Seminarie
Ideeën voor afwisseling


‘Ideeën voor afwisseling’, Leer en Verbonden – boek voor de seminarieleerkracht (2025)

‘Ideeën voor afwisseling’, Leer en Verbonden – boek voor de seminarieleerkracht

Aanhangsel

Ideeën voor afwisseling

Ideeën voor afwisseling

Dit materiaal bevat verschillende manieren om de cursisten actief aan de les te laten deelnemen. Zelfs overtuigende onderwijstechnieken kunnen op den duur hun doeltreffendheid verliezen of saai worden. Hoewel u niet alleen omwille van de afwisseling verschillende methoden dient te kiezen, kunt u zich wel steeds weer afvragen hoe u afwisseling in uw lessen aanbrengt. Als u verschillende lesmethoden gebruikt, bereikt u meer cursisten. Hier zijn enkele vragen die u kunt overwegen bij het kiezen van activiteiten die u in een leerervaring wilt opnemen:

  • Heeft de activiteit Christus als middelpunt, is deze op de Schriften gebaseerd en op de cursist gericht? Zie voor meer informatie Training in toepassing of aanpassing van het seminarieleerplan.

  • Nodigt de activiteit de Heilige Geest uit om te onderwijzen en te getuigen? Bedenk wat voor invloed de activiteit kan hebben op de eerbiedige omgeving die de Heilige Geest nodig heeft om zijn rol te vervullen.

  • Hoe vertegenwoordigt de methode het heilige woord van God? De Schriften en de woorden van de profeten moeten op een waardige en heilige manier gepresenteerd worden.

  • Wordt elke student in zijn waarde gelaten? Streef er altijd naar om gevoelens van eenheid en liefde te bevorderen. Vermijd leeractiviteiten die cursisten mogelijk in verlegenheid brengen, ontmoedigen of isoleren.

  • Is de activiteit de benodigde tijd waard? De tijd die u met de cursisten in het seminarie doorbrengt, is kostbare tijd. Activiteiten kunnen doeltreffend zijn zonder al te veel tijd te kosten.

  • Hoeveel tijd en middelen zijn er nodig om de activiteit voor te bereiden? Het is belangrijk om uw kostbare tijd en middelen goed te beheren.

Deze ideeën kunnen vaak op meerdere momenten in de les worden gebruikt. In veel gevallen zal het cursisten helpen als u ze een voorbeeld geeft van wat u van ze vraagt. Zorg ervoor dat u de activiteit goed begrijpt en dat u de cursisten duidelijke instructies en indien nodig een voorbeeld kunt geven, voordat ze met de activiteit beginnen. Deze leeractiviteiten zijn als volgt onderverdeeld:

  1. Schriften bestuderen om de verhaallijn te begrijpen en beginselen of leerstellingen van het evangelie te herkennen

  2. Begrip vergroten met citaten en Schriftteksten

  3. Anderen vertellen wat ze leren

  4. Voorstelling maken van wat ze hebben geleerd

Stuur een e-mail naar CES-Manuals@ChurchofJesusChrist.org om feedback te geven of suggesties te doen. Neem in de onderwerpregel ‘Ideas for Variety’ op.

1. Schriften bestuderen om de verhaallijn te begrijpen en beginselen of leerstellingen van het evangelie te herkennen

De lessen bevatten vaak activiteiten waarbij de cursisten een reeks verzen bestuderen om de belangrijke context en verhaallijn van een tekstblok goed genoeg te begrijpen zodat ze beginselen of leerstellingen kunnen herkennen. De cursisten kunnen dit onder andere doen door de volgende activiteiten.

Kunst interpreteren

Gebruik evangelieplaten om een verhaal te bespreken. Toon een afbeelding uit de Mediabibliotheek van de kerk en laat de cursisten de afgebeelde verzen bestuderen. Vraag de cursisten:

  • Wat zou je veranderen?

  • Wat is artistieke interpretatie (niet te vinden in de tekst)?

  • Over welke Schriftteksten gaat de afbeelding?

Variatie: in plaats van een afbeelding aan het begin van de les volledig te laten zien, kunt u de bespreking op gang brengen door de afbeelding in verschillende delen te tonen. Laat de afbeelding stukje voor stukje zien en laat de cursisten raden wat er op de hele afbeelding gebeurt. Vraag ze te beschrijven wat ze zien en te raden wat ze niet kunnen zien.

Variatie: kies enkele afbeeldingen van de Heiland en hang ze op het bord. Laat de cursisten goed naar de kleur, focus en indeling van de afbeeldingen kijken en vaststellen wat ze ons leren over wie Jezus Christus is. Nadat ze een beginsel hebben gevonden, kunt u vragen stellen zoals:

  • Welke afbeelding van Christus vertegenwoordigt volgens jou het beginsel dat je hebt gevonden en waarom?

  • Door welke van deze afbeeldingen van Jezus dringt het belang van dit beginsel tot je door?

  • Wat zou je willen dat een vriend(in) over Jezus Christus weet als hij of zij over dit beginsel nadenkt?

Dialoog toevoegen aan een illustratie

Dialoog toevoegen aan een illustratie

Neem de afbeeldingen van Verhalen uit de Schriften voor kinderen over en plak ze in een hand-out voor de cursisten. Voeg tekstballonnen toe waarin de cursisten kunnen opschrijven wat de personages zeggen of denken.

Nieuwsbericht of boekverslag

Nieuwsbericht of boekverslag

Geef elke cursist een deel van de Schrifttekst die ze gaan bestuderen. Geef ze vervolgens de vereiste elementen van het nieuwsbericht of het boekverslag (op een vel papier of op het bord). Denk bijvoorbeeld aan de hoofdpersonen, de verhaallijn, een of twee geleerde lessen (met verwijzing naar de bijbehorende verzen) en de toepassing voor een tiener. Geef de cursisten de tijd om aan een andere cursist te vertellen wat ze hebben voorbereid.

Variatie: in een kleine groep kan iedere cursist één element van het verhaal of het boekverslag afhandelen: hoofdpersonen, verhaallijn, lessen of toepassing.

Vragen opstellen

Nadat de cursisten een tekstblok hebben gelezen, laat u ze vragen opschrijven die de verzen kunnen beantwoorden. Moedig de cursisten aan om zinvolle, relevante vragen voor een tiener op te schrijven in plaats van eenvoudige opzoekvragen. Laat de cursisten bijvoorbeeld niet vragen: ‘Wat is geloof volgens Alma? Wat is geloof volgens hem niet?’ Laat ze liever vragen: ‘Wat moet ik doen om zelf te weten of iets wat de Heiland heeft onderwezen waar is?’ Als de cursisten meer dan één blok Schriftteksten moeten bestuderen, kunnen ze hun vragen noteren en bespreken met een cursist die een ander tekstblok heeft bestudeerd. De cursisten kunnen de antwoorden op de vragen van hun klasgenoten opzoeken en overdenken.

De schrijver interviewen

Laat de cursisten doen alsof ze de schrijver van een verhaal uit de Schriften zijn en dat iemand hen interviewt over wat ze hebben geschreven. De cursisten kunnen het verhaal uit de Schriften lezen en om de beurt de rol van interviewer en schrijver op zich nemen. Enkele vragen die de interviewer zou kunnen stellen:

  • Welke aspecten van deze verzen zou je niet willen dat lezers missen?

  • Wat was je belangrijkste punt, of een van je belangrijkste punten?

  • Hoe hoop je dat lezers het op zichzelf zullen toepassen?

Vraag de cursisten wat ze van de activiteit hebben geleerd. Gebruik hun opmerkingen om de vetgedrukte waarheid te verwoorden.

Koppelen

Zet verschillende tekstverwijzingen in een kolom en bijbehorende waarheden in een willekeurige volgorde in een andere kolom. Laat de cursisten de teksten bestuderen en aan de waarheden koppelen.

Belangrijkste waarheid

Belangrijkste waarheid

Als de cursisten een hoofdstuk in de Schriften bestuderen waarin ze meerdere waarheden kunnen vinden, laat u ze het hoofdstuk eerst zelfstandig bestuderen. Iedere cursist kan besluiten wat volgens hem of haar de drie of vier belangrijkste waarheden of ideeën in het tekstblok zijn, en die opschrijven. U kunt de cursisten dan in koppels verdelen en hun gevonden waarheden laten vergelijken. Elk koppel bepaalt wat ze de twee belangrijkste waarheden vinden en noteert die. NB De ideeën kunnen van hun oorspronkelijke vier ideeën afwijken. Elk koppel sluit zich dan aan bij een ander koppel om een groep van vier te vormen. Samen bespreken en vergelijken de vier cursisten hun ideeën en werken ze als één team samen om de belangrijkste waarheid in de tekst te bepalen.

Afbeeldingen in de juiste volgorde

Afbeeldingen in de juiste volgorde

Toon enkele afbeeldingen die een verhaal uit de Schriften voorstellen dat de cursisten gaan bestuderen. Toon de verzen die de cursisten gaan lezen. Laat de cursisten de afbeeldingen in de juiste volgorde zetten.

Schema van de verhaallijn

Schema van de verhaallijn

Help de cursisten om leerstellingen of beginselen in een verhaal uit de Schriften te vinden door een schema van de verhaallijn te maken. Benoem de verschillende elementen van de verhaallijn, waaronder:

  1. De beginsituatie (zoals wie, wat, waar, wanneer).

  2. Toenemende conflicten of spanning. Benoem de veranderingen in het leven van de mensen in het verhaal.

  3. Hoogtepunt. Dit is het belangrijkste moment in het verhaal. Er vindt vaak een grote verandering plaats, zoals iemand die een obstakel overwint of iets belangrijks ontdekt.

  4. Ommekeer. Wat er na het hoogtepunt en afnemen van de spanning gebeurt.

  5. Besluit. Dit beschrijft het nieuwe begrip dat de mensen ontvangen door wat ze hebben meegemaakt.

Zet de tekstverwijzingen voor elk element op het bord. Laat de cursisten de verzen voor elk element lezen en tekenen wat ze lezen of een lijst met de belangrijkste gebeurtenissen maken. Als de cursisten klaar zijn met de laatste stap, laat u ze het hele verhaal doornemen en een waarheidsverklaring opschrijven die ze geleerd hebben.

Puzzel

Puzzel

Maak een eenvoudige puzzel van een afbeelding over het tekstblok. Schrijf tekstverwijzingen op de achterkant van elk stukje. U kunt de cursisten in groepjes verdelen en elk een puzzelstukje geven. De cursisten bestuderen de tekstverwijzingen en bereiden zich voor om hun verzen samen te vatten. Als de groepjes hun samenvatting met de klas delen, plakken ze de puzzelstukjes op het bord om de volledige afbeelding te vormen.

Leestheater

Voor een verhaal met veel dialoog kunt u de verzen in een script verwerken zodat de cursisten snel hun rol kunnen vinden. Laat een verteller de verzen voorlezen die geen dialoog zijn. U kunt de Schriftteksten kopiëren en elke rol in een verschillende kleur markeren. NB Houd in gedachte dat de leden van de Godheid altijd met de hoogste mate van eerbied vertegenwoordigd dienen te worden. Als een lid van de Godheid, onder wie Jezus Christus, in een verhaal in de Schriften voorkomt, laat u de verteller diens woorden voorlezen.

De Schriften lezen

U kunt de Schriften op veel manieren in de les lezen. Elke manier kan een ander doel hebben. Overweeg de behoeften van uw klas bij het kiezen van leesmethoden.

  • In stilte lezen: De cursisten kunnen in stilte zelfstandig lezen. Daardoor hebben ze tijd om over de Schriften na te denken en in hun eigen tempo te lezen.

  • Lezen in tweetallen of groepjes: Hierdoor kunnen meer cursisten meedoen en zijn ze minder zenuwachtig om voor te lezen.

  • Leerkracht of geluidsopname: De leerkracht kan de tekst voorlezen of een geluidsopname ervan afspelen en de cursisten vragen mee te lezen.

  • Voorlezen: U kunt de hele klas vragen om de verzen samen te lezen. Meerdere vrijwilligers kunnen aan de klas voorlezen of van tevoren uitgenodigd worden om zich voor te bereiden. Stel de cursisten gerust dat ze niet hoeven voor te lezen als ze dat niet willen.

Zoektocht in de Schriften

Zet enkele vragen over een reeks verzen in de Schriften op aparte strookjes papier. Laat cursisten naar voren komen en geef ze één vraag. Laat ze teruggaan naar hun plaats om het antwoord te vinden. Zodra ze het antwoord hebben gevonden, komen ze weer naar voren voor de volgende vraag. Dat kunt u ook in groepjes doen.

Afspiegeling

Richt het klaslokaal in als afspiegeling van het verhaal in de Schriften van die dag. Als u bijvoorbeeld Leer en Verbonden 121 leest, kunt u de stoelen zo opstellen dat er een ruimte ontstaat ter grootte van een cel in de gevangenis in Liberty. Deze methode helpt studenten te visualiseren wat ze leren. Voor Leer en Verbonden 136 kunt u de cursisten in pioniersgroepen verdelen en een leider als woordvoerder kiezen.

Stopteken

Geef de cursisten de vetgedrukte waarheid. Lees langzaam een paar verzen voor en laat ze hun hand opsteken of ‘stop’ roepen als ze iets in een vers tegenkomen waaruit die waarheid blijkt. Laat de betreffende cursist dan vertellen wat hem of haar opviel.

Samenvatting door de cursist

Geef een of meer cursisten voorafgaand aan de les context of inhoudelijke informatie over de Schriftteksten, zodat ze daar voor de klas een samenvatting van kunnen geven. Die kan de dag ervoor worden afgedrukt en uitgedeeld, of aan de cursisten worden overhandigd als ze de klas binnenkomen. Moedig ze aan om zich voor te bereiden hun samenvatting te geven wanneer u ze daar om vraagt.

Vers vertalen

Nadat de cursisten een tekstblok hebben gelezen, kunt u ze een vers laten vertalen of elke regel in hun eigen woorden laten herschrijven. Laat ze oefenen met het vinden van definities of gebruiken van andere Schriftteksten en Schriftstudiewijzers om moeilijke woorden en zinsneden te begrijpen.

Goed of fout

Schrijf verschillende uitspraken die goed of fout zijn op over belangrijke details in een tekstblok. Laat de cursisten voordat ze de teksten lezen aangeven of ze het eens of oneens zijn met de uitspraken. Laat ze bij hun studie van het tekstblok naar bewijzen voor of tegen de uitspraken zoeken. De cursisten herschrijven na het lezen van de Schriftteksten vervolgens de onjuiste uitspraken.

Foto gebruiken

Laat de cursisten een foto uitkiezen die voor hen belangrijk is. Die kan op hun telefoon zijn, of ze kunnen er een van huis meenemen. Laat ze over het volgende vertellen:

  • De achtergrond, die beschrijft wat er gebeurde in de aanloop naar de foto.

  • Het belangrijkste punt of doel van de foto.

  • Een paar details die voor hen belangrijk zijn.

Als de cursisten iets over hun foto hebben verteld, kunnen ze het tekstblok voor de les lezen en dezelfde drie dingen voor het tekstblok benoemen.

Visualisatie

Laat de cursisten zich een verhaal of deel van de bestudeerde tekst inbeelden. Ze kunnen hun ogen sluiten en een visualisatie maken van de beelden die de leerkracht beschrijft. Laat de cursisten zich bijvoorbeeld voorstellen dat zij de herders waren die gehoor gaven aan de uitnodiging van de engel om het Kindje Jezus in een kribbe op te zoeken. Dan kunt u iets zeggen zoals: ‘Je gaat de stal binnen waar Maria het Kindje Jezus vasthoudt. Wie zie je? Welke dieren zie je? Hoe zie je Maria reageren op je komst?’ Blijf vragen stellen waardoor de cursisten zich de situatie kunnen inbeelden.

Woordwolk

Woordwolk

Laat de cursisten woorden en zinsneden in een Schrifttekst opzoeken die volgens hen belangrijk zijn. Maak een woordwolk met de meest voorkomende of belangrijkste woorden en zinsneden die ze vinden. De grootte van de woorden kan aangeven hoe belangrijk ze zijn.

2. Begrip vergroten met citaten en Schriftteksten

De lessen bevatten vaak meerdere Schriftteksten uit de standaardwerken om de cursisten meer begrip bij te brengen van het beginsel of de leerstelling die ze bestuderen. Er zullen ook lessen zijn met meerdere citaten van kerkleiders. Met de volgende activiteiten kunt u de cursisten verschillende Schriftteksten of citaten laten bestuderen en ze de kans geven om zelf waarheden te ontdekken.

Studieposten opzetten

Studieposten opzetten

Zet in het klaslokaal meerdere studieposten op. Bij elke post kunt u instructies op de muur of een tafel plaatsen. Die instructies kunnen bestaan uit Schriftteksten of citaten om te lezen, vragen om te beantwoorden of activiteiten om te doen. Laat de cursisten in groepjes rouleren en bespreken wat ze bij elke post hebben geleerd. Ze kunnen dat ook individueel in hun eigen tempo doen. U kunt bij elke post een groot vel papier leggen zodat iedere groep of cursist de antwoorden kan noteren. Ze kunnen dan lezen en overdenken wat anderen hebben opgeschreven.

Je eigen voetnoten schrijven

Laat de cursisten voetnoten toevoegen aan de Schriftteksten die ze bestuderen. Dat kunnen ze doen door de bestudeerde teksten met andere Schriftteksten en uitspraken van kerkleiders te linken. De cursisten kunnen de kruisverwijzingen in de kantlijn noteren of de linkfunctie in de Evangeliebibliotheek gebruiken. Laat ze zoveel mogelijk aanvullende verwijzingen noemen die meer inzicht in het onderwerp geven. Variatie: de cursisten kunnen tags in hun Evangeliebibliotheek gebruiken om de verschillende Schriftteksten en citaten uit een les met elkaar te verbinden.

Definiëren

De cursisten vinden een woord of idee dat ze niet goed begrijpen. Laat ze onder meer de Schriften en studiewijzers (Gids bij de Schriften, Onderwerpen en vragen) doorzoeken om meer over het begrip te weten te komen. Laat ze het begrip of de zinsnede in hun eigen woorden omschrijven.

Krabbels

Krabbels

Terwijl de cursisten studeren, geeft u ze een vel papier met gedachtenwolkjes of vakken waarin ze hun bevindingen kunnen noteren.

Deskundigen

Deskundigen

Deel de cursisten op in groepjes en wijs elk groepje een onderwerp toe om te bestuderen. Geef de groepjes de tijd en middelen om de onderwerpen te bestuderen, zodat elk groepslid een deskundige in dat onderwerp wordt. Deel de cursisten na verloop van tijd in nieuwe groepjes in met een ‘deskundige’ voor elk onderwerp in elk groepje. De cursisten vertellen vervolgens wat ze over hun onderwerp hebben geleerd.

Verband met Voor de kracht van de jeugd

Kies een onderdeel uit Voor de kracht van de jeugd: een leidraad voor het maken van keuzes en laat de cursisten op zoek gaan naar citaten die de waarheid uit een tekstblok bevestigen.

Regel op regel

Laat de cursisten een Schrifttekst in hun studiedagboek regel voor regel of zin voor zin opschrijven. Ze laten daarbij ruimte tussen elke regel of zin vrij. De cursisten gaan elk woord in die regel of zin zorgvuldig bestuderen en overdenken. Ze kunnen ook kruisverwijzingen of andere informatie uit de Evangeliebibliotheek over die regel opzoeken. Doe hetzelfde met de volgende regel(s) van de tekst. Een voorbeeld hiervan is te vinden in ‘Vrees niet’, Voor de kracht van de jeugd, februari 2021, 32.

Mindmap

Mindmap

Laat de cursisten in hun studiedagboek een mindmap maken, zoals die hierboven. Ze kunnen het gevonden beginsel of de leerstelling in het middelste vak noteren. Laat ze vervolgens zoeken naar andere Schriftteksten of citaten die hun begrip vergroten. Ze kunnen hun inzichten over dat onderwerp toevoegen in de buitenste vakken. Moedig de cursisten aan om hun mindmap uit te breiden door steeds vakjes toe te voegen en die te verbinden met wat ze zoal leren.

Overlappende ideeën

Overlappende ideeën

Laat de cursisten twee of meer onderwerpen uit de les kiezen die in sommige opzichten op elkaar lijken en in andere opzichten verschillen. Maak een schema zoals in de bovenstaande afbeelding waarin de cursisten weergeven wat ze gemeen hebben en wat de verschillen zijn. Dat kunnen ze doen met twee personen in een verhaal (bijvoorbeeld Laman en Nephi) of met twee onderwerpen (bijvoorbeeld Pascha en het avondmaal).

Inzichten uitwisselen

Geef de cursisten een gekopieerde pagina van een tekstblok en laat ze hun naam erop schrijven. Geef ze één of twee minuten de tijd om het blok te lezen en iets op te schrijven wat ze van hun studie hebben geleerd.

Mogelijke voorbeelden: cursisten kunnen voetnoten markeren, citaten van profeten aanhalen, belangrijke zinsneden onderstrepen, relevante woorden omcirkelen, beginselen verwoorden en hun getuigenis en andere inzichten in de kantlijn noteren.

Als de tijd om is, laat u ze hun vel papier aan een nieuwe cursist doorgeven om andere inzichten op te schrijven. Laat ze na een paar keer doorgeven hun pagina aan de oorspronkelijke cursist teruggeven. Variatie: in plaats van een tekstblok heeft elk vel papier een andere toepassingsvraag die met het blok te maken heeft. Meerdere cursisten kunnen de vragen aan de hand van de Schriften beantwoorden en hun getuigenis van het onderwerp geven.

Willekeurig citaat kiezen

Stop enkele citaten waarin een waarheid uit de les wordt onderwezen in een hoed of tas. Laat vrijwilligers een citaat uit de hoed pakken en vertellen wat het te maken heeft met de waarheid die ze leren en wat het voor hen betekent. Geef ze genoeg tijd om te lezen en zich voor te bereiden om er iets over te vertellen. Variatie: als de cursisten iets hebben verteld, wisselen ze van citaat en gaan ze naar een andere cursist met wie ze het nieuwe citaat kunnen delen.

Schriftuurtoernooi

Schriftuurtoernooi

Kies zestien tekstverwijzingen en noteer die op de zestien regels in de buitenste kolommen van het wedstrijdschema. Laat de cursisten in koppels of groepjes de Schriftteksten lezen die in het schema tegenover elkaar staan en bepalen welke tekstverwijzing het zinvolst is voor een tiener in onze tijd. De tekst die ze kiezen gaat door naar de volgende ronde. De cursisten blijven elk paar Schriftteksten bespreken tot ze de zinvolste tekst hebben gevonden. Ze bespreken dan ook waarom die tekst het zinvolst is. De cursisten kunnen die teksten met de klas bespreken.

Door de cursisten gekozen studieactiviteit

Maak een lijst met zes studieactiviteiten. Als de cursisten een waarheid in een tekstblok hebben gevonden, kunnen ze op willekeurige wijze een activiteit kiezen (dobbelstenen, een kaart trekken, een strookje papier trekken, willekeurig nummer genereren).

Bijvoorbeeld:

  1. Vertel een verhaal uit het leven van Jezus waarin Hij een bepaalde waarheid onderwees of er een voorbeeld van was.

  2. Zoek een Schrifttekst kerkleerbeheersing of een andere Schrifttekst over die waarheid op.

  3. Zoek een verhaal uit de Schriften op van iemand die deze waarheid naleefde.

  4. Zoek een citaat van een kerkleider op die in deze waarheid onderwijst.

  5. Vertel over een persoonlijke ervaring van iemand die door die waarheid gezegend is.

  6. Geef zelf een voorbeeld van hoe we die waarheid na kunnen leven. Zoek een Schrifttekst over dat voorbeeld op.

Studieslang

Studieslang

Leg op elke tafel of elke stoel een kaartje met een opdracht. Bijvoorbeeld: ‘lees een Schrifttekst of een citaat’ of ‘beantwoord een vraag uit de les’. Laat de cursisten van stoel wisselen en de opdracht op dat kaartje doen.

Onderwerpenweb

tijdelijke aanduiding studiepost 7

Laat de cursisten een schema maken zoals het volgende, dat begint met de vetgedrukte waarheid of het onderwerp in het midden. De cursisten trekken dan lijnen naar de buitenste cirkels en zetten er Schriftteksten, waarheden of elementen van het hoofdonderwerp bij. Ze noteren bijvoorbeeld koning Benjamins uitnodiging ‘Geloof in God’ in de middelste cirkel met de verwijzing ‘Mosiah 4:9–10’. Vervolgens noteren ze in de buitenste cirkels wat koning Benjamin ons aanspoort over God te geloven.

Video pauzeren

Gebruik een video die een evangeliebeginsel illustreert of erin onderwijst. Pauzeer op verschillende momenten om spanning te creëren of om de cursisten de video te laten analyseren. U kunt de cursisten dan vragen stellen zoals:

  • ‘Wat zou jij in deze situatie denken of voelen, of welke vragen zou je hebben?’

  • ‘Welke Schriftteksten heb je vandaag bestudeerd waar je iets aan hebt?’

  • ‘Wat hoop je dat deze persoon begrijpt over het beginsel dat we vandaag hebben bestudeerd?’

  • ‘Hoe zie je jezelf in deze tijd in dit verhaal?’

3. Anderen vertellen wat ze leren

Gedurende de lessen wordt de cursisten gevraagd om hun gedachten en inzichten te delen. Als cursisten iets aan een medecursist, een groepje of de klas uitleggen, vertellen en ergens van getuigen, krijgen ze daar door de Heilige Geest vaak een dieper getuigenis van. Hun woorden kunnen door de macht van de Heilige Geest ook een diepe indruk op anderen maken. Hoe belangrijk dat ook is, het kan voor de cursisten om verschillende redenen moeilijk zijn om te praten. Zorg ervoor dat de cursisten weten dat ze niet ergens over hoeven te praten als ze dat liever niet willen. De volgende ideeën kunnen de cursisten helpen om anderen te vertellen wat ze leren.

Schrifttekst analyseren

8:12

2.7 Analyzing a Passage

Seminary students seek to understand the doctrine taught in the scripture mastery passage found in Moroni 7:41, by engaging in an in-depth study together in class.

Schrijf een Schrifttekst in het midden van een groot vel papier (of zet die op het bord). Zorg ervoor dat het voor iedere cursist groot genoeg is om te lezen. De cursisten kunnen een paar minuten de tijd nemen om zoveel mogelijk vragen over de Schrifttekst te stellen. Geef ze dan enkele minuten de tijd om de vragen met behulp van de Evangeliebibliotheek te beantwoorden. U kunt de Schrifttekst ook op een vel papier afdrukken en de cursisten deze activiteit zelfstandig laten doen.

Ideeënbord

Ideeënbord

Laat de cursisten op plakbriefjes of strookjes papier ideeën over het toepassen van een evangeliewaarheid noteren en die op het bord plakken. Vraag ze bijvoorbeeld op te schrijven hoe ze een evangeliebeginsel kunnen toepassen. Op het ideeënbord kan een grote afbeelding staan van iets dat met het onderwerp te maken heeft. Als de cursisten bijvoorbeeld de boom des levens bestuderen, kunnen ze een lijst maken van hoe we de vruchten kunnen eten en die op de takken van een boom op het bord plakken. Geef de cursisten de tijd om door te nemen wat anderen hebben opgeschreven.

Je doelgroep kennen

Laat de cursisten een doelgroep kiezen en vertellen wat ze leren op een manier die die groep begrijpt. De cursisten kunnen deze activiteit met een medecursist of groepje doen. Het kan doeltreffend zijn om de cursisten meerdere opties te geven en ze te laten kiezen welke doelgroep ze willen aanspreken. Hier zijn enkele ideeën om uit te kiezen:

  • Een vriend(in) van een ander geloof op je zending.

  • Kinderen in een jeugdwerkklas.

  • Een vriend(in) op school.

  • Een familielid.

Het gesprek gaande houden

het gesprek gaande houden

Voordat u klassikaal een bespreking houdt, kunt u de cursisten aanmoedigen aandachtig naar elkaar te luisteren. U kunt de cursisten vóór de bespreking de volgende ideeën aan de hand doen. Zo kunnen ze aandachtig naar elkaar luisteren en een opbouwend gesprek op gang brengen waarbij veel cursisten betrokken zijn. U kunt ze deze ideeën tonen of die op een hand-out verstrekken.

Eraan toevoegen – Vertel wat je goed vond aan de opmerking van een klasgenoot en voeg vervolgens je eigen gedachten toe.

  • ‘Dat doet me denken aan …’

  • ‘Ik ben het ermee eens, omdat …’

  • ‘Dat klopt. Ik heb dat ook gemerkt toen …’

  • ‘Dat is een goede opmerking …’

Samenvatten – Vat in je eigen woorden samen wat je klasgenoot zei en reageer erop.

  • ‘Ik hoor je zeggen dat …’

  • ‘Dus, als ik je goed begrijp …’

  • ‘Ik vond het fijn dat je zei …’

Vragen stellen – Stel een medecursist gerichte vragen.

  • ‘Kun je mij daar wat meer over vertellen?’

  • ‘Begrijp ik het goed dat …?’

  • ‘Ik begrijp wat je bedoelt, maar heb je er al eens over nagedacht dat …?’

  • ‘Hou je er rekening mee dat …?’

Papier doorgeven

Papier doorgeven

Stel een vel papier met instructies samen, waaronder Schriftteksten of citaten om te lezen en vragen om te beantwoorden. Zorg ervoor dat er voldoende ruimte is voor de cursisten om hun antwoorden op te schrijven. Geef elke cursist een vel en laat ze hun naam bovenaan schrijven. De cursisten beantwoorden de eerste vraag. Vervolgens vouwen ze het blaadje om hun antwoord te bedekken. Ze geven het blaadje door aan een andere cursist die de volgende vraag beantwoordt. Elke cursist vouwt het blaadje om zijn of haar antwoord te bedekken en geeft het door aan een andere cursist. Aan het eind worden de blaadjes teruggegeven aan de oorspronkelijke cursist. Hij of zij leest voor wat zijn klasgenoten hebben opgeschreven.

Je voorbereiden om iets te vertellen

Noem een belangrijke vraag die u de cursisten wilt laten beantwoorden. Zorg ervoor dat u de cursisten een paar minuten de tijd geeft voordat u ze om het antwoord vraagt. U kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Over een paar minuten wil ik graag van jullie horen wat jullie denken over ______________. Denk vast na over wat je wilt zeggen terwijl we de volgende tekst bestuderen.’ Laat de cursisten er eventueel eerst met een medecursist of groepje over praten.

Peiling in de klas

Houd een peiling onder uw cursisten door ze een blaadje te geven. De cursisten kunnen anoniem antwoorden en hun blaadjes vervolgens in een doos of hoed stoppen. Vraag ze bijvoorbeeld naar hun gedachten over een beginsel, vraag of beslissing die iemand in een scenario zou kunnen nemen. Als de cursisten toegang hebben tot een smartphone, kunt u ook een gratis en gebruiksvriendelijke peiling-app gebruiken. Geef de cursisten een studieopdracht en een link naar een vraag, en laat ze op hun telefoon antwoorden. U kunt de antwoorden zien en in de klas tonen. Er zijn veel gratis peiling-apps waarmee u dit kunt doen.

Krachtige zinsneden

Gebruik krachtige zinsneden om uw cursisten te leren iets in de klas te vertellen en een bespreking op gang te brengen.

Dit is een handig hulpmiddel voor cursisten die stil zijn of niet zeker weten wat of hoe ze iets kunnen vertellen. Toon de onderstaande zinsneden om de cursisten te helpen bedenken wat ze zouden kunnen zeggen. Laat ze een tekstblok bestuderen en zich voorbereiden om er met behulp van een of meer krachtige zinsneden iets over te vertellen. Leid de bespreking zelf of laat een cursist dat doen.

  • Een van mijn favoriete verzen is …

  • Ik heb veel geleerd van de zinsnede …

  • Ik leer hieruit dat …

  • Ik heb een beginsel gevonden …

  • Een woord dat ik interessant/verwarrend vond is …

  • Het is belangrijk dat een tiener hieruit leert dat …

  • Ik weet dat het waar is dat …

  • Ik weet niet zeker of …

  • Ik denk dat ik hiermee iets moet doen, namelijk …

  • Ik leer hieruit over de Heiland dat …

Deelnemerskaartjes

Deel kaartjes uit die de cursisten omhoog kunnen houden als visueel antwoord op uw vragen. De cursisten kunnen de kaartjes gebruiken om hun antwoorden aan te geven of te laten zien dat ze iets willen zeggen of bespreken. Bijvoorbeeld:

  • Groen voor goed, rood voor fout

  • ‘Ik denk nog na’ aan de ene kant en ‘Ik wil iets zeggen’ aan de andere

  • Een kaartje met cijfers of letters die overeenkomen met opties op het bord. Alle cursisten geven een cijfer of letter aan als antwoord. Zo ziet u hun antwoorden en kunt u bepaalde cursisten vragen om iets te zeggen.

  • Een kaartje met meerdere antwoorden aan verschillende kanten (zie het voorbeeld hieronder). Als cursisten gevraagd wordt te antwoorden, is het midden bovenaan hun antwoord. U of een cursist kan dan een beroep doen op de cursisten op basis van hun antwoord.

Deelnemerskaartjes

Begin van een scenario

Geef de cursisten een onvolledig scenario en laat ze details toevoegen om het relevanter en toepasselijker te maken. U kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘Laten we een scenario bedenken over iemand van jullie leeftijd. Haar naam is Julia en ze heeft het moeilijk. Waar zou ze het moeilijk mee hebben?’ Laat de cursisten details aandragen waardoor Julia, of iemand met een andere naam, een echte persoon lijkt. U kunt ook belangrijke details toevoegen die de bespreking beïnvloeden, zoals Julia’s belangrijkste vraag.

U kunt de cursisten ook hun eigen scenario’s laten bedenken en op papier zetten. U kunt deze scenario’s uitwisselen en de cursisten laten reageren door gebruik te maken van wat ze hebben geleerd.

Scenario met tekstberichten

Bedenk een scenario dat met één tekstbericht begint, maar vertel de cursisten niet welke omstandigheden tot dat bericht hebben geleid. Geef elke cursist een leeg tekstsjabloon, zoals het volgende, en laat ze een dialoog voor de berichtenreeks maken.

Scenario met tekstberichten

Speed-friendshipping

Speed-friendshipping

Als u wilt dat de cursisten zich op hun gemak voelen om dingen met elkaar te bespreken, moeten ze elkaar eerst leren kennen. Door deze activiteit leren de cursisten elkaar beter kennen en vertellen ze meteen ook iets over de Schriften. Verdeel de cursisten in tweetallen door twee rijen stoelen tegenover elkaar neer te zetten. Laat de cursisten vervolgens een bepaalde Schrifttekst markeren en een vraag beantwoorden die u over die tekst hebt voorbereid. Laat elk tweetal tegenover elkaar een vraag beantwoorden om elkaar beter te leren kennen. Laat de cursisten het proces meerdere keren met steeds een andere cursist en verschillende vragen en Schriftteksten herhalen. Om de cursisten met alle klasgenoten in contact te brengen, blijft de cursist in de hoek steeds zitten.

Plakbord

Plakbord

Zet een paar vragen op het bord die de cursisten moeten beantwoorden of verzen waarover ze inzichten kunnen aandragen. Cursisten plakken een of meer plakbriefjes met hun naam erop naast de vragen of verzen die ze willen beantwoorden of waar ze iets over willen zeggen.

Variatie: de kleuren kunnen aangeven wat de cursisten willen delen, bijvoorbeeld een inzicht, vraag, kruisverwijzing enzovoort.

Neem een foto

Laat de cursisten een voorwerp in de klas of een foto op hun telefoon kiezen waarmee ze een beginsel of leerstelling kunnen verduidelijken. Laat ze vertellen hoe ze iemand zouden vertellen wat ze met behulp van het voorwerp of de afbeelding hebben geleerd.

Eerst schrijven, dan antwoorden

Geef de cursisten de tijd om antwoorden op belangrijke vragen in hun studiedagboek te noteren voordat u ze hardop laat antwoorden.

4. Voorstelling maken van wat ze hebben geleerd

In de lessen wordt de cursisten vaak gevraagd om te laten zien wat ze bestudeerd hebben. Daarbij kunnen ze hun creatieve vaardigheden gebruiken. De cursisten kunnen dit onder andere doen door de volgende activiteiten.

Naamdicht

Gebruik de letters van een naam, locatie of leerstelling om een naamdicht te maken op basis van wat ze in de les hebben geleerd. Een cursist kan bijvoorbeeld het volgende naamdicht maken met het woord ‘geloof’:

G – Gehoor geven aan ingevingen van de Heilige Geest.

E – Erkenning van Gods invloed in ons leven.

L – Liefde voor God tonen.

O – Opvolgen van de raad van Gods profeten. O – Overwinnen van onze moeilijkheden.

F – Fouten zijn niet het einde.

App maken

App maken

Cursisten ontwerpen hun eigen app op een vel papier. De app kan over een waarheid uit de bestudeerde Schriftteksten gaan, en activiteiten, afbeeldingen, Schriftteksten of citaten bevatten die iemand kunnen helpen die waarheid op zichzelf toe te passen.

Chiasme

Een chiasme is een stijlfiguur waarbij de tweede helft van een zin, alinea of geschrift het spiegelbeeld van de eerste helft is in omgekeerde volgorde. De kernboodschap staat in het midden (zie Alma 36 als voorbeeld). Laat de cursisten een chiasme maken op basis van wat ze bestuderen. De cursisten zetten de vetgedrukte waarheid in het midden en voegen ervoor en erna ondersteunende Schriftteksten of profetische uitspraken toe. Het zou er ongeveer zo uit kunnen zien:

A – wat cursisten vinden van de waarheid of ervaringen die ze ermee hebben gehad

B – wat cursisten over de waarheid begrijpen

C – evangeliewaarheid of -beginsel

C – evangeliewaarheid of -beginsel

B – meer inzicht in de waarheid

A – aanvullende ervaringen die cursisten met de waarheid hebben gehad en wat ze ervan vinden

Studiestripverhaal

Studiestripverhaal

Geef de cursisten een leeg stripboeksjabloon of laat ze een sjabloon op een vel papier maken. De cursisten lezen het tekstblok en maken een stripverhaal over de verhaallijn in de teksten. Laat ze in het laatste vakje vertellen wat volgens hen de waardevolste waarheid is die we uit het verhaal kunnen leren. Laat ze hun stripverhaal aan de klas tonen. Ze kunnen deze activiteit ook gebruiken om een hedendaagse toepassing van de waarheid of het beginsel te illustreren.

Lesschema opstellen

Lesschema opstellen

Maak een lesschema dat de cursisten kunnen gebruiken om een korte les, toespraak of boodschap over de Schrifttekst voor te bereiden of te delen. Geef ze eventueel een leeg sjabloon waarin ze hun ontdekkingen noteren. Laat ze verschillende gegevens in elk vakje noteren. Zo kunnen ze een titel in het eerste vakje noteren, belangrijke verzen in het volgende vakje samenvatten, voorbeelden of persoonlijke verhalen in de drie lange vakken zetten, en een getuigenis in het laatste vakje optekenen.

Brochure maken

Brochure maken

Geef iedere cursist een blaadje en laat ze het in drieën vouwen. De cursisten kunnen een titelblad maken met daarin het beginsel of de leerstelling die ze hebben gevonden. Op de volgende pagina’s komen dan ondertitels en details van wat ze leren te staan. U kunt ze aanmoedigen op de achterkant van de brochure ruimte over te laten om eventuele doelen of plannen op te schrijven die ze tijdens de les bedenken.

Kleurcodes

Geef de cursisten een kopie van het tekstblok en kleurpotloden om de teksten te markeren. Noem er categorieën bij, zoals ‘beloofde zegeningen’, ‘geloofsdaden’ of ‘geboden’. Geef elke categorie een eigen kleur. Laat de cursisten de verzen bestuderen en de gevonden categorieën markeren. Vraag de cursisten wat ze hebben gemarkeerd en wat ze van deze activiteit hebben geleerd.

Plan evalueren

Plan evalueren

U kunt een grafische organizer gebruiken om de cursisten hun plan te laten evalueren. De cursisten beantwoorden de vragen in elk onderdeel van de illustratie.

Stroomschema

Laat de cursisten een schema maken dat het verband tussen verschillende beslissingen of ideeën in de les weergeeft. Een schema als het volgende kan bijvoorbeeld laten zien waartoe geloof of hoop in Jezus Christus kan leiden.

Stroomschema

Zelf bouwen

Geef de cursisten materialen, zoals blokken of boetseerklei, om iets mee te maken dat uitbeeldt wat ze hebben bestudeerd. Ze kunnen bijvoorbeeld met blokken de versterkingen bouwen die opperbevelhebber Moroni zijn volk opdroeg te bouwen (zie Alma 48:7–9). De cursisten kunnen elk blok labelen met een manier om ons geestelijk voor te bereiden op het weerstaan van de aanvallen van Satan.

Collage van afbeeldingen

Collage van afbeeldingen

De cursisten kunnen op hun telefoon of in de Evangeliebibliotheek afbeeldingen opzoeken die met een waarheid te maken hebben. Ze kunnen een digitale collage maken en die in de les delen.

Weten – afvragen – leren

De cursisten verdelen een vel papier in drie kolommen. In de eerste kolom schrijven ze wat ze al weten over een onderwerp. In het volgende schrijven ze op wat ze willen weten. De derde kolom wordt tijdens en na de les ingevuld met wat de cursisten leren. Vraag wat ze tijdens de les hebben geleerd of wat hun gevoelens heeft beïnvloed.

Brieven voor de toekomst

Laat de cursisten een brief aan zichzelf schrijven om op een vastgesteld moment te openen en te lezen (op zending, als ze gaan trouwen, hun eerste kind krijgen). U kunt de cursisten ook een brief laten schrijven aan hun familieleden in de toekomst. Of ze schrijven een brief aan toekomstige seminariecursisten en leggen uit wat ze geleerd en gevoeld hebben.

Meme maken

Meme maken

Iedere cursist kiest een beginsel uit zijn of haar studie en bedenkt een pakkende zinsnede die bij dat beginsel past. Laat ieder er ook een tekening bij maken. Zorg ervoor dat de tekstverwijzing er ook bij komt te staan. Laat alle cursisten hun meme tonen en uitleggen. U kunt enkele voorbeelden uit een recente uitgave van Voor de kracht van de jeugd laten zien.

Maak een plan om heen te gaan en te doen

Heengaan en doen
Routekaart

De cursisten kunnen een plan maken om doeltreffend en rechtschapen te handelen naar aanleiding van wat ze tijdens de les leren en voelen. Laat ze vaststellen wat ze willen doen en specifieke stappen opstellen om hun plannen te verwezenlijken. Dit kan onder meer inhouden dat ze obstakels identificeren waarmee ze te maken kunnen krijgen en specifieke stappen om deze obstakels te overwinnen. Moedig de cursisten aan om hun plannen in kleinere stapjes op te splitsen. Door kleine veranderingen aan te brengen in wat ze dagelijks doen, voelen ze zich vaker succesvol.

Met een ‘beslisboom’ een plan opstellen

Beslisboom

De cursisten kunnen met een beslisboom een evangeliebeginsel leren toepassen door de voor- en nadelen van verschillende beslissingen op te sommen. Ze beginnen met één vraag over een evangeliebeginsel en na het opsommen van de voor- en nadelen evalueren ze hun keuzes om die beslissing te nemen. Maak afzonderlijke bomen voor elke vraag en beslissing in het plan.

Bijvoorbeeld: Stel een plan op om de Schriften te bestuderen.

Vragen:

  1. Wanneer ga ik mijn Schriften bestuderen? (Maak een beslisboom.)

  2. Waar ga ik mijn Schriften bestuderen? (Maak nog een beslisboom.)

  3. Hoelang ga ik de Schriften bestuderen? (Maak een derde beslisboom.)

Aan het eind van het proces vormen die drie beslissingen samen een plan, of doel, met concrete stappen om dat doel te bereiken.

Nieuwe strofe in een lofzang

De cursisten kiezen een lofzang over een waarheid die in de les is behandeld. Laat ze op basis van wat ze bestudeerd hebben een nieuwe strofe voor de lofzang maken. Laat de klas enkele nieuwe strofen uitkiezen en zingen.

Projectmatig leren

De cursisten creëren een project dat meerdere lessen bestrijkt, waaraan ze in volgende lessen/weken content gaan toevoegen. Dat kan een gedicht, lofzang, video, kunstproject of andere creatieve uiting zijn waar ze in opeenvolgende lessen aan werken.

Het einde herschrijven

Laat de cursisten het einde van een verhaal uit de Schriften of een verhaal dat u vertelt herschrijven alsof de persoon betere/andere beslissingen had genomen.

Recepten

Recepten

De cursisten maken recepten op basis van wat ze leren. Toon ze eerst een voorbeeld van een recept met ingrediënten, hoeveelheden en instructies. Help de cursisten vervolgens om naar dat patroon te ordenen wat ze leren. Ze kunnen hun recept de titel ‘Een krachtige zendeling zijn’ of ‘Manieren voor doeltreffende Schriftstudie’ geven en er aan de hand van Schriftteksten en citaten essentiële elementen in verwerken. In Leer en Verbonden 76 kunnen de cursisten bijvoorbeeld de ingrediënten, hoeveelheden en instructies opsommen om een celestiale persoon te worden. Moedig ze aan om creatief te zijn. Laat ze bijvoorbeeld een tekening maken van het eindresultaat van het recept.

Rollenspel

De cursisten beelden een scenario uit. Dit kan op veel verschillende manieren. U kunt vrijwilligers naar voren laten komen om het scenario in een rollenspel uit te beelden. In koppels of groepjes kan ook. Of u kunt de rol spelen van iemand met vragen en de hele klas op uw vragen of zorgen laten ingaan.

Korte video

Laat de cursisten een korte video bedenken. Ze kunnen een script opstellen en een voorbeeld geven van iets wat ze tijdens de les hebben geleerd. Laat de cursisten de video indien mogelijk echt maken en in de klas vertonen.

Posten op sociale media

Posten op sociale media

Laat de cursisten een bericht op sociale media posten waarin ze hun geloofsovertuiging of ervaringen met betrekking tot de besproken beginselen delen. Ze kunnen het online posten of in hun studiedagboek opschrijven. Of ze kunnen zich voorstellen dat iemand een vraag post die verband houdt met wat er in de les is bestudeerd en een antwoord formuleren met behulp van de kennis die ze hebben opgedaan. De cursisten kunnen ook een recente post van een kerkleider op sociale media bestuderen en er een reactie of bemoedigende opmerking bij verwoorden. Zie ‘Sociale media: de kracht om het leven van mensen te veranderen’, Voor de kracht van de jeugd, april 2022 voor een artikel dat cursisten helpt zinvolle berichten op sociale media te posten.

Visuele weergave

Visuele weergave

Laat de cursisten in groepjes aan de hand van Schriftteksten, citaten en andere studiemiddelen posters of muurdecoraties voor het lokaal maken. Hun posters of decoraties kunnen belangrijke verzen bevatten, vragen waarop het verhaal in de Schriften antwoord geeft, eeuwige waarheden, afbeeldingen enzovoort. De cursisten kunnen dan het werk van andere groepjes bekijken.

Artikel voor een kerktijdschrift schrijven

De cursisten kunnen doen alsof ze een artikel schrijven in Voor de kracht van de jeugd, de Vriend of de Liahona, waarin ze vertellen wat ze hebben bestudeerd en hoe dat jongeren over de hele wereld kan helpen. Toon eventueel een artikel als voorbeeld. Moedig de cursisten aan om illustraties, schema’s en infographics toe te voegen.