Illustratie, de tempel van Zerubbabel, Sam Lawlor

18–24 juli

Ezra 1; 3–7; Nehemia 2; 4–6; 8

‘Ik ben met een groot werk bezig’

Als u mensen uit uw klas vraagt naar wat ze in de boeken Ezra en Nehemia is opgevallen, vertel dan ook wat u bij uw studie aan ingevingen hebt gekregen.

Schrijf uw ingevingen op

Meedoen stimuleren

Soms herinneren trefwoorden op het bord klasleden aan inzichten die ze in de Schriften hebben opgedaan, en praten ze er zo makkelijker over. Zet bijvoorbeeld de woorden herbouwen, herstellen en opnieuw vestigen op het bord en vraag de klasleden welke gelezen verzen op een of meer van die woorden betrekking hebben.

In de leer onderwijzen

Ezra 3:8–13; 6:16–22

Tempels kunnen ons vreugde brengen.

• Lezen over de blijdschap van de Joden toen hun tempel heropgebouwd werd, kan de klasleden meer waardering voor onze hedendaagse tempels bijbrengen. Neem met de klas Ezra 3:8–13 en 6:16–22 door en bespreek hoe de Joden de heropbouw en inwijding van de tempel vierden. Waarom is de bouw van een tempel iets om te vieren? Vraag hoe de tempel, en het werk dat we daar doen, de klasleden vreugde brengt. Het citaat in de ‘Bijkomende leermiddelen’ kan ze prikkelen om de vreugde van tempelwerk zelf te ervaren.

  

  De tempel kan een bron van vreugde voor ons zijn.

Ezra 4–5; Nehemia 2; 4; 6

We kunnen het werk van God ondanks tegenstand bevorderen.

• De boeken Ezra en Nehemia beschrijven mensen die belangrijk werk tot stand brachten, ondanks tegenwerking van hun vijanden. Begin een bespreking met de vraag waarmee Nehemia’s ‘groot werk’ (Nehemia 6:3) in ons leven te vergelijken valt. Welk belangrijk werk heeft de Heer ons te doen gegeven? Lees vervolgens Ezra 4:4 en bespreek hoe Satan probeert ons te ontmoedigen en ons in het doen van Gods werk te belemmeren. Wat leren we van Nehemia en zijn medewerkers in Nehemia 2:18–20; 4:6–9 en 6:1–3? Wat betekent ‘erop gericht om te werken’ in dienst van de Heiland (Nehemia 4:6)? Lees eventueel een deel van president Dieter F. Uchtdorfs toespraak ‘Wij zijn bezig met een groot werk en kunnen niet komen’ (Liahona, mei 2009, 59–62), met name de laatste twee gedeelten.

• Vergelijk Zerubbabels inspanningen om de tempel weer op te bouwen met onze inspanningen om naar de tempel te gaan en daar verlossend werk te doen. Schrijf bijvoorbeeld twee kopjes op het bord: Zerubbabel en Wij. Onder Zerubbabel noteren klasleden dan wat ‘de tegenstanders van Juda en Benjamin’ (Ezra 4:1) deden om Zerubbabel en de Joden bij de heropbouw van de tempel te belemmeren (zie Ezra 4). Onder Wij noteren ze hoe de tegenstander onze tempelgang probeert te belemmeren. Wat voor advies hebben ze voor elkaar hoe we de hulp van de Heer kunnen inroepen om die tegenstand te overwinnen?

Nehemia 8:1–12

We worden gezegend als we de Schriften bestuderen.

• Lees Nehemia 8:1–12 met de klas en bespreek de gevoelens van Ezra en zijn volk jegens God en zijn woord. Vraag de klasleden naar specifieke verzen die aangeven wat ze voelden. Vraag ze wat het woord van God voor hen betekent. Hoe kunnen we het woord van God intensiever gaan bestuderen?

Bijkomende leermiddelen

Ervaar de vreugde van de tempel.

President Russell M. Nelson heeft gezegd:

‘We kunnen ons de hele dag aan ervaringen van anderen met de tempel en familiegeschiedenis laven. Maar we moeten iets ondernemen om die blijdschap ook zelf te beleven. Ik wil ieder van ons graag een uitdaging geven, zodat het geweldige gevoel van dit werk ons bij kan blijven en zelfs kan toenemen. Overweeg onder gebed wat voor offer – bij voorkeur een tijdsoffer – u kunt brengen, zodat u dit jaar meer aan tempelwerk en familiegeschiedenis gaat doen.

‘Wij zijn betrokken bij het werk van onze almachtige God. Hij leeft. Jezus is de Christus. Dit is zijn kerk. Wij zijn zijn verbondskinderen. Hij kan op ons rekenen.’ (Russell M. Nelson en Wendy W. Nelson, ‘De hemelen door tempelwerk en familiegeschiedenis openen’, Liahona, oktober 2017, 19.)

Ons onderwijs verbeteren

Betrek de ouders van jongeren erbij. Als u jongeren lesgeeft, vertel hun ouders dan wat u behandelt. Zij kunnen u inzicht geven in de behoeften van de jongeren en vertellen hoe u ze kunt helpen. Zo stimuleert u ook besprekingen thuis over wat de jongeren in de klas leren. (Zie Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland, 27.)