2010–2019
Hij zal u op zijn schouders leggen en u naar huis dragen
April 2016


19:1

Hij zal u op zijn schouders leggen en u naar huis dragen

De goede Herder vindt zijn verloren schapen. Hij zal ook u vinden, u hoeft alleen maar uw hart op te heffen naar de Heiland van de wereld.

Een benauwende jeugdherinnering van mij is dat ik wakker word door het luchtalarm dat in de verte loeit. Al gauw zwelt een ander geluid aan, het ronken van propellers, tot zelfs de lucht lijkt te beven. Onze moeder had haar kinderen goed getraind; we grepen onze tas en renden de heuvel op naar een schuilkelder. Hollend in het pikkedonker vallen er groene en witte lichtbakens uit de lucht, zodat de bommenwerpers hun doelwit kunnen zien. Raar genoeg worden die lichtbakens kerstbomen genoemd.

Als vierjarig kind ben ik getuige van een wereld in oorlog.

Dresden

Ons gezin woonde niet ver van de stad Dresden. Zij die daar toen woonden hebben mijn ervaring misschien wel duizend keer meegemaakt. Gigantische vuurstormen, aangestoken door duizenden tonnen explosieven, raasden door Dresden, waardoor meer dan 90 procent van de stad werd vernietigd en er weinig meer dan puin en as overbleef.

Dresden in puin

Al heel snel was er van de stad die ooit de ‘juwelendoos’ werd genoemd niets meer over. Erich Kästner, een Duits schrijver, zegt over die verwoesting: ‘Haar schoonheid, in duizend jaar opgebouwd, was in één nacht volledig weggevaagd.’ Als kind kon ik me niet voorstellen hoe we de verwoesting van een oorlog die ons eigen volk was begonnen ooit te boven konden komen. De wereld om ons heen leek volkomen hopeloos en zonder enige toekomst.

Enkele jaren geleden was ik in de gelegenheid om naar Dresden terug te gaan. 70 jaar na de oorlog is het weer een ‘juwelendoos’ van een stad. De ruïnes zijn opgeruimd, de stad is hersteld en zelfs verbeterd.

Frauenkirche geruïneerd

Tijdens mijn bezoek zag ik de prachtige lutherse kerk, de Frauenkirche, de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De kerk, oorspronkelijk in de jaren 1700 gebouwd en ooit een van de sieraden van Dresden, was destijds volkomen in de as gelegd. Dat bleef zo vele jaren tot uiteindelijk besloten werd dat de Frauenkirche herbouwd zou worden.

Frauenkirche herbouwd

Stenen van de verwoeste kerk die waren opgeslagen en gerangschikt, werden waar mogelijk bij de herbouw gebruikt. Je ziet nog steeds de zwartgeblakerde stenen aan de buitenmuren. Deze ‘littekens’ herinneren ons niet alleen aan de oorlogsgeschiedenis van dit gebouw, maar zijn ook een monument van hoop — een magnifiek symbool van het vermogen van de mens om uit as nieuw leven te scheppen.

Frauenkirche is een monument van hoop.

Toen ik de geschiedenis van Dresden zo overdacht, met bewondering voor de vindingrijkheid en vastbeslotenheid van hen die herbouwd hadden wat zo totaal verwoest was geweest, voelde ik de zoete invloed van de Heilige Geest. Ik dacht: als de mens uit de ruïnes, het puin en de resten van een verwoeste stad een inspirerend gebouw kan laten verrijzen dat naar de hemel reikt, hoeveel te meer is onze almachtige Vader dan in staat om zijn kinderen te herstellen die zijn gevallen, afgedwaald of in de problemen zijn geraakt?

Het maakt niet uit hoe compleet ons leven in puin lijkt te liggen. Het maakt niet uit hoe scharlakenrood onze zonden zijn, hoe diep onze verbittering is, hoe eenzaam, verlaten of gebroken ons hart is. Zelfs zij die geen hoop hebben, die in wanhoop leven, die vertrouwen beschaamd hebben, hun integriteit hebben verkwanseld, of zich van God hebben afgekeerd, kunnen herbouwd worden. Met uitzondering van die zeldzame zonen des verderfs is er geen leven zó verwoest dat het niet hersteld kan worden.

De blijde boodschap van het evangelie is dit: dankzij het eeuwige plan van geluk van onze liefdevolle hemelse Vader en door het oneindige offer van Jezus de Christus, worden wij niet alleen verlost van onze gevallen staat en weer zuiver gemaakt; maar we kunnen ook boven het aardse voorstellingsvermogen uitstijgen, het eeuwige leven beërven en deel hebben aan Gods onbeschrijfelijke heerlijkheid.

De gelijkenis van het verloren schaap

De religieuze leiders in Jezus’ tijd ergerden zich eraan dat Hij tijd doorbracht met mensen die zij als ‘zondaars’ beschouwden.

Misschien wekte dat volgens hen de indruk dat Hij zondig gedrag tolereerde of zelfs goedkeurde. Misschien dachten ze dat de beste manier om zondaars te helpen zich te bekeren was hen te veroordelen, bespotten en beschamen.

Toen de Heiland begreep wat de farizeeën en schriftgeleerden dachten, vertelde Hij een verhaal:

‘Welk mens onder u die honderd schapen heeft en er één van verliest, verlaat niet de negenennegentig in de woestijn en gaat achter het verlorene aan, totdat hij het vindt?

‘En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol blijdschap op zijn schouders.’

Door de eeuwen heen is deze gelijkenis vaak opgevat als een oproep aan ons om de verloren schapen terug te brengen en de hand te reiken aan hen die afgedwaald zijn. Hoewel dat zeker gepast en goed is, vraag ik me af of er niet meer achter zit.

Kan het zijn dat Jezus ons vooral iets wilde leren over het werk van de goede Herder?

Kan het zijn dat Hij getuigde van Gods liefde voor zijn eigenzinnige kinderen?

Kan het zijn dat de boodschap van de Heiland was dat God zich volledig bewust is van hen die afgedwaald zijn — en dat Hij hen zal vinden, dat Hij hen de helpende hand zal reiken, en dat Hij hen zal redden?

Als dat zo is, wat moeten de schapen dan doen om zijn goddelijke hulp te ontvangen?

Moet het schaap een ingewikkelde sextant kunnen gebruiken om zijn coördinaten te berekenen? Moet het een gps kunnen gebruiken om zijn positie te bepalen? Moet het in staat zijn om een app te maken die om hulp roept? Heeft het schaap steunbetuigingen van een sponsor nodig, voordat de goede Herder het komt redden?

Nee. Zeker niet! Het schaap is die goddelijke redding waard, gewoon omdat de goede Herder het liefheeft.

Voor mij is de gelijkenis van het verloren schaap een van de meest hoopvolle passages in de hele Schriftuur.

Onze Heiland, de goede Herder, kent ons en houdt van ons. Hij kent u en houdt van u.

Hij weet wanneer u de weg kwijt bent, Hij weet waar u bent. Hij kent uw verdriet. Uw stille smekingen. Uw angst. Uw tranen.

Het maakt niet uit hoe u bent afgedwaald — door uw eigen foute keuzes of door omstandigheden waar u geen invloed op had.

Wat telt is dat u zijn kind bent. En Hij houdt van u. Hij heeft zijn kinderen lief.

Redding van verloren schapen

Omdat Hij van u houdt, zal Hij u vinden. Hij zal u op zijn schouders leggen en Zich verheugen. En als Hij u thuisbrengt, zal Hij tegen iedereen zeggen: ‘Wees blij met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.’

Wat moeten we doen?

Maar, denkt u misschien, wat is het addertje onder het gras? Ik moet toch zeker meer doen dan alleen maar wachten op redding.

Hoewel onze liefdevolle Vader graag wil dat al zijn kinderen bij Hem terugkeren, zal Hij niemand naar de hemel dwingen. God zal ons niet tegen onze wil redden.

Dus wat moeten we dan doen?

Zijn uitnodiging is simpel:

‘Bekeer u tot Mij.’

‘Kom naar Mij toe.’

‘Nadert tot Mij en Ik zal tot u naderen.’

Zo laten we Hem zien dat we gered willen worden.

Dat vereist wat geloof. Maar wanhoop niet. Als geloof op dit moment een brug te ver is, begin dan met hoop.

Als u niet kunt zeggen dat u weet dat God er is, kunt u hopen dat Hij er is. U kunt verlangen om te geloven. Dat is genoeg om te beginnen.

Dan, terwijl u vasthoudt aan die hoop, strekt u zich uit naar uw hemelse Vader. God zal zijn liefde naar u uitstrekken, waarna zijn werk van redding en transformatie zal beginnen.

Met de tijd zult u zijn hand in uw leven gaan herkennen. U zult zijn liefde voelen. En het verlangen om in zijn licht te lopen en zijn weg te volgen zal met elke geloofsstap die u zet toenemen.

We noemen die geloofsstappen ‘gehoorzaamheid’.

Dat is vandaag de dag geen populair woord. Maar gehoorzaamheid is een dierbaar begrip in het evangelie van Jezus Christus, want we weten dat ‘door de verzoening van Christus de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie.’

Naarmate we in geloof toenemen, moeten we ook in getrouwheid toenemen. Ik heb zojuist een Duits schrijver aangehaald die rouwde om de verwoesting van Dresden. Hij schreef ook de zin: ‘Es gibt nichts Gutes, ausser: Man tut es.’ Voor diegenen die de celestiale taal niet spreken, betekent dit: ‘Er is niets goed, tenzij je het doet.’

U en ik kunnen in fraaie woorden over geestelijke dingen spreken. We kunnen indruk op mensen maken met onze scherpe intellectuele interpretatie van religieuze zaken. We kunnen enthousiast zijn over godsdienst en ‘dromen van d’hemelse woon.’ Maar als ons geloof onze leefwijze niet verandert — als onze overtuiging onze dagelijkse keuzes niet beïnvloedt — is onze godsdienst zinloos, en is ons geloof dan misschien niet dood, maar zeker niet gezond, met het gevaar dat uiteindelijk de dood intreedt.

Gehoorzaamheid is het levensbloed van geloof. Het is door gehoorzaamheid dat we licht in onze ziel krijgen.

Maar soms denk ik dat we een verkeerd beeld van gehoorzaamheid hebben. We kunnen gehoorzaamheid zien als doel op zich, in plaats van middel om een doel te bereiken. Of we slaan, figuurlijk gesproken, met de hamer van gehoorzaamheid op het ijzeren aambeeld van de geboden om zo, door constant verhitten en beuken, onze dierbaren tot heiligere, hemelse materie om te vormen.

Ongetwijfeld zijn er momenten dat een strenge oproep tot bekering op z’n plaats is. Sommigen kunnen inderdaad alleen op die manier bereikt worden.

Maar misschien kan onze gehoorzaamheid aan Gods geboden ook met een andere vergelijking uitgelegd worden. Misschien is gehoorzaamheid niet zozeer het proces van onze zielen buigen, draaien en hameren tot iets wat we niet zijn. Misschien is het juist het proces waardoor we ontdekken wie en wat we zijn.

Wij zijn geschapen door de almachtige God. Hij is onze hemelse Vader. Wij zijn letterlijk zijn geestkinderen. Wij bestaan uit bovenaardse materie, allerkostbaarst en zeer verfijnd, en daarmee dragen we de essentie van de goddelijkheid in ons.

Maar hier op aarde raken onze gedachten en daden overladen met dat wat verdorven, onheilig en onrein is. Het aardse vuil bevlekt onze ziel, waardoor we ons geboorterecht en doel makkelijker uit het oog verliezen en vergeten.

Maar dat alles verandert niet wie we echt zijn. Onze natuur blijft fundamenteel goddelijk. Op het moment dat we ervoor kiezen ons hart op onze geliefde Heiland te richten en het pad van discipelschap te betreden, gebeurt er iets wonderbaarlijks. De liefde van God vult ons hart, het licht van waarheid vult onze geest, we verlangen niet meer naar zonde, en we willen niet meer in de duisternis wandelen.

We gaan gehoorzaamheid niet meer zien als een straf, maar als een bevrijdend pad naar onze goddelijke bestemming. En stukje bij beetje vallen het verderf, het vuil en de beperkingen van deze aarde weg. Uiteindelijk openbaart zich die onschatbare, eeuwige geest van het hemelse wezen in ons, en raken we omgeven door een uitstraling van goedheid.

U bent het redden waard

Geliefde broeders en zusters, geliefde vrienden, ik getuig dat God ons ziet zoals we werkelijk zijn — en Hij vindt ons het redden waard.

U denkt misschien dat uw leven in puin ligt. Misschien heeft u gezondigd. Misschien bent u bang, boos, verdrietig, of gekweld door twijfel. Maar de goede Herder vindt zijn verloren schapen. U hoeft alleen maar uw hart op te heffen naar de Heiland van de wereld, en Hij zal u vinden.

Hij zal u redden.

Hij zal u optillen en u op zijn schouders leggen.

Hij zal u naar huis dragen.

Als aardse handen puin en ruïnes kunnen omvormen tot een prachtig gebedshuis, dan mogen we erop vertrouwen dat onze liefdevolle hemelse Vader óns kan en zal herbouwen. Het is zijn voornemen om van ons iets te maken dat veel meer is dan wat we waren — veel groter dan we ons ooit kunnen voorstellen. Met elke geloofsstap op het pad van discipelschap groeien we toe naar de eeuwige heerlijkheid en oneindige vreugde die voor ons bestemd zijn.

Dat is mijn getuigenis, mijn zegen, en mijn nederig gebed in de heilige naam van onze Meester. In de naam van Jezus Christus. Amen.