De fout met het krijtje
āHoi, Valerie!ā zei Lucy. Ze rende naar haar vriendin aan de andere kant van de zaal. Lucy en Valerie mochten samen spelen terwijl hun mamaās in de kerk praatten.
Lucy vond wat krijtjes. Ze koos een roze krijtje. Maar ze had geen papier om op te tekenen. Ze trok dan maar een roze streep op een stoel. De streep zag er helder en mooi uit op het metaal. Lucy keek naar Valerie en giechelde.
Valerie koos een paars krijtje. Ze krabbelde wat op een andere stoel. Lucy en Valerie krabbelden de twee stoelen helemaal vol.
Al gauw kwam mama en zag de krabbels. āLucy!ā zei mama. āJe weet dat we alleen op papier kleuren!ā
Lucy liet haar hoofd zakken. Ze wist dat ze alleen op papier mocht kleuren. Maar toen ze begon te kleuren, was ze dat vergeten.
Ze keek naar de stoel. Enkele weken geleden had haar familie de kerk schoongemaakt. Ze vond het leuk om het huis van Jezus mooi te maken. Ze had spijt dat ze er een rommeltje van had gemaakt.
āKom, meisjes. āWe maken ze schoonā, zei mama. Ze pakte wat keukenrol, maakte die nat en deed er wat zeep op.
Valerie en Lucy wreven over de krabbels. Ze verdwenen langzaam.
āDit is moeilijkā, klaagde Lucy.
Mama gaf haar een schouderklopje. āZeker, maar we kunnen het!ā
Samen maakten ze de stoelen schoon. Het metaal blonk weer.
Lucy keek naar de stoelen en glimlachte. Ze had spijt dat ze er een rommeltje van had gemaakt. Maar ze was blij dat ze het weer goed kon maken.