘1–14 april. Mattheüs 16–17; Markus 9; Lukas 9’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019
1–14 april
Mattheüs 16–17; Markus 9; Lukas 9
‘U bent de Christus’
Welke toespraken van de recente algemene conferentie kunnen de leer in deze hoofdstukken ondersteunen? Houd bij uw studie steeds de behoeften van uw klasleden in gedachten en schrijf al uw ingevingen op.
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
U kunt de leden van de klas motiveren om de Schriften individueel of in gezinsverband te bestuderen door ze elke week te laten vertellen hoe hun Schriftstudie hen tot zegen is. Hoe heeft de studie van deze hoofdstukken bijvoorbeeld hun ervaring met de algemene conferentie beïnvloed?
In de leer onderwijzen
We ontvangen door openbaring een getuigenis van Jezus Christus.
-
Heeft iemand in de les al eens moeten uitleggen hoe hij weet dat het evangelie waar is? Wat onderwijst de Heiland in Mattheüs 16:13–17 over hoe we een getuigenis ontvangen? Vertel hoe Alma zijn getuigenis heeft ontvangen (zie Alma 5:45–46) of wat de Heer Oliver Cowdery over openbaring leerde (zie LV 6:14–15, 22–23; 8:2–3). Wat zouden Petrus, Alma of Oliver Cowdery zeggen als iemand ze vroeg hoe zij weten dat het evangelie waar is?
-
Er zijn in uw klas mogelijk mensen die bidden voor persoonlijke openbaring, maar die ze niet herkennen als zij ze ontvangen. Ouderling David A. Bednar heeft over twee alledaagse ervaringen met licht gesproken om te onderwijzen hoe we openbaring ontvangen. Misschien wilt u zijn inzichten met de deelnemers aan de les bespreken. (Zie ‘De geest van openbaring’, Liahona, mei 2011, 87–90; zie ook de video ‘Patronen van licht: de geest van openbaring’ op LDS.org.) Kunnen de aanwezigen nog meer Schriftuurlijke leringen of verhalen bedenken waardoor iemand persoonlijke openbaring kan leren herkennen? (Zie bijvoorbeeld 1 Koningen 19:11–12; Galaten 5:22–23; Enos 1:1–8; LV 8:2–3.)
Priesterschapssleutels zijn van wezenlijk belang voor onze verhoging.
-
Om priesterschapssleutels te bespreken kunt u dit soort vragen op het bord schrijven: Wat zijn priesterschapssleutels? Wie bezit de priesterschapssleutels? Hoe worden priesterschapssleutels gegeven? U kunt ook Schriftverwijzingen geven waarmee het antwoord op deze vragen kan worden gevonden, zoals Mattheüs 16:19; Leer en Verbonden 107:18–19; 128:8–11; 132:18–19, 59; en de Geschiedenis van Joseph Smith 1:72. De leden in de les kunnen ook zoeken in Handboek 2: De kerk besturen (2010), 2.1.1; de toespraak van ouderling Neil L. Andersen ‘Macht in het priesterschap’ (Liahona, november 2013, 92–95); of Trouw aan het geloof, 135. Sta de deelnemers toe zelf een vraag te kiezen die ze willen beantwoorden. Daarna kunnen ze elkaar onderwijzen wat ze hebben geleerd.
-
Door te bespreken hoe Petrus en de andere apostelen de priesterschapssleutels ontvingen op de berg van verheerlijking, kunnen de mensen in de klas hun getuigenis van de herstelling van de priesterschapssleutels in de laatste dagen vergroten. Om zo’n bespreking op gang te brengen vraagt u de ene helft van de klas om Mattheüs 17:1–9 te bestuderen (zie ook het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen) en de andere helft om Leer en Verbonden 110 te bestuderen. Zij kunnen dan aan elkaar vertellen wat ze hebben geleerd en de overeenkomsten tussen de twee verhalen ontdekken. De video ‘Priesterschapssleutels: de herstelling van de priesterschapssleutels’ (LDS.org) kan hierbij ook nuttig zijn.
-
Begrijpen de mensen in uw les hoe priesterschapssleutels hen tot zegen zijn? U kunt ze anders vragen in Handboek 2, 2.1.1, naar een lijst van mensen die sleutels dragen te zoeken. Wie zijn dat in uw wijk en ring? U kunt hun namen wellicht op het bord zetten en enkelen van hen vragen de klas toe te spreken. Hoe gebruiken zij de priesterschapssleutels die ze hebben ontvangen om binnen hun roeping het priesterschapswerk te leiden? Hoe worden we door het dienstbetoon van die priesterschapsleiders gezegend?
Wanneer we ons geloof willen vergroten, moeten we eerst het geloof behouden dat we al hebben.
-
Ouderling Jeffrey R. Holland vertelt het verhaal van een vader die genezing voor zijn zoon verlangt om te onderwijzen hoe we dichter tot de Heer kunnen komen als ons geloof beperkt is. (Zie ‘Ik geloof, Heere’, Liahona, mei 2013, 93–95.) Drie belangrijke punten uit deze toespraak zijn in de ‘Bijkomende leermiddelen’ opgenomen. U kunt de klas in vier groepen verdelen. Laat een groep Markus 9:14–30 bespreken en laat elk van de andere groepen een van de waarnemingen van ouderling Holland bespreken. Ze kunnen in dit Schriftuurlijk verslag zoeken naar boodschappen waardoor ons geloof toeneemt. Elke groep kan de rest van de klas over enkele inzichten vertellen die uit hun bespreking voortkwamen.
Thuisstudie stimuleren
Motiveer de klasleden om deze week thuis te studeren. Zeg dat de inhoud van het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor personen en gezinnen ervoor kan zorgen dat zij en hun gezin een zinvollere Pasen kunnen beleven. U kunt ook voorstellen dat ze op Paaszondag minderactieve leden of andersgelovige vrienden voor de kerk kunnen uitnodigen.
Bijkomende leermiddelen
Presidiums van hulporganisaties ontvangen gedelegeerd gezag.
‘Alle hulporganisaties op wijk- en ringniveau functioneren op aanwijzing van de bisschop of ringpresident, die de sleutels bezit om te presideren. Presidenten van hulporganisaties en hun raadgevers ontvangen geen sleutels. Zij ontvangen gedelegeerd gezag om hun roeping uit te voeren.’ (Handboek 2, 2.1.1.)
Drie waarnemingen voor een groter geloof.
Nadat hij het verhaal in Markus 9:14–29 had verteld, zei ouderling Jeffrey R. Holland:
‘Het eerste wat ons opvalt in dit verslag is dat de vader, als hij met het probleem van geloof wordt geconfronteerd, eerst zijn kracht naar voren brengt en dan pas zijn beperking toegeeft. Zijn eerste uitspraak is bevestigend en zonder aarzeling: “Ik geloof, Heere.” Tot allen die meer geloof zouden willen hebben, zeg ik: denk aan deze man! In tijden van angst of twijfel of moeilijkheden, houd vast aan wat je al hebt, zelfs al is dat maar weinig. […] Hou vast aan wat je al weet totdat je meer weet. […] Het gaat niet om de hoeveelheid geloof of de mate van je kennis – het gaat om de integriteit die je betoont ten aanzien van het geloof dat je hebt en de waarheid die je al kent.
‘Het tweede wat opvalt, is een variatie op het eerste. Als er problemen komen en vragen ontstaan, begin je zoektocht naar geloof dan niet door te zeggen wat je niet hebt, zodat je je als het ware door je “ongeloof” laat leiden. […] Ik vraag je niet om geloof voor te wenden dat je niet hebt. Ik vraag je om trouw te zijn aan het geloof dat je wel hebt. […] Wees zo vrijmoedig over je vragen als nodig is; het leven is vol vragen over het een of andere onderwerp. Maar als jij en je familie genezen willen worden, laat die vragen dan niet het geloof in de weg staan dat een wonder bewerkstelligt. […]
‘Het laatste wat opvalt: als twijfel en moeilijkheden zich voordoen, wees dan niet bang om hulp te vragen. Als we even nederig en eerlijk hulp willen als die vader, dan krijgen we die. In de Schriften wordt zo’n ernstig verlangen een “eerlijke bedoeling” genoemd, en het wordt nagestreefd “met een volmaakt voornemen van hart […], zonder huichelarij en bedrog voor het aangezicht van God” [2 Nephi 31:13]. Ik getuig dat God in antwoord op zo’n dringend verzoek, altijd hulp van beide zijden van de sluier zal sturen om ons geloof te versterken.’ (‘Ik geloof, Heere’, Liahona, mei 2013, 93–94.)