2010–2019
Vertrouw op God, ga dan heen en doe
Oktober 2010


Vertrouw op God, ga dan heen en doe

U geeft blijk van uw vertrouwen in Hem als u luistert met de bedoeling om te leren, u te bekeren en dan heen te gaan en te doen wat Hij vraagt.

Mijn geliefde broeders en zusters, ik vind het een eer om op deze sabbatdag een toespraak te houden. Ik ben verootmoedigd door de opdracht om miljoenen leden en vrienden van de kerk over de hele wereld toe te spreken. Ter voorbereiding op deze heilige gelegenheid heb ik gebeden en nagedacht over uw behoeften en over de boodschap die de Heer wilde dat ik zou brengen.

Uw behoeften zijn groot en uiteenlopend. Ieder van u is een uniek kind van God. God kent ieder van u persoonlijk. Hij stuurt boodschappen van bemoediging, verbetering en leiding, afgestemd op u en uw behoeften.

Om erachter te komen wat God wilde dat ik zou bijdragen aan deze conferentie, heb ik de boodschappen van zijn dienstknechten in de Schriften en de verslagen van vorige conferenties erop nagelezen. Ik kreeg antwoord op mijn gebed toen ik de woorden las van Alma, een groot dienstknecht van de Heer in het Boek van Mormon:

‘O, dat ik een engel ware en mijn hartenwens vervuld kreeg, dat ik mocht uitgaan en spreken met de bazuin Gods, met een stem die de aarde doet beven, en ieder volk bekering toeroepen!

‘Ja, als met de stem des donders zou ik iedere ziel bekering en het verlossingsplan verkondigen, dat zij zich moesten bekeren en tot onze God komen, zodat er op het gehele oppervlak der aarde geen smart meer zou zijn.

‘Maar zie, ik ben een mens, en ik zondig in mijn wens; want ik behoor tevreden te zijn met de dingen die de Heer mij heeft toebedeeld.’1

En toen vond ik in Alma’s overpeinzingen de aanwijzing waarom ik had gebeden: ‘Want zie, de Heer geeft alle natiën mensen van hun eigen natie en taal om zijn woord te verkondigen, ja, alles wat Hij in wijsheid juist acht voor hen om te hebben; aldus zien wij dat de Heer raad geeft met wijsheid, volgens hetgeen juist en waar is.’2

Toen ik die boodschap van een dienstknecht van God las, werd duidelijk wat vandaag mijn boodschap moest zijn. God stuurt boodschappen en bevoegde boodschappers naar zijn kinderen. Het is aan ons om voldoende vertrouwen in God en zijn dienstknechten te krijgen om heen te gaan en zijn raad te gehoorzamen. Hij wil dat omdat Hij ons liefheeft en wil dat wij gelukkig zijn. En Hij weet dat een gebrek aan vertrouwen in Hem verdriet teweegbrengt.

Dat gebrek aan vertrouwen heeft kinderen van onze hemelse Vader al vóór de schepping van deze wereld verdriet gedaan. Uit Gods openbaringen aan de profeet Joseph Smith weten we dat veel van onze broeders en zusters in de voorsterfelijke wereld het plan voor ons sterfelijk leven verwierpen dat gepresenteerd werd door onze hemelse Vader en zijn oudste Zoon, Jehova.3

Wij zijn niet op de hoogte van alle redenen waarom Lucifer zo veel succes had met het opruien tot die opstand. Maar één reden is wel duidelijk. Zij die de zegen van het sterfelijk leven verloren, hadden niet voldoende vertrouwen in God om eeuwige ellende te vermijden.

Dit droeve patroon van gebrek aan vertrouwen in God bestaat al sinds de schepping. Ik zal voorzichtig zijn als ik voorbeelden geef uit het leven van Gods kinderen, daar ik niet alle redenen ken waarom zij onvoldoende geloof hadden om op Hem te vertrouwen. Velen van u hebben de crisismomenten in hun leven bestudeerd.

Jona verwierp bijvoorbeeld niet alleen de opdracht van de Heer om naar Nineve te gaan, maar ging de andere kant op. Naäman had geen vertrouwen in de aanwijzing van de profeet van de Heer om te baden in een rivier en zodoende de Heer in staat te stellen zijn melaatsheid te genezen. Hij meende dat die eenvoudige taak beneden zijn waardigheid was.

De Heiland nodigde Petrus uit om de veiligheid van een boot te verlaten en over het water naar Hem toe te lopen. Wij voelen met hem mee en herkennen bij het horen van dit verhaal onze eigen behoefte aan meer vertrouwen in God:

‘In de vierde nachtwake kwam Hij tot hen, gaande over de zee.

‘Toen de discipelen Hem over de zee zagen gaan, werden zij verbijsterd en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van vrees.

‘Terstond sprak Jezus hen aan en zeide: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd!

‘Petrus antwoordde Hem en zeide: Here, als Gij het zijt, beveel mij dan tot U te komen over het water.

‘En Hij zeide: Kom! En Petrus ging uit het schip en liep over het water en ging naar Jezus.

‘Maar toen hij zag op de wind, werd hij bevreesd en begon te zinken en hij schreeuwde: Here, red mij!

‘Terstond stak Jezus hem de hand toe en greep hem en zeide tot hem: Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?’4

Wij kunnen moed putten uit het feit dat Petrus de Heer voldoende leerde vertrouwen om Hem tot aan zijn martelaarsdood trouw te blijven dienen.

De jonge Nephi in het Boek van Mormon wekt in ons een verlangen op om voldoende op de Heer te gaan vertrouwen zodat wij zijn geboden willen gehoorzamen, hoe moeilijk die ons ook toeschijnen. Nephi werd met gevaar en mogelijk de dood geconfronteerd toen hij deze woorden van vertrouwen uitsprak die ook wij voortdurend in ons hart kunnen en moeten hebben: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt.’5

We krijgen dat vertrouwen als wij God kennen. Meer dan enig ander volk op aarde hebben wij door de heerlijke herstelling van het evangelie de gemoedsrust gevoeld die de Heer zijn volk met deze woorden biedt: ‘Laat af en weet, dat ik God ben.’6 Mijn hart is vol dankbaarheid voor wat God over Zichzelf heeft geopenbaard waardoor wij op Hem kunnen vertrouwen.

Voor mij begon het in 1820 met een jongeman in het bos op een boerderij in de staat New York. Die jongen, Joseph Smith jr., liep tussen de bomen door naar een afgelegen plek. Hij knielde om te bidden, vol vertrouwen dat God zijn smeekbede zou beantwoorden en hem zou laten weten wat hij moest doen om door de verzoening van Jezus Christus gereinigd en gered te worden.7

Telkens als ik zijn verhaal lees, sterkt dat mijn vertrouwen in God en zijn dienstknechten:

‘[Ik zag] recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.

‘Zodra die verscheen, voelde ik mij bevrijd van de vijand die mij gebonden hield. Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!8

De Vader openbaarde aan ons dat Hij leeft, dat Jezus Christus zijn geliefde Zoon is, en dat Hij ons zo liefhad dat Hij zijn Zoon had gestuurd om ons, zijn kinderen, te redden. En omdat ik een getuigenis heb dat Hij die ongeschoolde jongen als apostel en profeet riep, vertrouw ik op zijn huidige apostelen en profeten, en hen die zij roepen om God te dienen.

Dat vertrouwen is mij en mijn gezinsleden tot zegen geweest. Jaren geleden hoorde ik president Ezra Taft Benson spreken in een conferentie als deze. Hij raadde ons aan om te doen wat we konden om permanent van onze schulden af te komen. Hij had het onder meer over hypotheken. Hij zei dat het misschien niet altijd mogelijk was, maar dat het beter zou zijn als we onze hele hypotheek afbetaalden.9

Ik keek na de bijeenkomst mijn vrouw aan en vroeg: ‘Denk je dat we dat op de een of andere manier voor elkaar kunnen krijgen?’ Aanvankelijk wisten we niet hoe we dat moesten doen. Maar ’s avonds dacht ik aan wat vastgoed dat we in een andere staat hadden gekocht. We probeerden het al jaren te verkopen, maar waren daar nog niet in geslaagd.

Maar omdat we op God en op de woorden uit de boodschap van zijn dienstknecht vertrouwden, belden we maandagochtend naar de makelaar in San Francisco die het huis in de verkoop had. Ik had hem enkele weken eerder al gebeld, en toen zei hij: ‘Er is in jaren geen belangstelling voor getoond.’

Maar op de maandag na de conferentie kreeg ik een antwoord dat tot op de dag van vandaag mijn vertrouwen in God en zijn dienstknechten sterkt.

De man die ik aan de lijn kreeg, zei: ‘Het verbaast mij dat u belt. Vandaag kwam er iemand informeren of hij het kon kopen.’ Verbaasd vroeg ik: ‘Hoeveel heeft hij ervoor geboden?’ Het was een paar dollar meer dan onze hypotheek.

Nou zou men kunnen stellen dat dit toeval was. Maar onze hypotheek werd afbetaald. En onze familie luistert nog steeds of er woorden in de boodschap van een profeet staan die ons vertellen wat we moeten doen om de veiligheid en gemoedsrust te vinden die God voor ons in gedachten heeft.

Dergelijk vertrouwen in God kan hele gemeenschappen en families tot zegen zijn. Ik ben in een klein plaatsje in New Jersey opgegroeid. Onze kerkgemeente werd door minder dan twintig leden regelmatig bezocht.

Onder hen bevond zich een vrouw, een oudere, uiterst nederige bekeerlinge tot de kerk. Ze was immigrante en sprak met een zwaar Noors accent. Ze was het enige kerklid in haar familie en het enige kerklid in de stad waar ze woonde.

Door middel van mijn vader, die gemeentepresident was, riep de Heer haar als presidente van de zustershulpvereniging. Ze had geen handboek waarin stond wat ze moest doen. Er woonde geen enkel kerklid bij haar in de buurt. Ze wist alleen maar dat de Heer zorgde voor behoeftige mensen, en ze kende de lijfspreuk van de ZHV: ‘De liefde vergaat nimmermeer.’

Dit was op het dieptepunt van de crisisjaren. Duizenden mensen waren werkloos en dakloos. Ze vond dat ze een opdracht van de Heer had en vroeg omwonenden om oude kleren. Ze waste de kleren, streek ze en deed ze in kartonnen dozen die ze op haar veranda achter het huis zette. Als er mensen zonder geld en kleren om hulp vroegen, zeiden de buurtgenoten: ‘Ga naar dat huis verderop in de straat. Daar woont een mormoonse mevrouw die je zal geven wat je nodig hebt.’

De Heer bestuurde de stad niet, maar verbeterde er wel wat aan. Hij riep een klein vrouwtje dat voldoende vertrouwen in Hem had om erachter te komen wat Hij van haar wilde, waarna ze dat ook deed. Door haar vertrouwen in de Heer kon zij in die stad honderden kinderen van onze hemelse Vader helpen die behoeftig waren.

Datzelfde vertrouwen in God kan hele volken tot zegen zijn. Ik ben tot de conclusie gekomen dat we erop kunnen vertrouwen dat God de belofte van Alma vervult: ‘Want zie, de Heer geeft alle natiën mensen van hun eigen natie en taal om zijn woord te verkondigen, ja, alles wat Hij in wijsheid juist acht voor hen om te hebben.’10

God bestuurt de volken niet, maar Hij is hen indachtig. Hij kan mensen invloedrijke posities geven, en doet dat ook — met mensen die het beste voor hebben met hun medemensen en die op de Heer vertrouwen.11

Ik heb dit op mijn reizen over de hele wereld gezien. In een stad met meer dan tien miljoen inwoners sprak ik tot de heiligen der laatste dagen, die met duizenden bijeenvergaderd waren. De conferentie werd in een grote sportarena gehouden.

Voor aanvang van de bijeenkomst zag ik een knappe jonge man op de voorste rij zitten. Hij was omringd door anderen die er net als hij beter gekleed uitzagen dan de meeste anderen. Ik vroeg de algemeen autoriteit van de kerk die vlakbij mij zat wie die mannen waren. Hij fluisterde dat het de burgemeester en zijn medewerkers waren.

Toen ik na de bijeenkomst naar mijn auto liep, stond de burgemeester mij tot mijn verbazing op te wachten, vergezeld van zijn medewerkers. Hij stapte naar voren, stak zijn hand uit en zei: ‘Ik dank u dat u naar onze stad en ons land bent gekomen. Wij zijn u dankbaar voor wat u doet om uw leden op te bouwen. Met zulke mensen en zulke gezinnen zouden we de harmonie en de welvaart kunnen scheppen die we voor onze inwoners wensen.’

Op dat moment zag ik in dat hij een van de oprechten van hart was die God een machtspositie onder zijn kinderen had gegeven. We zijn onder de burgers van die stad en natie slechts een kleine minderheid. De burgemeester wist maar weinig van onze leer en kende slechts enkele van onze leden. Maar God had hem de boodschap gestuurd dat heiligen der laatste dagen, die onder een verbond staan om op God en zijn bevoegde dienstknechten vertrouwen, een licht voor zijn burgers zouden worden.

Ik ken de dienstknechten van God die u tijdens deze conferentie toespreken. Zij zijn van God geroepen om zijn kinderen boodschappen door te geven. De Heer heeft over hen gezegd: ‘Wat Ik, de Heer, heb gesproken, heb Ik gesproken, en Ik verontschuldig Mijzelf niet; en al gaan de hemelen en de aarde voorbij, mijn woord zal niet voorbijgaan maar zal geheel worden vervuld, hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde.’12

U geeft blijk van uw vertrouwen in Hem als u luistert met de bedoeling om te leren, u te bekeren en dan heen te gaan en te doen wat Hij vraagt. Als u voldoende op God vertrouwt om tijdens deze conferentie in elke toespraak, elke lofzang en elk gebed naar zijn boodschap te luisteren, dan zult u die vinden. En als u vervolgens heengaat en doet wat Hij wil, zal uw vermogen om op Hem te vertrouwen toenemen en zult u mettertijd overspoeld worden met dankbaarheid dat Hij u is gaan vertrouwen.

Ik getuig dat God in deze tijd tot ons spreekt bij monde van zijn gekozen dienstknechten in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Thomas S. Monson is Gods profeet. Onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, leven en hebben ons lief. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.