Zendingsroepingen
Tips voor het omgaan met sociale eisen


Tips voor het omgaan met sociale eisen

Relaties kunnen stress veroorzaken, maar ook verhelpen. Onze relaties kunnen lijden onder stress. Gebruik deze suggesties om je verstandhouding met anderen te verbeteren. Aanvullende suggesties vind je in de afdeling ‘Algemene beginselen voor het omgaan met stress’ op pp. 17–22.

Two sister missionaries talking to a woman on the street.

A

Met vreemden praten

  • Ontdek en gebruik je sterke eigenschappen. Sommige mensen putten energie uit praten; anderen vinden het vermoeiend. Maar beiden kunnen succesvolle zendelingen zijn. Als je het moeilijk vindt om met vreemden te praten, mag je het niet zomaar opgeven. Je kunt een bijdrage leveren door je sterke eigenschappen, zoals een goede vriend zijn, creatieve ideeën bedenken, een goede mensenkennis of organisatietalent hebben. Je denkt misschien ten onrechte dat anderen je niet mogen. Sta open voor inspiratie en luister naar de Geest om je sterke eigenschappen aan te kunnen wenden voor Gods werk en meer eigenschappen van Christus te ontwikkelen. Je vertegenwoordigt Jezus Christus en niet jezelf.

  • Leer geïnspireerde vragen stellen. Leer om vragen te stellen die anderen aan het praten krijgen en oefen erin. Stel vragen over hun werk, hobby’s, gezin of persoonlijke geschiedenis. Vraag ze wat het belangrijkst is voor hen, waar ze naar snakken of zich zorgen over maken. Sta open voor mogelijkheden om te getuigen van een evangeliebeginsel dat voor hen relevant is. Toon je oprechte interesse. Wees ook bereid om hun vragen over jou te beantwoorden, maar blijf je op hun behoeften en jouw boodschap concentreren. (Zie Predik mijn evangelie, pp. 198–200.)

  • Bedenk manieren om iemands aandacht te krijgen. Probeer het volgende: glimlachen, oogcontact maken, zwaaien, begroeten, een compliment geven, je hulp aanbieden of vragen stellen die beginnen met wie, wat, wanneer, waar, waarom of hoe.

  • Leer hoe je gesprekken beëindigd. Wanneer je het gevoel hebt dat je gezegd hebt wat er te zeggen viel en naar verwijzingen hebt gevraagd, kun je zeggen: ‘Het was aangenaam u te ontmoeten (of met u te praten). We moeten nu ______ (verder gaan, terug aan het werk, de bus halen, broeder Smits spreken voor hij vertrekt). Tot ziens!’

  • Stel jezelf tijdens elke bijeenkomst ten doel om iemand te leren kennen. Gebruik zijn of haar naam in de eerste minuut en aan het einde van het gesprek. Schrijf de naam op, zodat je hem kunt onthouden.

  • Oefen tijdens districtsvergaderingen. Die bieden ideale omstandigheden om sociale vaardigheden zoals luisteren en vragen stellen te oefenen.

  • Vraag om reacties. Niet iedereen is even goed in het doorgronden van anderen. Vraag je collega om advies als je het moeilijk vindt om te merken dat anderen zich ongemakkelijk voelen of geen interesse hebben.

  • Sta jezelf toe om zelfverzekerd over te komen, hoewel je je zo niet voelt. De raad die president Hinckley van zijn vader kreeg, kan jou ook helpen: ‘Vergeet jezelf en ga aan het werk’ (Ensign, juli 1987, p. 7). Dit doe je door je angst over je prestaties te negeren en je te concentreren op je roeping om anderen te dienen en het evangelie te verkondigen.

  • Concentreer je op het helpen en dienen van anderen. Als je aan de behoeften van anderen denkt, zul je je minder bezighouden met je eigen behoeften en beperkingen (zie Mosiah 2:17).

B

Alleen willen zijn

  • Schep privacy door te schrijven, bidden, lezen of plannen. Hoewel je altijd bij je collega hoort te zijn, kun je je ogen een paar minuten sluiten en stil zijn.

  • Vraag om stilte, zodat je kunt nadenken. Zeg tegen je collega dat je niet kwaad bent. Blijf aan je verstandhouding met je collega werken en communiceer liefdevol.

  • Zorg voor afwisseling. Besteed niet langdurig tijd aan een en dezelfde activiteit. Breng variatie in je werk aan. Las korte pauzes van stilte en waardering in en ga dan terug aan de slag.

C

Open communicatie met je collega

  • Luister eerst. Als je altijd met iemand samen bent, zullen er dingen zijn die je beginnen te ergeren. Jullie hebben verschillende achtergronden, verwachtingen en regels. Het gedrag van je collega is heel normaal voor hem of haar, maar misschien niet voor jou. Vraag je collega naar zijn of haar visie tijdens het wekelijkse samenwerkingsgesprek door vragen te stellen en aandachtig te luisteren. (Zie Predik mijn evangelie, pp. 200–202.)

  • Leg met respect uit wat je stoort. Als je kritisch of kwaad bent, zal je collega waarschijnlijk een verdedigende houding aannemen in plaats van een meewerkende. Leg het probleem uit en zeg wat je nodig hebt in plaats van zijn of haar storende gedrag te bekritiseren. Bijvoorbeeld: ‘Ik wil niet dat de vaat blijft staan, maar ik wil hem ook niet helemaal zelf doen. Misschien kunnen we deze taak delen.’ Of: ‘Wanneer je zo stil bent, denk ik dat je kwaad op me bent. Kun je me vertellen waaraan je denkt?’

  • Wees duidelijk en vriendelijk. Plak iemand geen negatief etiket op en veroordeel hem of haar niet. Versterk je positie niet door lijstjes te maken met de fouten van je collega. Probeer zonder boosheid of zelfmedelijden te spreken (zie Efeziërs 4:29–32).

  • Wees niet lichtgeraakt. Aanvaard suggesties met humor en gratie, zelfs als ze vrij grof worden aangereikt.

  • Geef je collega vaak complimenten. Bedank hem of haar.

  • Vraag je collega hoe je jezelf kunt verbeteren. Vraag de Heer ook om je te helpen bij het ontdekken van je zwakheden (zie Ether 12:27).

  • Doe dagelijks iets aardigs voor je collega. Maak het eten klaar, luister, maak zijn of haar bed op, glimlach, hang de handdoeken te drogen, ruim de afwas op, schrijf een bedankbriefje naar zijn of haar ouders, strijk een overhemd, geef een compliment.

D

Van de mensen houden

  • Bestudeer de plaatselijke cultuur, geschiedenis en levenswijze. Schrijf op wat je leuk vindt en wat je waardeert.

  • Bid om de gave van naastenliefde. En doe dat ‘met alle kracht van je hart’ (Moroni 7:48). Vraag om anderen te kunnen zien zoals God ze ziet.

  • Dien leden, onderzoekers en anderen. Stel vragen over hun leven, geloofsovertuigingen en ervaringen tot je hun gedrag beter begrijpt.

  • Bid voor mensen. Ook voor diegenen die je verwerpen en kwetsen (zie 3 Nephi 12:44).

E

Opschieten met zendingsleiders

  • Wees nederig (zie LV 112:10). Nederigheid is de bron van alle deugden. Vraag je leiders hoe je jezelf kunt verbeteren. Wees bereid om raad te aanvaarden en laat ze weten dat ze op je kunnen rekenen. Bedank je leiders voor hun werk tijdens persoonlijke gesprekken, maar ook schriftelijk. (Zie Predik mijn evangelie, p. 131.)

  • Vraag een leider of trainer om hulp en geduld. Sommige zendelingen wantrouwen gezagsfiguren of vinden het moeilijk om leiding te volgen, omdat ze het niet gewend zijn. Anderen willen zich meten met leiders die van hun leeftijd zijn. Breng je leiders ervan op de hoogte als je zulke problemen hebt. Bid om nederigheid om een goede volgeling te zijn.

  • Bid voor je leiders. Bid vooral voor leiders waar je onvriendelijke gevoelens voor koestert.

  • Denk eraan dat leiders maar mensen zijn. Als we van leiders verwachten dat ze veel beter dan andere mensen zijn, zullen we teleurgesteld en kritisch worden wanneer ze fouten maken, ongeduldig zijn, foutief oordelen of ons verkeerd begrijpen. Verwacht gebreken en leg nadruk op positieve eigenschappen (zie Mormon 9:31).

  • Leer van de sterke en zwakke eigenschappen van je leider. Noteer de kwaliteiten die je wil overnemen of mijden wanneer jij straks een leider bent.

F

Seksuele of romantische gevoelens beheersen

  • Ontwikkel zelfbeheersing. Seksuele en romantische gevoelens zijn normaal en komen van God. Als we onze relaties en ons gedrag houden binnen de grenzen die de Heer voor zendelingen heeft gesteld, zullen we sterker worden en grote zegeningen ontvangen. Versterk je motivatie door deze teksten gebedvol te bestuderen: Leer en Verbonden 121:45; 1 Korintiërs 9:24–27; Mosiah 3:19 en Alma 38:12. Zoek de termen ‘virtue’, ‘self-mastery’ en ‘temperance’ op in de Topical Guide. Noteer zegeningen en voordelen die je in het heden en in de toekomst zult ontvangen als je deze eigenschappen ontwikkelt.

  • Vervang de gedachte. Leid jezelf af, ontspan jezelf en doe iets anders in plaats van je met seksuele of romantische gedachten bezig te houden. Zing lofzangen. Leer verzen uit het hoofd en zeg ze op. Concentreer je op hetgeen waar je dankbaar voor bent. Denk aan je plannen. Doe aan lichaamsbeweging. Hernieuw je toewijding. Heb plezier en wees creatief.

  • Ga verleiding uit de weg. Mijd plaatsen, omstandigheden, gesprekken of mensen die je kunnen verleiden. Blijf niet nadenken over een uitdagend beeld of idee. Schakel om naar een ander mentaal kanaal en verlaat de situatie zo snel mogelijk. (Zie Predik mijn evangelie, p. 129.)

  • Ga verder in hoop en geloof. De Heer wil dat je weet dat Hij je liefheeft, zelfs als je problemen hebt om je seksuele gevoelens in de hand te houden. Zet je band met God nooit overboord omdat je je onwaardig voelt. Hoewel je het moeilijk hebt met deze gevoelens, zal Hij je niet verwerpen. Hij begrijpt waaronder je gebukt gaat en waardeert de moeite die je doet om verleiding te weerstaan, te leren van fouten en je te bekeren. Vraag raad aan je zendingspresident en blijf proberen om deze beproevingen te overwinnen. (Zie Predik mijn evangelie, p. 126–127.)

  • Zorg dat je niet te hongerig, eenzaam, moe, verveeld of gespannen wordt. Deze gevoelens kunnen het moeilijker maken om verleiding te weerstaan. Neem een tussendoortje, neem een pauze of doe iets anders, houd een goed gesprek of doe ontspanningsoefeningen (zie pagina 19).

  • Wees veilig. Blijf altijd bij je collega en wees nooit alleen met iemand van het andere geslacht. Neem contact op met de zendingspresident als je je tot iemand aangetrokken voelt. Vraag je collega om hulp als je voelt dat iemand met je probeert te flirten. Bel de zendingspresident op en vertel hem wat je voelt.

  • Vast en bid om begrip en kracht. Wanneer we vasten, negeren we onze normale, natuurlijke honger voor een bepaalde periode. We zoeken dan naar geestelijke kracht en proberen vaardigheden als zelfbeheersing, empathie voor de hongerigen en geestelijke gevoeligheid te ontwikkelen. Diezelfde vaardigheden helpen ons ook als zendeling om de normale, natuurlijke seksuele of romantische gevoelens te negeren. Vasten zal seksuele gevoelens niet wegnemen, maar door maandelijks te vasten krijgen we wel de kracht, het zelfbewustzijn en de motivatie om deze gevoelens te beheersen. (Zie Predik mijn evangelie, pp. 100–102.)