2010–2019
Twee communicatielijnen
Oktober 2010


Twee communicatielijnen

We moeten zowel de persoonlijke lijn als de priesterschapslijn gebruiken, en die twee in evenwicht houden om de groei te bewerkstelligen waarvoor dit sterfelijke leven bedoeld is.

De Heer heeft zijn kinderen twee communicatielijnen gegeven — die we de persoonlijke lijn en de priesterschapslijn zullen noemen. Iedereen dient deze twee onmisbare communicatielijnen te begrijpen en te gebruiken.

I. De persoonlijke lijn

We gebruiken de persoonlijke lijn om rechtstreeks tot onze hemelse Vader te bidden, waarna Hij ons antwoordt via de kanalen die Hem ter beschikking staan, zonder enige aardse tussenschakel. We bidden tot onze hemelse Vader in de naam van Jezus Christus en Hij antwoordt ons door zijn Heilige Geest en op andere manieren. De Heilige Geest heeft de opdracht om van de Vader en de Zoon te getuigen (zie Johannes 15:26; 2 Nephi 31:18; 3 Nephi 28:11), om ons tot de waarheid te leiden (zie Johannes 14:26; 16:13), en om ons te laten zien wat we moeten doen (zie 2 Nephi 32:5). Deze persoonlijke communicatielijn naar onze hemelse Vader, door de Heilige Geest, is de bron van ons getuigenis van de waarheid, van onze kennis en van de persoonlijke hulp die we van een liefdevolle hemelse Vader ontvangen. Die communicatielijn is een essentieel kenmerk van zijn prachtige evangelieplan, die al zijn kinderen in staat stelt om een getuigenis van de waarheid te ontvangen.

De rechtstreekse communicatielijn naar onze hemelse Vader door de Heilige Geest is gebaseerd op naleving van de kerkelijke normen, en is zo belangrijk dat ons is geboden elke zondag onze verbonden te hernieuwen door middel van het avondmaal. Op die manier kan de belofte worden vervuld dat we altijd zijn Geest bij ons mogen hebben.

Wat deze persoonlijke communicatielijn naar de Heer betreft, is ons godsdienstig gebruik vergelijkbaar met dat van de christelijke kerken die beweren dat we geen aardse middelaars nodig hebben, omdat we al rechtstreeks toegang tot God hebben volgens het beginsel dat Maarten Luther aanhing en dat nu bekend is als ‘het priesterschap van alle gelovigen’. Daar kom ik later op terug.

De persoonlijke lijn is uitermate belangrijk voor hulp bij beslissingen in de privésfeer en bij gezinszaken. Helaas zijn er kerkleden die het belang van deze rechtstreekse, persoonlijke lijn onderschatten. Die kerkleden schatten het profetisch leiderschap — de priesterschapslijn, die hoofdzakelijk gebruikt wordt om hemelse communicatie op het gebied van kerkzaken te regelen — zo hoog in dat zij willen dat hun kerkleiders persoonlijke beslissingen voor hen nemen, beslissingen die ze zelf moeten nemen met gebruik van de inspiratie die zij via hun persoonlijke lijn kunnen krijgen. Privébeslissingen en gezinszaken horen hoofdzakelijk in de persoonlijke lijn thuis.

Ik wil u waarschuwen voor twee valkuilen in verband met deze geweldige persoonlijke communicatielijn naar onze hemelse Vader.

Ten eerste, de persoonlijke lijn functioneert in de volste zin niet onafhankelijk van de priesterschapslijn. De gave van de Heilige Geest — de wijze waarop God met de mens communiceert — wordt door de priesterschap verleend, na goedkeuring van de priesterschapsleider die de sleutels daartoe draagt. Die gave krijgen we niet door er slechts naar te verlangen of erin te geloven. En het recht op het voortdurende gezelschap van deze Geest dient elke zondag te worden bevestigd door aan het avondmaal deel te nemen, ons doopverbond te hernieuwen en daarmee gehoorzaamheid en naastenliefde te beloven.

Evenzo kunnen we niet op die rechtstreekse persoonlijke lijn vertrouwen als we ongehoorzaam zijn aan of niet in harmonie zijn met de priesterschapslijn. De Heer heeft gezegd dat ‘de machten des hemels niet beheerst noch aangewend kunnen worden, dan alleen volgens de beginselen der gerechtigheid’ (LV 121:36). Helaas is het vaak zo dat mensen die de wetten van God overtreden of de raad van hun priesterschapsleiders naast zich neerleggen, beweren dat God aan hen heeft geopenbaard dat een bepaald gebod of een bepaalde raad niet op hen van toepassing is. Zulke mensen ontvangen misschien wel openbaring of inspiratie, maar niet uit de juiste bron. De duivel is de vader van alle leugen en hij is erop uit om het werk van God met sluwe imitaties te verijdelen.

II. De priesterschapslijn

In tegenstelling tot de persoonlijke lijn, die onze hemelse Vader gebruikt om door de Heilige Geest rechtstreeks met ons te communiceren, kent de priesterschapslijn de aanvullende en noodzakelijke tussenschakels: onze Heiland Jezus Christus, zijn kerk, en door Hem geroepen leiders.

Omdat Hij het zoenoffer heeft gebracht, heeft Jezus Christus het recht om de voorwaarden voor te schrijven waaraan wij moeten voldoen om de zegeningen van zijn verzoening waardig te zijn. Vandaar dat we geboden en verordeningen hebben gekregen. Vandaar dat we verbonden sluiten. Op die manier komen we in aanmerking voor de beloofde zegeningen. En die krijgen we allemaal door de barmhartigheid en genade van de Heilige Israëls, ‘na alles wat wij kunnen doen’ (2 Nephi 25:23).

Tijdens zijn aardse bediening verleende Jezus Christus het gezag van het priesterschap dat zijn naam draagt en vestigde Hij een kerk die zijn naam draagt. In deze laatste bedeling hebben hemelse boodschappers de profeet Joseph Smith bezocht en het priesterschapsgezag aan hem verleend, waarna Christus’ kerk opnieuw kon worden opgericht. Dit herstelde priesterschap en deze opnieuw gestichte kerk zijn de kern van de priesterschapslijn.

Deze priesterschapslijn is het kanaal dat God in het verleden gebruikte om door de geopenbaarde Schrift tot zijn kinderen te spreken. En via deze lijn spreekt Hij tegenwoordig, door middel van de leringen en raad van levende profeten en apostelen en andere geïnspireerde leiders. Zo ontvangen we de noodzakelijke verordeningen. Zo krijgen we een roeping in zijn kerk. Zijn kerk is de weg en zijn priesterschap is het gezag waardoor wij kunnen en mogen deelnemen aan de gezamenlijke activiteiten die noodzakelijk zijn om het werk van God tot stand te brengen. Die activiteiten omvatten de prediking van het evangelie, de bouw van tempels en kerkgebouwen, en de zorg voor de armen.

Wat deze priesterschapslijn betreft zijn onze godsdienstige gebruiken vergelijkbaar met die van de christelijke kerken waarin gewijde handelingen (sacramenten) van essentieel belang zijn en verricht moeten worden door iemand die door Jezus Christus is gemachtigd (zie Johannes 15:16). Dat geloven wij ook, maar wij onderscheiden ons uiteraard van andere christelijke kerken wat de overdracht van het gezag betreft.

Sommige leden of voormalige leden van onze kerk erkennen het grote belang van deze priesterschapslijn niet. Ze onderschatten het belang van de kerk en haar leiders en programma’s. Ze vertrouwen slechts op hun persoonlijke lijn, gaan hun eigen weg, en volgen ogenschijnlijk hun eigen leer en voorzien wedijverende organisaties van advies dat in strijd is met de leringen van de profeten. Daarmee zijn zij een afspiegeling van de heersende vijandigheid ten aanzien van wat minachtend de ‘georganiseerde godsdienst’ wordt genoemd. Wie de behoefte aan georganiseerde godsdienst verwerpen, verwerpen het werk van de Meester, die in het midden des tijds zijn kerk met haar functionarissen heeft gesticht en die haar in deze bedeling opnieuw heeft gesticht.

De georganiseerde godsdienst die door goddelijk gezag is gesticht, is van uitermate groot belang. De apostel Paulus heeft daarover gezegd:

‘Om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus,

‘totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus’ (Efeziërs 4:12–13).

We doen er goed aan te onthouden wat de Heer in hedendaagse openbaring heeft verklaard, dat de stem van zijn dienstknechten zijn stem is (zie LV 1:38; 21:5; 68:4).

Ik wil u waarschuwen voor twee valkuilen die verband houden met deze onmisbare priesterschapslijn.

Ten eerste maakt de priesterschapslijn de persoonlijke communicatielijn niet overbodig. We hebben allemaal een persoonlijk getuigenis van de waarheid nodig. Bij onze geloofsontwikkeling vertrouwen we begrijpelijkerwijs op de woorden en het geloof van anderen, zoals onze ouders, leerkrachten of priesterschapsleiders (zie LV 46:14). Maar als we ons getuigenis van de waarheid volledig laten afhangen van een bepaalde priesterschapsleider of leerkracht, en geen getuigenis via de persoonlijke lijn krijgen, liggen teleurstelling en ontgoocheling op de loer als het gedrag van die persoon te wensen overlaat. Voor een gedegen kennis of getuigenis van de waarheid mogen we niet afhankelijk zijn van een aardse bemiddelaar tussen ons en onze hemelse Vader.

Ten tweede kan de priesterschapslijn, net als de persoonlijke lijn, niet volledig en juist functioneren als wij niet waardig en gehoorzaam zijn. In veel teksten staat dat we ‘van zijn tegenwoordigheid [zullen] worden afgesneden’ (Alma 38:1) als wij de geboden van God blijven overtreden. Als dat gebeurt, wordt het moeilijk voor de Heer en zijn dienstknechten om ons geestelijke hulp te verlenen, en kunnen we die niet voor onszelf verkrijgen.

Uit de geschiedenis blijkt duidelijk hoe belangrijk het is dat Gods dienstknechten in overeenstemming met de Geest leven. De jonge profeet Joseph Smith was niet bij machte ook maar een woord te vertalen als hij boos of geërgerd was.

David Whitmer heeft daarover gezegd: ‘Op een ochtend stond hij op het punt om verder te gaan met vertalen toen er thuis iets misging wat hem boos maakte. Zijn vrouw, Emma, had iets verkeerd gedaan. Oliver en ik gingen naar boven, even later gevolgd door Joseph, om met de vertaling verder te gaan, maar hij kon niets doen. Hij kon geen lettergreep vertalen. Hij ging naar beneden, naar de boomgaard, om de Heer om vergeving te smeken. Hij bleef ongeveer een uur weg, kwam weer naar binnen, vroeg Emma om vergeving en voegde zich weer bij ons. Toen lukte het wel om te vertalen. Hij kon alleen maar vertalen als hij nederig en getrouw was.’1

III. Behoefte aan beide lijnen

Ik wil tot slot enkele voorbeelden geven van de noodzaak van beide lijnen die onze hemelse Vader heeft ingesteld om met zijn kinderen te communiceren. Ze zijn allebei van essentieel belang om de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van zijn kinderen tot stand te brengen. In het Oude Testament wordt deze noodzaak duidelijk uit de raad die Mozes van zijn schoonvader Jetro kreeg dat hij niet alles zelf moest proberen te doen. Het volk ging van ’s morgens tot ’s avonds bij hun priesterschapsleider langs om ‘God te vragen’ (Exodus 18:15) en ook om recht te laten spreken ‘tussen de een en de ander’ (vs. 16). We lezen dat Jetro Mozes de raad gaf om te gaan delegeren door oversten aan te stellen om onder het volk recht te spreken (zie vss. 21–22). Maar Jetro gaf Mozes ook raad waaruit blijkt hoe belangrijk de persoonlijke lijn is: ‘Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten Gods inscherpen, en hun de weg bekend maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben’ (vs. 20; cursivering toegevoegd).

Met andere woorden, de Israëlieten die Mozes volgden, moesten leren dat ze niet met iedere vraag naar die priesterschapsleider hoefden te gaan. Ze moesten de geboden begrijpen en naar inspiratie streven zodat ze de meeste problemen zelf konden oplossen.

Uit recente gebeurtenissen in Chili blijkt hoe belangrijk beide lijnen zijn. In Chili vond een verwoestende aardbeving plaats. Veel leden raakten hun huis kwijt; anderen verloren familieleden. Veel mensen verloren hun zelfvertrouwen. Omdat onze kerk is voorbereid op dergelijke rampen, werd er al snel voedsel, onderdak en andere materiële hulp verleend. De heiligen in Chili hoorden de stem van de Heer door middel van de kerk en haar leiders die in hun materiële behoeften voorzagen. Maar hoe adequaat die priesterschapslijn ook was, zij was niet voldoende. Ieder lid moest bovendien in gebed de Heer aanroepen en via die persoonlijke communicatielijn een boodschap van troost en leiding ontvangen, die gegeven wordt door de Heilige Geest aan hen die daarvoor openstaan.

Ons zendingswerk is ook een voorbeeld van de noodzaak van beide lijnen. De mannen en vrouwen die worden geroepen om op zending te gaan, zijn waardig en gewillig door de leringen die zij via de priesterschapslijn hebben ontvangen en door het getuigenis dat ze via de persoonlijke lijn hebben ontvangen. Ze worden geroepen via de priesterschapslijn. Zij vertegenwoordigen de Heer en op zijn aanwijzingen via de priesterschapslijn, onderwijzen ze onderzoekers. Oprechte onderzoekers luisteren, en de zendelingen moedigen hen aan om te bidden zodat ze zelf door middel van de persoonlijke lijn te weten komen dat de boodschap waar is.

In mijn laatste voorbeeld worden deze beginselen toegepast op het onderwerp priesterschapsgezag in het gezin en de kerk.2 Al het priesterschapsgezag in de kerk staat onder toezicht van één persoon, die alle sleutels van het priesterschap bezit. Dat is de priesterschapslijn. Maar het gezag dat in het gezin presideert — hetzij een vader, hetzij een alleenstaande moeder — is van kracht in het gezin en staat niet onder toezicht van iemand die priesterschapssleutels draagt. Dat valt onder de persoonlijke lijn. Beide lijnen moeten in ons gezinsleven en in ons privéleven functioneren als we willen groeien en de bestemming willen bereiken die is vastgelegd in het plan van onze hemelse Vader voor zijn kinderen.

We moeten zowel de persoonlijke lijn als de priesterschapslijn gebruiken, en die twee in evenwicht houden om de groei te bewerkstelligen waarvoor dit sterfelijke leven bedoeld is. Als iemand voor zijn godsdienstige leven te veel op de persoonlijke lijn vertrouwt, vlakt hij daarmee het belang van goddelijk gezag uit. Als iemand voor zijn godsdienstige leven te afhankelijk is van de priesterschapslijn zal zijn geestelijke groei daar onder lijden. De kinderen van God hebben beide lijnen nodig om hun eeuwige bestemming te bereiken. Het herstelde evangelie onderwijst in beide en de herstelde kerk verschaft beide.

Ik getuig van de profeet Gods, president Thomas S. Monson, die de sleutels draagt die de priesterschapslijn reguleren. Ik getuig van de Heer, Jezus Christus, van wie deze kerk is. En ik getuig van het herstelde evangelie waarvan wij allen de waarheid te weten kunnen komen via onze persoonlijke lijn naar onze hemelse Vader. In de naam van Jezus Christus. Amen.

  1. ‘Letter from Elder W. H. Kelley’, The Saints’ Herald, 1 maart 1882, p. 68. Een soortgelijk rapport wordt geciteerd in B. H. Roberts, A Comprehensive History of the Church, 1:131.

  2. Zie Dallin H. Oaks, ‘Priesterschapsgezag thuis en in de kerk’, Liahona november 2005, pp. 24–27.