Schriftheldenkaartjes
Knip de kaartjes uit, vouw ze op de stippellijn en plak ze dicht.
Daniël
‘Hij [had] op zijn God vertrouwd.’
-
Hij weigerde voedsel te eten dat tegen de geboden inging.
-
Hij hielp de koning om een droom te begrijpen. Een deel van deze droom betekende dat iedereen over het evangelie zou horen.
-
Hij werd in de leeuwenkuil gegooid omdat hij tot God bad. Maar God heeft hem gered!
Sadrach, Mesach en Abed-Nego
‘[God heeft] Zijn dienaren verlost, die op Hem hebben vertrouwd.’
-
Ze waren vrienden van Daniël.
-
De koning zei dat ze een standbeeld moesten aanbidden. Maar ze aanbaden alleen God.
-
De koning gooide ze in een vuur. Maar het vuur deed hun niets! Een hemels wezen beschermde hen.