‘16–22 oktober. 1 en 2 Thessalonicenzen: “Volmaken wat aan uw geloof ontbreekt”’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘16–22 oktober. 1 en 2 Thessalonicenzen’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2023
16–22 oktober
1 en 2 Thessalonicenzen
‘Volmaken wat aan uw geloof ontbreekt’
Alma heeft gezegd: ‘Vertrouw evenmin iemand als uw leraar of uw prediker, tenzij het een man Gods is, die in zijn wegen wandelt en zijn geboden onderhoudt’ (Mosiah 23:14). Hoe moet u zich volgens deze Schrifttekst op uw onderwijs voorbereiden?
Meedoen stimuleren
Geef de leerlingen enkele minuten de tijd om 1 en 2 Thessalonicenzen door te nemen en een vers te kiezen dat indruk op hen maakt. Laat ze het door hun gekozen vers met iemand in de klas bespreken en vraag dan enkele koppels wat ze van elkaar hebben geleerd.
In de leer onderwijzen
1 Thessalonicenzen 1:5–8; 2:1–13
Dienaars van de Heer moeten het evangelie met oprechtheid en liefde verkondigen.
-
Paulus herinnert de Thessalonicenzen er in zijn zendbrief eerst aan hoe anderen en hij hun over het evangelie hebben verteld. Dit is wellicht een goede kans voor de leerlingen om te evalueren hoe goed ze elkaar onderwijzen en van elkaar leren. Laat de leerlingen 1 Thessalonicenzen 1:5–8; 2:1–13 lezen en de beginselen benoemen die te maken hebben met het evangelie effectief verkondigen. Dan kunnen ze op basis van deze verzen vragen formuleren waardoor ze hun inspanningen om het evangelie te verspreiden kunnen evalueren. Een mogelijke vraag kan zijn: ‘Ben ik een voorbeeld van de dingen die ik weet?’ (Zie 1 Thessalonicenzen 1:7.) Hoe kunnen we onze leerlingen door de beginselen uit deze passage beter dienen?
1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12
Als we Jezus Christus volgen, kan Hij ons heiligen.
-
Paulus leerde de heiligen uit Thessaloniki dat ‘God ons niet geroepen [heeft] tot onreinheid, maar tot leven in heiliging’ (1 Thessalonicenzen 4:7). Om een bespreking over heiligheid te beginnen, kunt u de hele klas of iemand alleen vragen ‘Heer, geef mij meer reinheid’ (Lofzangen, nr. 94) te zingen. Vraag de leerlingen de eigenschappen van heiligheid in de lofzang die indruk op ze maakten, te bespreken. Schrijf op het bord Meer heiligheid geef mij, meer…, en vraag de leerlingen in 1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12 naar woorden en zinsneden te zoeken om de zin aan te vullen. Hoe kunnen we deze eigenschappen ontwikkelen?
-
De aansporing om heilig te worden kan afschrikwekkend lijken. Misschien helpt het als de leerlingen begrijpen dat heiligheid ontwikkelen een geleidelijk proces is dat vereist dat we onszelf in de loop van de tijd steeds verbeteren (zie 1 Thessalonicenzen 4:10). Om dit proces te illustreren, kunt u een leerling vragen over een talent of een prestatie te vertellen die een voortdurende inspanning over een langere periode vereiste, zoals een deken maken of een muziekinstrument bespelen. Waarin lijkt dit op heilig worden? Vraag de leerlingen 1 Thessalonicenzen 3:9–13; 4:1–12 te bestuderen en over hun inzichten te vertellen in de inspanning die het vraagt heilig te worden op de manier die Paulus beschrijft. Wat heeft ons geholpen heiliger te worden?
1 Thessalonicenzen 4:11–12; 2 Thessalonicenzen 3:7–13
We horen te werken om voor onszelf en de behoeftigen te zorgen.
-
Om een bespreking over de raad van Paulus over werk te inspireren, vraagt u bijvoorbeeld: Wat zijn de gevolgen van luiheid? Wat zijn de zegeningen van werk? Wat bedoelde Paulus volgens u met de woorden ‘rustig’ en ‘rust’? (1 Thessalonicenzen 4:11; 2 Thessalonicenzen 3:12). U kunt zulke vragen op het bord schrijven. De leerlingen kunnen erover nadenken en ze bespreken terwijl ze 1 Thessalonicenzen 4:11–12 en 2 Thessalonicenzen 3:7–13 lezen. Welke andere Schriftteksten maken ons het belang van werk en de gevaren van luiheid duidelijk? (Zie de suggesties in ‘Bijkomende leermiddelen’.)
Er moest een afval aan de wederkomst van Jezus Christus voorafgaan.
-
Het kan zinvol zijn enkele metaforen te bespreken die profeten hebben gebruikt om de afval te beschrijven, zoals een hongersnood (zie Amos 8:11–12), wrede wolven die de kudde binnenkomen (zie Handelingen 20:28–30) en een gestreeld gehoor (zie 2 Timotheüs 4:3–4). Deel de klas eventueel op in paren. Vraag ze een of meer van deze Schriftgedeelten te lezen (of andere die u hebt gekozen) en te beschrijven wat we uit deze verzen over de grote afval leren. Wat hebben profeten over de afval en de gevolgen ervan onderwezen?
-
Hoewel de kerk niet opnieuw een afval (2 Thessalonicenzen 2:3) zal meemaken, kunnen wij als individuen nog steeds afvallen. Hoe kan dit afvallen volgens 2 Thessalonicenzen 2 gebeuren (zie verzen 9–10) en hoe kunnen wij het vermijden? (Zie verzen 15–17.)