Mijn zending is mij voor eeuwig tot zegen
Ik bid dat jullie, jonge mannen en jonge vrouwen, en je ouders, zullen inzien en weten dat een zending je voor eeuwig tot zegen zal zijn.
Dank u, president Nelson, dat u die raad over een zending nogmaals onder de aandacht hebt gebracht.
Broeders en zusters, een paar jaar geleden, tijdens mijn toespraak in de algemene conferentie, verminderde plots de gezichtsscherpte in mijn linkeroog. Het bleek om maculadegeneratie te gaan, en sindsdien is het zicht in dat oog alleen maar minder geworden.
Je leert ermee leven, en ik ben sindsdien nog dankbaarder voor andere soorten zicht, met inbegrip van inzicht achteraf. Toen ik onlangs op mijn leven terugkeek, zag ik verschillende gebeurtenissen die veel gewicht in de schaal hadden gelegd. Een van die gebeurtenissen is mijn voltijdzending in Engeland, die een zegen voor mij is geweest en mijn geestelijke lot heeft gevormd.
Ik overdacht de onfortuinlijke economische gevolgen van de Grote Depressie in de jaren dertig voor mijn ouders en het hele gezin. Mijn vader moest in deze moeilijke tijd zo hard werken om zijn autobedrijf te redden en zijn gezin te onderhouden, dat mijn ouders een tijdje niet naar de kerk gingen.
Hoewel we niet als gezin naar de kerk gingen, weerhield dat mij er niet van om af en toe met mijn vrienden een kerkdienst bij te wonen.
In die jaren hield ik een zending toch wel in mijn achterhoofd, maar het was niet iets wat ik met mijn ouders besprak.
In mijn studententijd besloten een handvol vrienden en ik dat we op zending zouden gaan. Terwijl mijn ouders de stad uit waren, sprak ik met mijn bisschop en vulde ik het zendingsformulier in. Toen mijn ouders thuiskwamen, verraste ik ze met het nieuws dat ik voor een zending in Groot-Brittannië was geroepen. Ik ben ze dankbaar dat ze mijn besluit enthousiast steunden, en dat mijn vrienden mij toen een duwtje in de goede richting hebben gegeven.
Alles wat ik op mijn zending leerde, hielp me een goede echtgenoot en vader te zijn, en zakelijk succesvol te worden. Ook bereidde het mij voor op een leven lang dienen in de kerk van de Heer.
In de algemene aprilconferentie van 1985 sprak ik in de priesterschapsbijeenkomst. Ik richtte mij tot de jongemannen. Ik sprak over de voorbereiding op een zending. Ik zei: ‘Van alle trainingen die ik voor mijn kerktaken heb gevolgd, is niets belangrijker gebleken dan de training die ik als voltijdzendeling kreeg.’1
De Heer kent je. Op je zending zul je dingen meemaken die je zullen helpen om Hem beter te leren kennen. Je zult Hem dienen en zo geestelijk groeien. In zijn naam zul je opdrachten krijgen om anderen te dienen. Hij zal je ervaring laten opdoen met de ingevingen van de Heilige Geest. De Heer zal je machtigen om mensen in zijn naam te onderwijzen. Je kunt Hem laten zien dat Hij je kan vertrouwen en op je kan bouwen.
Nog geen vijf maanden geleden heb ik met ouderling Jeffrey R. Holland en ouderling Quentin L. Cook, die beiden ook een zending op de Britse eilanden vervulden, een bezoek gebracht aan de leden en zendelingen in dat prachtige land. Terwijl ik daar was, dacht ik terug aan mijn zendingstijd. Ik getuig dat ik tijdens mijn zending besefte dat mijn hemelse Vader en mijn Heiland, Jezus Christus, mij kennen en mij liefhebben.
Mij viel de zegen van twee geweldige zendingspresidenten ten deel: Selvoy J. Boyer en Stayner Richards, en hun toegewijde echtgenotes Gladys Boyer en Jane Richards. Nu zie ik eigenlijk nog duidelijker dat ze vertrouwen in mij stelden en van mij hielden. Ze leerden mij het evangelie. Ze verwachtten veel van mij. Ze gaven me veel taken en mogelijkheden tot leidinggeven die het beste van mij vergden, zodat ik kon groeien en mij kon voorbereiden op een dienend leven.
Ook gingen mijn gedachten terug naar president Spencer W. Kimball, die mij en mijn lieve vrouw, Barbara, riep om het zendingsgebied Toronto in Canada te presideren, met onze kinderen aan onze zij. President Kimball riep ons in april 1974, kort nadat hij zijn inspirerende zendingsboodschap, getiteld ‘Gaat heen in de gehele wereld’, had gebracht.2 In die boodschap legde president Kimball zijn visie op de wereldwijde verkondiging van het evangelie uit. Hij drong aan op veel meer zendelingen uit de hele wereld. Hij herinnerde ons eraan dat de Heer verwacht ‘dat iedere man […] een waarschuwende stem verheft tot de bewoners van de aarde’.3 President Kimballs lering dat er van jonge mannen wordt verwacht dat ze een zending vervullen, werd wereldwijd onderwerp van gesprek bij de leden thuis. Die verwachting is niet veranderd. Ik ben dankbaar dat president Russell M. Nelson vanochtend eveneens heeft bevestigd wat de Heer verwacht.
Het is bijna tien jaar geleden dat president Thomas S. Monson aankondigde dat de zendingsleeftijd voor jonge mannen en jonge vrouwen naar beneden werd bijgesteld.4 Volgens mij was een belangrijke reden voor deze verandering dat meer van onze jongeren de levensveranderende kans op een zending zouden krijgen.
Als apostel van de Heer Jezus Christus roep ik alle jonge mannen – en de jonge vrouwen die verlangen een zending te vervullen – op om vanaf nu met je ouders over op zending gaan te praten. Ik vraag je ook om met je vrienden over het vervullen van een zending te praten. En als een van je vrienden nog over een zending twijfelt, moedig hem dan aan om met zijn bisschop te praten.
Beloof jezelf en je hemelse Vader dat je op zending zult gaan, en dat je er vanaf nu alles aan zult doen om je hart, handen en verstand rein en waardig te houden. Ik vraag je een sterk getuigenis van het herstelde evangelie van Jezus Christus te ontwikkelen.
Tot de vaders en moeders van deze geweldige jongeren zeg ik: u speelt een belangrijke rol in dit voorbereidingsproces. Begin vandaag nog met uw kinderen over zendingswerk te praten. We weten dat het gezin de plek is waar onze jonge mannen en jonge vrouwen het beste worden voorbereid.
Als je nog van zendingsleeftijd bent, maar vanwege de pandemie of andere redenen nog niet op zending bent geweest, nodig ik je uit om nu op zending te gaan. Praat met je bisschop en bereid je voor om de Heer te dienen.
Ik roep de bisschoppen op om alle jonge mannen en jonge vrouwen die weldra de zendingsleeftijd bereiken bij hun voorbereiding te helpen. Tevens vraag ik u na te gaan welke jongeren wel de leeftijd hebben, maar nog niet op zending zijn geweest. Vraag iedere jonge man, maar ook iedere jonge vrouw die verlangt te dienen, een zending te vervullen.
We danken de zendelingen die nu op zending zijn. Je zending is door een wereldwijde pandemie getekend. Met als gevolg dat je zending zich onderscheidt van mijn zending of die van alle zendelingen die vóór 2020 een zending vervulden. Ik weet dat het niet meevalt. Maar zelfs in deze moeilijke tijden had de Heer werk voor je klaarliggen, en je doet dat geweldig goed. Zo maak je op nieuwe manieren gebruik van de technologie, om mensen te zoeken die benieuwd zijn naar het herstelde evangelie van Jezus Christus. Als je ijverig en naar je vermogen dient, weet ik dat je werkzaamheden de Heer welgevallig zijn. Ik weet dat je zending een zegen voor je is.
Als je van je zending wordt ontheven, bedenk dan dat je niet van je kerkleven wordt ontheven. Bouw verder op de goede gewoonten die je op zending hebt gekweekt, blijf je getuigenis versterken, blijf hard werken, blijf bidden en blijf gehoorzaam aan de Heer. Houd de verbonden die je hebt gesloten in ere. Blijf je naasten zegenen en dienen.
Ik bid dat jullie, jonge mannen en jonge vrouwen, en je ouders, zullen inzien en weten dat een zending je voor eeuwig tot zegen zal zijn. Mogen jullie de kracht van de uitnodiging kennen en voelen die de Heer lang geleden aan de geweldige zendingszonen van Mosiah gaf. Hij zei toen: ‘Ga uit […] en vestig mijn woord; nochtans moet u in lankmoedigheid geduldig zijn onder benauwingen, opdat u […] in Mij een goed voorbeeld zult tonen, en Ik zal u tot een werktuig in mijn handen maken tot behoud van vele zielen.’5
Moge God de jongeren van de kerk zegenen met het verlangen om zich voor te bereiden en Hem te dienen, is mijn nederige gebed in de heilige naam van de Heer Jezus Christus. Amen.