‘Les 20 Voorbereidend studiemateriaal: Mijn plek in de kudde van de goede Herder vinden’, Jezus Christus en zijn eeuwige evangelie – leerkrachtenmateriaal (2023)
‘Les 20 Voorbereidend studiemateriaal’, Jezus Christus en zijn eeuwige evangelie – leerkrachtenmateriaal
Les 20 Voorbereidend studiemateriaal
Mijn plek in de kudde van de goede Herder vinden
Waar put jij troost uit als je je eenzaam, verloren, verdrietig of vergeten voelt? Ouderling Gary E. Stevenson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Weten dat de Heer mijn Herder is [Psalmen 23:1; cursivering toegevoegd] en dat Hij ieder van ons kent en voor ons zorgt, geeft mij blijvende gemoedsrust.’ (‘Zielen hoeden’, Liahona, november 2018, 111.) Bedenk bij je studie hoe jij ‘blijvende gemoedsrust’ kunt vinden door te weten dat de goede Herder jou persoonlijk en blijvend liefheeft.
Sectie 1
Hoe weet ik dat de goede Herder voor mij zorgt?
In Bijbelse tijden had een ware herder zijn schapen lief, en zorgde hij voor ze. Elk schaap werd geteld en kreeg een naam. De herder leidde zijn schapen dagelijks naar voedsel en water. Als zijn schapen afdwaalden, ging de herder naar ze op zoek. De schapen werden ‘s nachts in een veilige schaapskooi geplaatst. De herder lag in de deuropening van de schaapskooi om zijn schapen tegen roofdieren te beschermen.
Een huurling, daarentegen, waakte alleen over een kudde schapen omdat hij daarvoor werd betaald. Hij had ze niet lief. Bij gevaar liet een huurling de schapen achter (zie Johannes 10:12–13).
Op basis van deze rijke beeldspraak legde Jezus uit dat Hij de goede Herder is.
Toen Jezus Christus na zijn opstanding aan de Lamanieten en Nephieten verscheen, zei Hij dat zij de ‘andere schapen’ waren waarover Hij het tegen de mensen in Jeruzalem had (3 Nephi 15:21). Hij legde uit dat er nog ‘andere schapen’ waren, die Hem ook zouden horen en zien (zie 3 Nephi 16:1–3). De Heiland heeft gezegd: ‘Ik ken mijn schapen, en zij zijn geteld’ (3 Nephi 18:31).
De liefde van de goede Herder voor zijn schapen wordt prachtig beschreven in Psalmen 23. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Deze geliefde psalm herinnert ons eraan dat God altijd de God van individuele mensen is en dat Hij op zeer persoonlijke wijze over ons waakt.’ (For Times of Trouble [2012], 206.)
Sectie 2
Hoe kan ik aan het werk van de goede Herder bijdragen?
De apostelen voelden zich ongetwijfeld alleen nadat hun Herder hun had verlaten en naar de hemel was opgevaren. Je kunt je voorstellen hoe verrast en blij ze waren toen ze Hem later aan de oever zagen, toen ze aan het vissen waren. Toen ze aan land kwamen, hadden ze een maaltijd met Hem. Jezus vroeg Petrus toen drie keer of hij Hem liefhad. Petrus antwoordde elke keer ja. En elke keer gaf de Heer Petrus de opdracht om zijn schapen of lammeren te hoeden (zie Johannes 21:15–17). Voor het volledige verslag van de ervaring van Petrus kun je ‘Hoed mijn schapen’ (5:45) bekijken.
Zuster Bonnie H. Cordon, algemeen jongevrouwenpresidente, zei hierover:
De Heiland was bezorgd om zijn schapen, en Hij wilde dat Petrus deed wat Hij zou doen als Hij er was. Hij vroeg Petrus een herder te worden. […]
President Russell M. Nelson [vroeg] ons iets vergelijkbaars. Hij vroeg ons de schapen van onze Vader op een heiliger manier te weiden door onze bediening. [Zie Russell M. Nelson, ‘Onze bediening’, Liahona, mei 2018, 100.]
Om dat goed te doen, moeten we een herdershart ontwikkelen en de behoeften van de schapen van de Heer begrijpen. Hoe worden we dus de herders die de Heer voor ogen heeft?
Zoals bij alle vragen ligt het antwoord bij onze Heiland, Jezus Christus, de goede Herder. (‘Een herder worden’, Liahona, november 2018, 74–75.)
Joodse religieuze leiders bekritiseerden Jezus eens tijdens zijn aardse bediening, omdat Hij met zondaars at. Daarop gaf Hij hun de gelijkenis van het verloren schaap.
Ouderling Stevenson heeft gezegd:
Broeders en zusters, onze bediening aan verloren schapen kan heel lastig zijn, maar ons ook de grootste beloningen opleveren. De leden van de kerk in het Boek van Mormon ‘waakten […] over hun volk en voedden hen met dingen die verband hielden met de gerechtigheid’ [Mosiah 23:18]. We kunnen hun voorbeeld volgen en onthouden dat onze bediening ‘door de Geest geleid, […] flexibel, en […] aangepast aan de behoeften van elk lid’ moet zijn. [‘Bediening met een sterker Melchizedeks-priesterschapsquorum en een sterkere zustershulpvereniging’, ministering.ChurchofJesusChrist.org.] (‘Zielen hoeden’, Liahona, november 2018, 112.)
Sectie 3
Wat moet ik doen als ik het gevoel heb dat ik niet in de kudde van de goede Herder thuishoor?
Er kunnen momenten zijn waarop iemand die je kent het gevoel heeft dat hij of zij niet in het ‘plaatje’ van een heilige der laatste dagen past of niet in de kerk thuishoort. (Misschien voel je je zelf wel zo.) Sommigen voelen zich zo omdat ze net lid van de kerk zijn, zich schamen voor keuzes uit het verleden, zich anders kleden of gedragen, financiële of gezinsproblemen hebben, moeite met hun getuigenis hebben, psychische problemen hebben, zich tot hetzelfde geslacht aangetrokken voelen, verlegen of minderactief zijn, of tot een etnische minderheid behoren.
Als je je onbelangrijk, buitengesloten, veroordeeld of genegeerd voelt, wend je dan tot de Heiland, zodat Hij je gerust kan stellen dat je Hem dierbaar bent en dat Hij wil dat je deel van zijn kudde uitmaakt (zie Leer en Verbonden 18:10; Alma 31:35; Jesaja 43:4). Nephi heeft gezegd dat de Heiland ‘allen [uitnodigt] om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, geknechte en vrije, man en vrouw […] allen zijn voor God gelijk, zowel de Joden als de andere volken’ (2 Nephi 26:33).
Zuster Sharon Eubank, voormalig raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, wijst ons op de Heiland als ‘we ons niet geaccepteerd of acceptabel [voelen]’:
In het Nieuwe Testament wordt duidelijk hoeveel moeite Jezus deed om goed voor allerlei mensen te zijn: melaatsen, tollenaars, kinderen, Galileeërs, prostituees, vrouwen, Farizeeën, zondaars, Samaritanen, weduwen, Romeinse soldaten, overspeligen en ritueel onreinen. In bijna ieder verhaal reikt hij uit naar iemand die in die maatschappij niet geaccepteerd was. (‘Christus: het licht dat in de duisternis schijnt’, Liahona, mei 2019, 74.)
Denk aan je eigen plek in de kudde van de goede Herder, en lees dan het onderstaande citaat van ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen of bekijk de video ‘Is There a Place for Me?’ (3:59) met ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen.
We maken allemaal deel uit van een gemeenschap van heiligen, we hebben elkaar allemaal nodig, en we werken allemaal aan hetzelfde doel. Ieder van ons kan zich op basis van verschillen van deze wijkfamilie afzonderen. Maar we mogen onszelf niet van mogelijkheden afsluiten of afscheiden vanwege de verschillen die we in onszelf opmerken. Laten we in plaats daarvan elkaar in onze gaven en talenten laten delen, waardoor we elkaar hoop en vreugde brengen en zo onszelf opbeuren. (‘Deel uitmaken van een wijkgezin’, Liahona, maart 1999, 11.)